2013
Mijn zomers bij de tempel
Juli 2013


Mijn zomers bij de tempel

De auteur woont in Utah (VS).

Mijn familie kreeg grote zegeningen door de zomervakanties te gebruiken om naar de tempel te gaan.

Foto Stockholmtempel (Zweden) Stefan Hallberg, kopiëren niet toegestaan; achtergrond en randillustratie © Thinkstock/iStockphoto

Ik ben opgegroeid in Noorwegen. De dichtstbijzijnde tempel was in het Zweedse Stockholm, een rit van acht tot tien uur. Vanzelfsprekend moesten we elke tempelreis zorgvuldig plannen. Onze ring plande elk jaar twee tempelreizen voor jongeren; meerdere wijken huurden dan samen een bus en ondernamen een weekendreisje naar de tempel. Het was leuk om samen met andere jongeren te gaan, maar wij wilden ook een keertje als gezin gaan.

Dus besloten we om een keer tijdens onze zomervakantie naar Stockholm te gaan. Het was een fijne reis, en al gauw maakten we er een gewoonte van om dit in de zomer te doen. We kampeerden dan op een camping in de buurt van de tempel. Elke ochtend stonden we vroeg op voor een doopdienst met andere Noorse families die naar de tempel gingen. Daarna speelden we op de camping voetbal en gingen we zwemmen.

Die zomers zijn voor mij nu een gewijde herinnering. We woonden niet dicht genoeg bij de tempel om er elke maand heen te gaan, maar elke keer dat we gingen, was bijzonder. En hoewel het een lange en saaie autorit was, zegende de Heer ons voor onze opoffering. Door mijn geestelijke belevenissen in de tempel ben ik van de tempel en de verordeningen gaan houden. En ze maakten de gezinsbanden hechter.

Ik herinner me vooral een keer dat ik wat opstandig was. Ik meende zoveel fouten in mijn ouders te zien en ik vond dat ze niet het recht hadden om mij te vertellen hoe ik moest leven. Hoewel ik met mijn levenswijze in aanmerking kwam om naar de tempel te gaan, trok ik mijn vaders rol als hoofd van ons gezin in twijfel. Maar toen we samen naar de tempel gingen om te dopen voor de doden en bevestigingen te doen, voelde ik een fijne geest. Toen mijn vader mij zijn handen oplegde om me namens de overledenen te bevestigen, voelde ik een geestelijke bevestiging dat hij dit met waar priesterschapsgezag deed. Daardoor besefte ik dat mijn vader misschien niet volmaakt was, maar toch een goede vader was en dat het een zegen voor me was om zijn zoon te zijn. Ik vond dat ik me moest bekeren van mijn opstandigheid en dat ik de wijsheid en liefde achter zijn vermaningen moest inzien.

Nu, vele jaren later, staan me die zomers bij de tempel nog heel goed bij. De tempel is voor mij een van de prachtige plekken in de wereld geworden, net als de wateren van Mormon voor het volk van Alma: ‘hoe liefelijk zijn zij in de ogen van hen die daar tot de kennis van hun Verlosser zijn gekomen’ (Mosiah 18:30).