Op de verloren zoon wachten
Mogen u en ik geopenbaard krijgen hoe we het beste onze afgedwaalde dierbaren kunnen benaderen.
De Heiland Jezus Christus heeft tijdens zijn aardse bediening over zijn genezende en verlossende kracht gesproken. In Lukas 15 in het Nieuwe Testament kunnen we lezen dat Hij nota bene kritiek kreeg, omdat Hij met zondaars omging en met hen at (zie Lukas 15:2). De Heiland gebruikte die kritiek om ons allemaal te leren hoe we moeten omgaan met hen die zijn afgedwaald.
Hij reageerde op de kritiek met twee belangrijke vragen:
‘Welk mens onder u die honderd schapen heeft en er één van verliest, verlaat niet de negenennegentig in de woestijn en gaat achter het verlorene aan, totdat hij het vindt?’ (Lukas 15:4).
‘Welke vrouw, die tien penningen heeft en één penning verliest, steekt niet een lamp aan en veegt het huis en zoekt zorgvuldig, totdat zij die vindt?’ (Lukas 15:8).
Daarna vertelt de Heiland de gelijkenis van de verloren zoon. Deze gelijkenis gaat niet over honderd schapen of tien penningen, maar over een dierbare zoon die is afgedwaald. Hoe moeten we volgens deze gelijkenis reageren als een familielid afdwaalt? Wat wil Jezus ons leren?
De verloren zoon zegt tegen zijn vader dat hij zijn erfenis meteen wil hebben. Hij wil de veiligheid van de ouderlijke woning achter zich laten en een werelds leven leiden (zie Lukas 15:12–13). We zien dat de vader in de gelijkenis liefdevol reageert en de zoon zijn erfenis geeft. De vader heeft ongetwijfeld zijn uiterste best gedaan om zijn zoon ervan te overtuigen dat Hij beter thuis kan blijven. Maar als de volwassen zoon zijn beslissing eenmaal heeft genomen, laat de wijze vader hem gaan. Vervolgens toont de vader oprechte liefde. Hij kijkt toe en hij wacht af (zie Lukas 15:20).
In onze familie hebben we ook zoiets meegemaakt. Mijn twee trouwe broers, mijn lieve zus en ik zijn door voorbeeldige ouders opgevoed. We zijn thuis in het evangelie onderricht, we zijn volwassen geworden, en we zijn alle vier in de tempel aan onze huwelijkspartner verzegeld. Maar in 1994 had onze zus, Susan, wat problemen met de kerk en enkele leerstellingen. Ze werd omgepraat door mensen die kritiek hadden op de vroegere leiders van de kerk. Ze liet toe dat haar geloof in levende profeten en apostelen verminderde. Na een tijdje won haar twijfel het van haar geloof. Ze verliet de kerk. Susan heeft me toestemming gegeven om haar verhaal te vertellen, in de hoop dat anderen er iets aan hebben.
Mijn broers, ik en onze moeder, een weduwe, waren volledig ontdaan. We wisten niet goed waarom ze haar geloof de rug had toegekeerd. De keuzes van mijn zus vielen mijn moeder zwaar.
Mijn broers en ik hadden als bisschop en quorumpresident ervaren hoe fijn het is om afgedwaalde wijk- of quorumleden te helpen, doordat we de negenennegentig achterlieten en achter de verlorene aangingen. Maar onze zus voelde zich door onze aanhoudende inspanningen om haar te redden alleen maar nog meer klemgezet.
Toen we hemelse hulp inriepen om te weten hoe we haar moesten benaderen, werd ons duidelijk gemaakt dat we het voorbeeld van de vader in de gelijkenis van de verloren zoon moesten opvolgen. Susan had haar keuze gemaakt, en we moesten haar in figuurlijke zin loslaten — maar we moesten haar wel laten weten en laten voelen dat we oprecht van haar hielden. Dus met hernieuwde liefde en vriendelijkheid keken we toe en wachtten we af.
Mijn moeder bleef van haar houden en voor haar zorgen. Elke keer als mijn moeder naar de tempel ging, plaatste ze Susans naam op de gebedsrol en verloor nooit de hoop. Mijn oudere broer en zijn vrouw, die het dichtst bij Susan in Californië woonden, nodigden haar uit voor alle familiegebeurtenissen. En als Susan jarig was, nodigden ze haar uit voor een feestmaal bij hen thuis. Ze zorgden ervoor dat ze altijd met haar in contact bleven, en dat ze wist dat ze haar oprecht liefhadden.
Mijn jongere broer en zijn vrouw hielden contact met Susans kinderen in Utah; ze zorgden voor hen en hadden hen lief. Ze zorgden er voor dat haar kinderen altijd werden uitgenodigd voor familiefeestjes. En toen Susans kleindochter gedoopt wilde worden, was mijn broer er om die verordening te verrichten. Susan had ook liefdevolle huisonderwijzers en huisbezoeksters die nooit de moed opgaven.
Toen onze kinderen op zending gingen en trouwden, nodigden we Susan uit en kwam ze naar die familievieringen. We probeerden ijverig om de familiegebeurtenissen zo te regelen dat Susan en haar kinderen erbij konden zijn, en dat zij zouden weten dat we hen liefhadden en dat ze deel van de familie uitmaakten. Toen Susan aan een universiteit in Californië een academische opleiding afrondde, waren we allemaal bij de diploma-uitreiking. Hoewel we het niet eens waren met al haar keuzes, konden we haar wel liefhebben. We hielden van haar, keken toe en wachtten af.
