2015
De Geest fluisterde mij iets in
April 2015


De Geest fluisterde mij iets in

Christina Albrecht Earhart, Washington (VS)

drawing of boys running

Illustraties Bradley H. Clark

‘Hé, jongens! Kom terug!’ riep een stem wanhopig.

Ik draaide me om en zag twee jongens van ongeveer vijf en zeven jaar met betraand gezicht over de parkeerplaats van de winkel rennen. De verkoper die ze riep, zag er bezorgd uit.

Toen ik weer op weg naar mijn auto wilde gaan, fluisterde de Geest me in: ‘Je kunt helpen.’ De influistering was zachtjes maar tegelijkertijd zo duidelijk dat ik een moment later over de parkeerplaats op de jongens afrende.

Ik trof de oudere aan bij een bruin busje. Ik liep op hem af en knielde naast hem neer.

‘Hallo. Ik ben Christina. Is alles in orde?’

Toen ik dat zei, begon hij nog harder te huilen en begroef zijn gezicht in zijn arm. De verkoper en de andere jongen voegden zich bij ons.

‘Ik denk dat ze alleen maar Frans spreken’, zei de verkoper. ‘We zagen ze verdwaald door de winkel rennen.’

Ik stelde me nogmaals aan de kinderen voor, maar nu in het Frans. Frans was mijn moedertaal, maar ik had het niet meer gesproken sinds ik als klein kind door een Engelstalig gezin was geadopteerd. Doorgaans was mijn Frans niet erg goed. Maar op dat moment klonk het niet onhandig of stijf. De woorden vormden zich duidelijk in mijn gedachten en klonken helder toen ik de jongens geruststelde.

Tussen de snikken door legde de oudere jongen in een vlotte woordenstroom uit dat zijn broer en hij hun ouders nergens in de winkel konden vinden en dat ze naar buiten waren gerend om ze te zoeken. Onder het luisteren besefte ik vaag hoe verbazingwekkend het was dat ik niet alleen vrijuit in het Frans aan het converseren was, maar dat ik tegelijkertijd zo makkelijk twee bange kinderen begreep en geruststelde.

‘Ze zijn hun ouders kwijt en willen bij hun auto op ze wachten’, zei ik tegen de verkoper. De kleine jongen gaf me de namen van zijn ouders, die ik aan de verkoper doorgaf, zodat hij ze kon omroepen. Enkele minuten later zag de jongen zijn vader uit de winkel komen, en rende hem tegemoet.

Toen ik de jongen en zijn vader tegemoet liep, merkte ik dat ik hem niet eens meer in het Frans kon begroeten. Ik probeerde vruchteloos iets te zeggen wat de jongens zouden begrijpen, maar er kwamen slechts wat willekeurige woorden uit. Uiteindelijk viel ik maar terug op het Engels en zei tegen de jongen: ‘Dag, het was prettig om kennis met je te maken.’

Toen ik de jongens bij hun ouders achterliet, had ik alleen maar een gevoel van dankbaarheid. De Heer had door mij twee van zijn kleintjes gerustgesteld. Het stemde me nederig dat de Heer mijn beperkte vaardigheden kon vergroten om zijn doelen te volbrengen. Ik was dankbaar dat ik er getuige van was geweest wat er kan gebeuren als we onze diensten aanbieden wanneer dat van ons gevraagd wordt, zelfs onder de onwaarschijnlijkste omstandigheden.