2015
Als jij de verantwoordelijkheid neemt
Mei 2015


Als jij de verantwoordelijkheid neemt

Laten we voorwaarts gaan door onze taken te leren kennen, de juiste beslissingen te nemen, overeenkomstig die beslissingen te handelen en de wil van de Vader te aanvaarden.

Ik was pas twaalf jaar oud toen de zendelingen voor het eerst in mijn geboortestad in het noorden van Chili kwamen prediken. Toen ik een half jaar naar de kleine gemeente was gegaan, bood een van de zendelingen me op een zondag het brood van het avondmaal aan dat hij ronddiende. Ik keek hem aan en zei zachtjes: ‘Nee, dank u.’

‘Waarom niet?’ fluisterde hij.

Ik zei: ‘Omdat ik geen lid van de kerk ben.’1

De zendeling kon zijn oren niet geloven. Zijn ogen glommen. Ik veronderstel dat hij dacht: ‘Maar deze jongeman komt elke zondag naar de kerk! Waarom is hij geen lid van de kerk?’

De volgende dag verschenen de zendelingen bij ons aan de deur. Ze wilden iedereen bij ons thuis onderwijzen. Maar aangezien de anderen geen interesse hadden, was het alleen mijn wekelijkse kerkgang van het afgelopen half jaar die de zendelingen deed besluiten om met mij verder te gaan. Uiteindelijk brak het grote moment aan waarop ik had gewacht. De zendelingen vroegen me of ik lid van de Kerk van Jezus Christus wilde worden. De zendelingen legden uit dat ik toestemming van mijn ouders nodig had omdat ik minderjarig was. Ik ging met de zendelingen naar mijn vader toe en was ervan overtuigd dat hij zou zeggen: ‘Jongen, wacht maar tot je meerderjarig bent. Dan kun je het zelf beslissen.’

Toen de zendelingen met hem spraken, bad ik vurig dat zijn hart geraakt zou worden en hij toestemming zou geven. Zijn antwoord op de vraag van de zendelingen luidde: ‘Zendelingen, ik heb mijn zoon het afgelopen half jaar elke zondag vroeg zien opstaan, hem zijn beste kleren zien aantrekken en naar de kerk zien gaan. Ik heb alleen maar een goede invloed van de kerk zien uitgaan.’ Toen sprak hij mij aan en zei tot mijn verbazing: ‘Jongen, als jij de verantwoordelijkheid neemt voor die beslissing, heb je mijn toestemming om je te laten dopen.’ Ik sloeg mijn armen om mijn vader heen, gaf hem een zoen en bedankte hem. De doopdienst was de volgende dag. Vorige week was dat belangrijke moment in mijn leven 47 jaar geleden.

Wat staat ons te doen als lid van de Kerk van Jezus Christus? President Joseph Fielding Smith heeft daarover gezegd: ‘We hebben deze twee belangrijke taken. […] Ten eerste ons eigen heil veilig te stellen; en ten tweede, onze plicht jegens onze medemens.’2

Dat zijn dus de belangrijkste taken die onze Vader ons heeft gegeven: ons eigen eeuwig heil en dat van anderen veilig stellen. Daarbij moeten we begrijpen dat eeuwig heil betekent dat we de hoogste graad van heerlijkheid bereiken die onze Vader voor zijn gehoorzame kinderen heeft voorbereid.3 Deze taken, die ons zijn toevertrouwd en die we vrijwillig hebben aanvaard, bepalen onze prioriteiten, verlangens, beslissingen en ons dagelijks gedrag.

Voor iemand die begrijpt dat we dankzij de verzoening van Jezus Christus de verhoging kunnen ingaan, is het een vorm van verdoemenis als we daar niet in slagen. Het tegenovergestelde van eeuwig heil is verdoemenis, net als falen het tegenovergestelde van succes is. President Thomas S. Monson heeft gezegd dat mensen ‘eigenlijk niet lang vrede [kunnen] hebben met de gedachte dat ze middelmatig zijn terwijl uitmuntendheid binnen hun bereik ligt.’4 Hoe kunnen we dan tevreden zijn met iets wat minder is dan de verhoging als we weten dat die verhoging binnen ons bereik ligt?

Ik wil graag vier belangrijke beginselen bespreken waarmee we onze hemelse Vader kunnen laten zien dat we verantwoordelijkheid nemen en waarmee we zijn wens inlossen, dat we zoals Hij worden.

1. Onze plicht leren kennen

Als we Gods wil moeten doen en Hem verantwoording verschuldigd zijn, moeten we allereerst zijn wil leren kennen, begrijpen, aanvaarden en naleven. De Heer heeft gezegd: ‘Welnu, laat eenieder zijn plicht leren kennen en het ambt waartoe hij is aangewezen, met alle ijver leren uitoefenen.’5 Alleen verlangen het goede te doen, is niet genoeg. We moeten ervoor zorgen dat we begrijpen wat onze hemelse Vader van ons verwacht.

In het verhaal Alice in Wonderland weet Alice niet welke weg ze moet kiezen. Dus vraagt ze aan de Kollumer Kat: ‘Kun jij me alsjeblieft vertellen welke kant ik op moet?’

De kat antwoordt: ‘Dat hangt ervan af waar je naartoe wil.’

Alice zegt dan: ‘Dat kan me niet zoveel schelen.’