In 2006, twaalf jaar nadat Susan de kerk had verlaten, verhuisde onze dochter Katy met haar man naar Californië, waar hij rechten ging studeren. Ze woonden in dezelfde stad als Susan. Dit jonge echtpaar riep de hulp in van hun tante Susan, en ze hielden van haar. Susan hielp met de zorg voor onze kleindochter van twee, Lucy, en hielp haar zelfs met haar avondgebed. Katy belde me op een dag op en vroeg me of Susan volgens mij ooit naar de kerk zou terugkeren. Ik zei dat ik dacht van wel, maar dat we geduldig moesten blijven. Er ging nog drie jaar voorbij, en we bleven haar liefhebben, toekijken en afwachten.
Dit weekend zes jaar geleden zaten mijn vrouw, Marcia, en ik op de voorste rij in het conferentiecentrum. Ik werd die dag als algemeen autoriteit gesteund. Marcia, die zich altijd voor de Geest openstelt, had me een briefje geschreven met de woorden: ‘Ik denk dat het tijd is dat Susan terugkomt.’ Mijn dochter Katy stelde voor dat ik Susan belde om haar te vragen of ze naar de algemene conferentie wilde kijken.
Aangemoedigd door deze twee geweldige vrouwen liep ik naar de hal en belde mijn zus. Ik kreeg haar voicemail en liet een boodschap achter met de vraag om naar de algemene conferentie te kijken. Ze kreeg mijn boodschap. Tot ons genoegen had Susan het gevoel dat ze naar alle bijeenkomsten moest kijken. Ze luisterde naar profeten en apostelen die ze vroeger had liefgehad. Ze hoorde ook namen die ze nog nooit eerder gehoord had, zoals president Uchtdorf en de ouderlingen Bednar, Cook, Christofferson en Andersen. Door die conferentie en andere hemelse ervaringen kwam mijn zus — net als de verloren zoon — tot zichzelf (zie Lukas 15:17). Door de woorden van profeten en apostelen, en door de liefde van haar familieleden, begon ze terug te keren. Na vijftien jaar was onze verloren dochter en zus gevonden. Het toekijken en afwachten was voorbij.
Susan beschrijft deze ervaring zoals Lehi in het Boek van Mormon zijn droom uitlegt. Ze had de roede van ijzer losgelaten en was in een mist van duisternis terechtgekomen (zie 1 Nephi 8:23). Ze zegt dat ze niet eens besefte dat ze verdwaald was, totdat haar geloof opnieuw was aangewakkerd door het licht van Christus, dat helder het schrille contrast vergrootte tussen wat ze in de wereld meemaakte en wat de Heer en haar familie te bieden hadden.
Er is in de afgelopen zes jaar een wonder gebeurd. Susan heeft opnieuw een getuigenis van het Boek van Mormon. Ze heeft weer een tempelaanbeveling. Ze is verordeningswerker in de tempel geweest en geeft nu de cursus evangelieleer in haar wijk. De vensters van de hemel zijn geopend voor haar kinderen en haar kleinkinderen. En hoewel er negatieve gevolgen waren, lijkt het of ze nooit weg is geweest.
Sommigen van u hebben, net als de familie Nielson, familieleden die tijdelijk zijn afgedwaald. De instructie van de Heiland aan allen die honderd schapen hebben, is de negenennegentig achter te laten om die ene te vinden en te redden. Zijn instructie aan hen die tien penningen hebben en er één verliezen, is ernaar op zoek te gaan. Als het verloren schaap uw zoon of dochter is, of uw broer of zus, en hij of zij ervoor heeft gekozen om te vertrekken, hebben wij in onze familie geleerd dat we, na alles wat wij kunnen doen, de persoon met heel ons hart moeten liefhebben. Dan kijken we toe, bidden we en wachten we op het moment dat Gods hand zich openbaart.
De belangrijkste les die de Heer me heeft geleerd, vond wellicht plaats tijdens onze gezamenlijke Schriftstudie thuis, nadat mijn zus de kerk had verlaten. Onze zoon David las uit Lukas 15 voor. Toen hij de gelijkenis van de verloren zoon voorlas, luisterde ik er anders naar dan ik ooit tevoren had gedaan. Om de een of andere reden had ik altijd meer begrip gehad voor de zoon die was thuisgebleven. Toen David die ochtend voorlas, besefte ik dat ik in sommige opzichten de verloren zoon was. Niemand van ons voldoet aan de heerlijkheid van de Vader (zie Romeinen 3:23). Niemand van ons kan zonder de verzoening van de Heiland genezen. We zijn allemaal verdwaald en moeten gevonden worden. Die dag besefte ik dat mijn zus en ik allebei de liefde en verzoening van de Heiland nodig hadden. Susan en ik bevonden ons namelijk op hetzelfde pad naar huis.
Als de Heiland in de gelijkenis zegt dat de vader zijn verloren zoon begroet, zijn dat krachtige woorden. Ze zijn volgens mij de beschrijving van onze ervaring met de Vader als we naar ons hemelse thuis terugkeren. Die woorden leren ons dat we een Vader hebben die ons liefheeft, die afwacht en toekijkt. Dit zijn de woorden van de Heiland: ‘Toen hij nog ver van hem verwijderd was, zag zijn vader hem en deze was met innerlijke ontferming bewogen en hij snelde hem tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem’ (Lukas 15:20).
Mogen u en ik geopenbaard krijgen hoe we het beste onze afgedwaalde dierbaren kunnen benaderen. Mogen wij zo nodig het geduld en de liefde van onze hemelse Vader en zijn Zoon Jezus Christus hebben, terwijl we liefdevol naar de verloren zoon uitkijken en op hem wachten. In de naam van Jezus Christus. Amen.