Samen naar grote hoogte stijgen
Wij, mannen en vrouwen die hun verbonden naleven, moeten elkaar opbouwen en helpen om te worden zoals de Heer wil dat wij worden.
Veel zusters hebben tegen me gezegd dat ze, naast de inspirerende toespraken, de muziek en gebeden die ons in de algemene conferentie raken, vooral genieten van de aanblik van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf wanneer ze het podium met hun eeuwige partner verlaten. En vinden we het niet allemaal fijn als algemene autoriteiten hun liefde voor hun echtgenote uiten?
President Boyd K. Packer zei over zijn vrouw, Donna: ‘Ik heb vanwege het ambt dat ik draag een plechtige plicht om de waarheid te spreken: zij is volmaakt.’1
‘Zij is het zonnetje in mijn leven’,2 zei President Dieter F. Uchtdorf over zijn vrouw, Harriet.
President Henry B. Eyring zei over zijn vrouw, Kathleen: ‘Zij is iemand bij wie ik altijd op mijn allerbest wil zijn.’3
En president Thomas S. Monson zei over zijn geliefde Frances: ‘Zij was de liefde van mijn leven, mijn vertrouwelinge en mijn beste vriendin. Te zeggen dat ik haar mis, is een uiterst ontoereikende beschrijving van mijn gevoelens.’4
Ik wil ook graag mijn liefde uiten voor mijn dierbare partner, Craig. Ik beschouw hem als een kostbaar geschenk! In mijn patriarchale zegen staat een mooie zin over mijn man met de belofte dat mijn leven en dat van mijn kinderen ‘veilig onder zijn hoede’ zullen zijn. Het is mij duidelijk dat Craig de vervulling van die belofte is. Met de woorden van Mark Twain zeg ik dat ‘het leven zonder [Craig] geen leven zou zijn.’5 Ik houd met hart en ziel van hem!
Goddelijke rollen en taken
Ik wil vandaag echtgenoten, vaders, broers, zoons en ooms eren die weten wie ze zijn en hun best doen om hun van God gekregen rol te vervullen. Die rol wordt in de proclamatie over het gezin beschreven, waaronder in rechtschapenheid presideren en in de behoeften en bescherming van hun gezin voorzien. Wees ervan verzekerd dat ik me er pijnlijk van bewust ben dat het onderwerp vaderschap, moederschap en huwelijk voor velen moeilijk is. Ik weet dat sommige kerkleden denken dat hun gezin nooit het niveau zal bereiken dat zij als ideaal beschouwen. Velen lijden als gevolg van verwaarlozing, misbruik, verslaving en onjuiste tradities en cultuur. Ik vergoelijk geenszins het gedrag van mensen die opzettelijk of zonder erbij stil te staan pijn, angst en wanhoop in hun gezin veroorzaken. Maar vandaag bespreek ik een ander onderwerp.
Ik ben ervan overtuigd dat een man nooit aantrekkelijker voor zijn vrouw is dan wanneer hij in zijn van God gekregen rol als waardig priesterschapsdrager dient — bovenal thuis. Ik geloof in deze mooie woorden van president Packer tot waardige echtgenoten en vaders: ‘U hebt de macht van het priesterschap rechtstreeks van de Heer om uw gezin te beschermen. Er zullen tijden zijn dat die macht het enige is wat als een schild tussen uw gezin en het kwaad van de boze staat.’6
Geestelijke leiders en leerkrachten in het gezin
Eerder dit jaar woonde ik de uitvaartdienst van een bijzonder man bij: oom Don, een oom van mijn man. Een van de zoons van oom Don vertelde over iets wat hij als klein kind had meegemaakt, kort nadat zijn ouders hun eerste huis hadden gekocht. Omdat vijf kinderen eten en kleren nodig hadden, was er niet genoeg geld om een hek om de tuin heen te maken. Oom Don nam zijn goddelijke rol als beschermer van zijn gezin serieus, sloeg een paar houten paaltjes in de grond, pakte wat touw en verbond het touw met de palen rondom de tuin. Toen riep hij zijn kinderen. Hij liet de palen en het touw aan ze zien en legde uit dat ze, als ze binnen dat geïmproviseerde hek bleven, veilig zouden zijn.
