2012
Mijn alledaagse getuigenis
Maart 2012


Mijn alledaagse getuigenis

Mijn getuigenis komt door het evangelie dagelijks na te leven en niet door één wonderbaarlijke gebeurtenis.

Toen ik opgroeide, wachtte ik altijd op een wonderbaarlijk moment als bewijs voor mezelf dat ik een getuigenis had. Ik hoorde het ene verhaal na het andere over wonderbaarlijke gebeurtenissen waardoor mensen zonder twijfel wisten dat het evangelie waar is. De verhalen liepen uiteen van ontkoming aan verleiding of gevaar tot honderden mensen die door kleine en eenvoudige daden tot de kerk waren gebracht. Of momenten waarop de Schriften openvielen en antwoord gaven op de dilemma’s van het leven. Mijn lievelingsverhalen gingen over mensen die in de nacht naar huis gingen en pas de volgende dag bemerkten aan welke gevaren ze ontsnapt waren. Ik hoorde ook verhalen over wonderbaarlijke genezingen en beschermengelen. Ik kon nauwelijks wachten op mijn beurt om iets dergelijks mee te maken. Ik verwachtte dat ik engelen en lichten zou zien die mijn getuigenis van de kerk kwamen bevestigen.

Mijn ouders leerden me te bidden, naar de kerk te gaan, in de Schriften te lezen, me fatsoenlijk te kleden, een rein leven te leiden zonder wereldse invloeden, en op de Heer te vertrouwen. Ik had genoeg zelfvertrouwen om goed te leven. Ik wilde alleen kunnen aantonen dat ik een getuigenis had en dat mensen dat zouden opmerken.

Op de gezinsavond of in de zondagsschool oefenden we met zinnen als tegenwicht tegen de groepsdruk. Ik kon niet wachten om die woorden in het echt te gebruiken. Ik stelde me bijvoorbeeld voor dat ik met een clubje vrienden en vriendinnen was. Iemand kwam met alcohol op de proppen en liet de fles rondgaan. De bierfles bereikte mij en alle ogen waren op mij gericht. De druk nam zienderogen toe. Ik zou dan opstaan en zeggen: ‘Nee! Ik ben mormoon, en ik drink niet!’ Alle kinderen zouden versteld staan. Ik zou onder de grootste druk niet bezwijken. Het feestje was al snel over en een bijzonder iemand in de groep kwam me vertellen dat ik zo veel indruk op hem had gemaakt met mijn ferme standpunt, dat hij meer over mijn kerk wilde leren. Engelen zouden dan halleluja zingen en ik zou met licht worden vervuld.

Dat is echter nooit gebeurd. Niemand heeft me ooit in die verleiding gebracht. Ze kenden mijn normen kennelijk al door de manier waarop ik leefde. Tot mijn teleurstelling kwam mijn ‘moment van glorie’ maar nooit opdagen.

Maar nu weet ik dat een getuigenis niet door de verschijning van engelen hoeft te komen. Mijn getuigenis komt door het evangelie dagelijks na te leven, het getuigenis van de Heilige Geest te voelen en de eenvoudige zegeningen te genieten die uit gehoorzaamheid voortvloeien.

Ik weet wie ik ben. Ik weet dat God van me houdt. Ik weet dat de Heiland verzoening voor mijn zonden heeft gebracht. Dat is mijn getuigenis. Die kennis schenkt mij gemoedsrust.

Ik kan niet zeggen dat ik een wonderbaarlijk moment heb beleefd waarna ik wist dat de kerk waar was. Maar ik ben blij dat ik weet dat ik wel een getuigenis heb. Dus tot dat moment waarop ik engelen zal zien, ben ik tevreden met een redelijk normaal leventje en de simpele zegen dat ik weet dat het evangelie waar is.

Illustratie Annie Henrie

Afdrukken