‘Dan maakt het ook niet uit welke kant je opgaat’, zegt de kat.6

Wij weten echter dat het pad dat naar de boom leidt ‘waarvan de vrucht begerenswaardig was om iemand gelukkig te maken’7 — de weg ‘die naar het leven leidt’ — smal is. Er is inspanning voor nodig om de weg volgen, en ‘weinigen zijn er die hem vinden.’8

Nephi leert ons: ‘De woorden van Christus zullen u alle dingen zeggen die gij behoort te doen.’9 Daar voegt hij aan toe dat ‘de Heilige Geest […] u alle dingen zal tonen die gij behoort te doen.’10 Aldus zijn de bronnen waaruit we onze plichten kunnen leren kennen, de woorden van Christus die we bij monde van de profeten uit het heden en verleden ontvangen, en persoonlijke openbaring van de Heilige Geest.

2. De beslissing nemen

Of we nu iets over de herstelling van het evangelie leren, over een bepaald gebod, over de taken die bij een roeping horen, of over de verbonden die we in de tempel sluiten, wij moeten beslissen of we volgens die nieuwe kennis zullen handelen. Iedereen heeft de vrijheid om al dan niet heilige verbonden te sluiten, zoals de doop en de tempelverordeningen. Omdat het afleggen van een eed vroeger een onderdeel van het godsdienstige leven was, stond er in de oude wet: ‘U mag geen valse eed afleggen in mijn naam.’11 Maar in het midden des tijds verkondigde de Heiland de hogere wet over het naleven van onze verbonden toen Hij zei dat ja ja betekende en dat nee nee betekende.12 Als iemand zijn of haar woord geeft, zou dat voldoende moeten zijn om de oprechte toewijding ten opzichte van anderen te bevestigen, vooral als die ander onze hemelse Vader is. Een toezegging nakomen geeft er blijk van dat onze woorden waar en eerlijk zijn.

3. Overeenkomstig handelen

Als we eenmaal onze plicht leren kennen, en als we beslissingen nemen die bij dat leren horen, moeten we overeenkomstig handelen.

Een goed voorbeeld van hoe graag de Heiland zijn toezegging aan zijn Vader wilde nakomen, is zijn ervaring met een verlamde man, die bij Hem werd gebracht om te worden genezen. ‘En toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: Zoon, uw zonden zijn u vergeven.’13 We weten dat de verzoening van Jezus Christus van wezenlijk belang is om vergeving van onze zonden te ontvangen. Maar toen Hij de verlamde genas, had die grote gebeurtenis nog niet plaatsgevonden; het lijden van de Heiland in Gethsémané en aan het kruis had nog niet plaatsgevonden. Maar Jezus zegende de verlamde man niet alleen met de kracht om op te staan en te lopen, maar Hij schonk hem ook vergeving van zijn zonden. Dat was een onmiskenbaar teken dat Hij niet zou falen, dat Hij zijn toezegging aan de Vader zou nakomen, en dat Hij in Gethsémané en aan het kruis zou doen wat Hij had beloofd.

Het pad dat we hebben gekozen is smal. Onderweg vinden we problemen die vergen dat we geloof in Jezus Christus oefenen en ons uiterste best doen om op het pad te blijven en door te gaan. We moeten ons bekeren, en gehoorzaam en geduldig zijn, ook als we niet alle omstandigheden om ons heen begrijpen. We moeten anderen vergeven en leven naar wat we hebben geleerd en naar de keuzes die we hebben gedaan.

4. Gewillig de wil van de Vader aanvaarden

Als discipel moeten we niet alleen onze plicht leren kennen, juiste beslissingen nemen en daarnaar handelen, maar moeten we ook gewillig de wil van God aanvaarden, ook als die niet overeenstemt met onze rechtschapen verlangens en voorkeuren.

Ik ben onder de indruk van en heb bewondering voor de melaatse die bij de Heiland kwam, ‘die Hem smeekte en voor Hem op de knieën viel en tegen Hem zei: Als u wilt, kunt U mij reinigen.’14 De melaatse eiste niets, hoewel zijn verlangen waarschijnlijk rechtschapen was. Hij was gewoonweg bereid de wil van de Heer te aanvaarden.

Enkele jaren geleden werd een standvastig echtpaar waarmee ik bevriend ben uiteindelijk met een zoon gezegend, waar ze zo lang om gebeden hadden. Het huis was vervuld van vreugde en onze vrienden en hun dochter, hun enige kind op dat moment, genoten van dat pasgeboren jongetje. Op een dag gebeurde er echter iets onverwachts: het jongetje, dat pas drie jaar oud was, raakte in coma. Zodra ik dat hoorde, belde ik mijn vriend op om onze hulp in die moeilijke tijd aan te bieden. Maar ik leerde iets van zijn antwoord. Hij zei: ‘Als het de wil van de Vader is om hem tot Zich te nemen, hebben we daar vrede mee.’ In de woorden van mijn vriend klonk geen enkele vorm van beklag, opstandigheid of ongenoegen. Integendeel, ik voelde in zijn woorden alleen maar dankbaarheid jegens God dat ze even van hun zoontje hadden mogen genieten, en de bereidwilligheid om de wil van de Vader te accepteren. Enkele dagen later ging het jongetje naar zijn celestiale woning.

Laten we voorwaarts gaan door onze taken te leren kennen, de juiste beslissingen te nemen, overeenkomstig die beslissingen te handelen en de wil van de Vader te aanvaarden.

Ik ben heel dankbaar en gelukkig dat mijn vader me 47 jaar geleden die beslissing liet nemen. In de loop der tijd ben ik gaan begrijpen dat de voorwaarde die hij stelde — dat ik verantwoordelijkheid voor die beslissing nam — inhield dat ik verantwoording aan mijn hemelse Vader verschuldigd ben en aan het eeuwig heil van mezelf en anderen moet werken, zodat ik aan de verwachtingen van mijn hemelse Vader kan voldoen. Op deze hele bijzondere dag getuig ik dat God onze Vader en zijn geliefde Zoon leven. In de naam van Jezus Christus. Amen.