Op een dag zagen de huisbezoeksters die naar het huis toeliepen tot hun verbazing vijf kleine kinderen gehoorzaam achter het touw staan met een verlangende blik naar een bal die over het touw de straat op was gestuiterd. Een van de kinderen holde naar hun vader, die de bal vervolgens ging halen.
Later, tijdens de uitvaartdienst, zei de oudste zoon dat alles wat hij voor dit leven hoopte was zoals zijn vader te worden.
President Ezra Taft Benson heeft gezegd:
‘O, echtgenoten en vaders in Israël, u kunt zoveel doen voor het heil en de verhoging van uw gezin! […]
‘Denk alstublieft aan uw heilige roeping als vader in Israël — uw belangrijkste roeping voor tijd en eeuwigheid — een roeping waarvan u nooit ontheven wordt.
‘U moet een thuis helpen creëren waar de Geest van de Heer kan verblijven.’7
Die profetische woorden zijn nu zeker van toepassing.
Het moet voor verbondsmannen op zijn minst moeilijk zijn om in een wereld te leven die niet alleen hun goddelijke rol en taken kleineert, maar ook verkeerde boodschappen uitzendt over wat het betekent om een ‘echte man’ te zijn. Eén zo’n verkeerde boodschap is ‘alles draait om mij.’ Aan de andere kant wordt de vernederende en spottende boodschap uitgezonden dat we geen echtgenoten en vaders meer nodig hebben. Ik smeek u om niet naar Satans leugens te luisteren! Hij heeft het heilig voorrecht verspeeld om ooit een echtgenoot of vader te worden. Omdat hij jaloers is op hen die de heilige rol vervullen die hij nooit krijgt, is het zijn doel ‘dat alle [mannen] ongelukkig zijn, net als hijzelf!’8
Elkaar steunen en opbouwen in onze complementaire rollen
Broeders en zusters, we hebben elkaar nodig! Wij, mannen en vrouwen die hun verbonden naleven, moeten elkaar opbouwen en helpen om te worden zoals de Heer wil dat wij worden. En we moeten samenwerken om de opkomende generatie op te bouwen en te helpen, zodat zij hun goddelijk potentieel als erfgenaam van het eeuwige leven kunnen bereiken. We zouden het voorbeeld van ouderling Robert D. Hales en zijn vrouw, Mary, kunnen volgen en leven naar het motto: ‘U beurt mij op, en ik u, en samen stijgen we naar grote hoogte.’9
We weten uit de Schriften dat het ‘niet goed [is] dat de mens alleen is.’ Daarom heeft onze hemelse Vader ‘een hulp voor hem […] als iemand tegenover hem’ gemaakt.10 De zin als iemand tegenover hem betekent: een hulp die geschikt of hem waardig is, of die bij hem aansluit.11 Zo lijken onze twee handen ook veel op elkaar maar zijn niet precies hetzelfde. Eigenlijk zijn ze precies tegengesteld, maar ze vullen elkaar aan en passen bij elkaar. Als ze samenwerken, zijn ze sterker.12
In een hoofdstuk over het gezin staat in het Handboek kerkbestuur het volgende: ‘Mannelijke en vrouwelijke geesten [complementeren] elkaar wat hun aard betreft.’13 Let wel, er staat ‘complementeren’, niet ‘concurreren’! We zijn hier om elkaar te helpen en op te bouwen, en ons samen te verheugen omdat we proberen het beste uit onszelf te halen. Zuster Barbara B. Smith heeft wijselijk gezegd: ‘We worden veel gelukkiger als we van elkaars succes kunnen genieten en niet slechts van ons eigen succes.’14 Als we ernaar streven elkaar te complementeren in plaats van met elkaar te concurreren, kunnen we elkaar veel beter aanmoedigen!
Toen ik een jonge moeder was en een paar kindjes had, zong niemand aan het eind van een lange dag luiers verschonen, afwassen en terechtwijzen harder het jeugdwerkliedje ‘Papa komt thuis’15 dan ik. Het spijt me te moeten zeggen dat ik niet altijd vrolijk was als Craig na een dag hard werken binnenkwam. Hij begroette iedereen altijd met een knuffel en een kus, en maakte van moeilijke en soms rampzalige dagen een plezierige papatijd. Ik wou dat ik iets minder door de eindeloze takenlijstjes in beslag genomen was geweest en, net als hij, me wijselijk meer had gericht op wat er het meeste toe doet. Dan zou ik het werk vaker hebben laten rusten en hebben genoten van heilige gezinstijd en zou ik hem vaker bedankt hebben voor wat hij voor ons betekende.
‘Laat ons vriend’lijke woorden steeds spreken’
Niet zo lang geleden vertelde een trouwe zuster in de kerk me over een diepe zorg waarover ze al een tijdje bad. Haar zorg gold enkele zusters in de wijk. Ze zei dat ze verdrietig werd als ze merkte dat de zusters soms respectloos tegen en over hun echtgenoot spraken, zelfs waar hun kinderen bij waren. Ze vertelde dat ze er als jonge vrouw naar verlangde om met een waardig priesterschapsdrager te trouwen en een gelukkig gezin met hem te stichten, en hoe ze daar ernstig om bad. Ze was opgegroeid in een gezin waar haar moeder ‘de scepter zwaaide’ en haar vader aan haar moeders eisen toegaf om de vrede te bewaren. Ze vond dat er een betere manier van doen was. Ze had thuis geen goed voorbeeld gekregen, maar bad vurig om leiding, en de Heer zegende haar met inzicht om met haar man een thuis te scheppen waarin de Geest warm werd onthaald. Ik ben bij hen thuis geweest en kan getuigen dat het een heilige plek is.
Zusters en broeders, hoe vaak spreken wij vriendelijke woorden tegen elkaar?16
We kunnen onszelf toetsen door middel van enkele vragen. Met wat aanpassingsvermogen kunnen we deze vragen op onszelf toepassen, of we nu getrouwd of alleenstaand zijn, of wat onze thuissituatie ook is.
-
Hoe lang is het geleden dat ik mijn partner een oprecht compliment heb gegeven, hetzij onder vier ogen of in het gezelschap van onze kinderen?
-
Hoe lang is het geleden dat ik hem of haar heb bedankt, mijn liefde heb geuit of ernstig in geloof voor hem of haar heb gebeden?
-
Hoe lang geleden is het dat ik mijn mond heb gehouden toen ik iets kwetsends wilde zeggen?
-
Hoe lang is het geleden dat ik nederig mijn verontschuldigingen heb aangeboden — zonder daar ‘maar als jij niet…’ aan toe te voegen?
-
Hoe lang is het geleden dat ik besloot tevreden te zijn in plaats van mijn ‘gelijk’ te halen?
Als een van die vragen u een ongemakkelijk of misschien zelfs wel een schuldig gevoel geeft, bedenk dan dat ouderling David A. Bednar ons heeft geleerd dat ‘schuldgevoel voor de geest [is] wat pijn voor het lichaam is — een waarschuwing voor gevaar en bescherming voor nog meer schade.’17
Ik nodig u allen uit om naar de innige smeekbede van ouderling Jeffrey R. Holland te luisteren: ‘Broeders en zusters, mogen wij in dit lange, eeuwige streven om meer op onze Heiland te gaan lijken, proberen om “volmaakte mannen en vrouwen” te zijn in ten minste dit ene opzicht, namelijk door geen aanstoot te geven met onze woorden, of om het positiever te zeggen, door de taal der engelen te spreken.’18
Toen ik me op mijn toespraak voorbereidde, kreeg ik onderricht van de Geest en nam ik mezelf voor om vriendelijke woorden tegen en over mijn lieve partner te spreken, de mannen in mijn familie op te bouwen en dankbaarheid te uiten voor de manier waarop zij hun goddelijke, complementaire rol vervullen. En ik nam me voor om me het gezegde: ‘U beurt mij op, en ik u, en samen stijgen we naar grote hoogte’ eigen te maken.
Wilt u met me meedoen en om de hulp van de Heilige Geest vragen, zodat Hij ons kan leren hoe we elkaar beter kunnen opbeuren in onze complementaire rol van verbondszoon of verbondsdochter van onze hemelse Ouders?
Ik weet dat we dat door de instaatstellende kracht van de verzoening van Jezus Christus en ons geloof in Hem kunnen doen. Ik bid dat we ons vertrouwen in Hem zullen stellen, zodat we elkaar met zijn hulp kunnen steunen om gelukkig en voor eeuwig te leven en zo samen naar grote hoogte te stijgen. In de naam van Jezus Christus. Amen.