Howard W. Hunter: Mijn vader, de profeet
De auteur woont in Utah (VS).
Vrienden stellen me vaak twee vragen: ‘Hoe was het om de zoon van een profeet te zijn en bij zo’n bijzondere man op te groeien?’ en ‘Denk je echt dat je vader een profeet van God was?’
Ik ben van mening dat men beoordeeld wordt op dat waar men waarde aan hecht en wat men bereid is met die waarden te doen. Grootse mensen lijken consequent te doen wat vereist is om naar hun waarden te leven, zelfs als dat grote offers vergt. Mijn vader was een van die grootse mensen. Ik had het voorrecht om van hem veel opmerkelijke dingen over de ware betekenis van grootsheid te leren. Die lessen kwamen niet door wat hij me vertelde, maar door wat hij deed en wie hij was.
De volgende verhalen illustreren hoe het was om in de nabijheid van mijn vader op te groeien. Hij was advocaat, musicus, verzorger, profeet, en bovenal een man die vriendelijkheid uitstraalde en bereid was om alles voor God en zijn gezin op te geven.
Offers brengen ten behoeve van zijn gezin
Toen ik een tiener was, zat ik eens op zolder te rommelen en stuitte ik op een stapel oude dozen. Ik trof een klarinet, een saxofoon, een viool en een trompet aan. Ik vroeg mijn vader ernaar en kwam er zo achter dat hij op die en andere instrumenten gespeeld had. Hij had een band toen hij in Boise (Idaho, VS) op de middelbare school zat. Hij was een getalenteerd musicus die dol was op muziek en muziek maken. Zijn band speelde op belangrijke sociale evenementen in Boise en zelfs aan boord van een cruiseschip dat naar Azië voer. Nadat hij in 1928 naar het zuiden van Californië verhuisd was, kreeg de band een nieuwe bezetting en werd deze zeer populair.
In 1931 trouwde hij met mijn moeder, Clara Jeffs. Ze wilden graag kinderen. Hij vond dat de amusementswereld teveel van hem zou eisen wat tegen het gezinsleven dat hij voor ogen had indruiste. Op een dag stopte hij dan ook alle instrumenten in de bijbehorende koffer en borg ze op zolder op. Hij speelde er alleen nog bij zeldzame familieaangelegenheden op.
Later besefte ik pas wat voor offer hij gebracht had. In 1993 verhuisde hij van zijn woning in Salt Lake City (Utah, VS) naar een appartement in het centrum van Salt Lake City, in de buurt van zijn kantoor. Bij de verhuizing kwamen de instrumenten weer tevoorschijn. Ik vroeg hem of hij ze aan de kerk wilde schenken vanwege de belangrijke rol die ze in zijn jonge leven gespeeld hadden. Zijn antwoord verraste mij: ‘Nog niet. Ik kan ze nog niet missen.’ Mijn vader wist dat hij er nooit meer op zou spelen, maar kon er toch geen afstand van doen. Toen besefte ik pas hoe groot het offer was dat hij gebracht had.
Toewijding aan familiegeschiedenis
Toen mijn ouders getrouwd waren, was lesgeven in familiegeschiedenis een van de eerste roepingen die mijn vader kreeg. In die periode wijdde hij zich toe aan het doen van familiehistorisch werk. Op de kalender in zijn advocatenpraktijk waren veel middagen gereserveerd om voor genealogisch onderzoek naar de openbare bibliotheek in Los Angeles te gaan. Hij begon gezinslijsten van bijna twee meter lang te maken, die hij in stevige registers bond.
Mijn vader onderhield ook contact met familieleden en won gegevens in die zij bezaten. Hij stuurde honderden brieven naar zijn verwanten die hij gaandeweg ontdekte. Op onze gezinsvakanties zochten we altijd neven, nichten, tantes en ooms op. Daardoor ben ik het goede gaan inzien dat een dagje vakantiepret opofferen teweeg kan brengen.
Zijn doorzettingsvermogen als rechtenstudent
Toen ik geboren werd, was mijn vader in de wachtruimte van het ziekenhuis een studieboek over wilsbeschikkingen en testamenten aan het lezen. Hij had besloten om rechten te gaan studeren toen hij in het Los Angeles Flood Control District in het zuiden van Californië met juristen werkte. Als echte huisvader vond hij dat hij zijn gezin beter kon onderhouden als hij advocaat was. Met een vrouw, twee kinderen en een voltijdbaan wist hij echter dat naar school gaan en studeren in de avond zouden moeten gebeuren.
Toen ik later zelf rechten ging studeren, vroeg ik me af hoe mijn vader het klaargespeeld had. Ik vroeg: ‘Wanneer sliep je dan?’ Hij zei dat hij zo veel studeerde als hij kon. Als hij dan zo moe was dat hij niet meer studeren kon, ging hij drie tot vier uurtjes slapen. Dat ging vijf jaar zo door. Ik verwonderde mij over zijn doorzettingsvermogen.
Tijd voor zijn zoons
Mijn vader had een drukbezet leven, maar hij maakte toch tijd voor zijn gezin. Toen ik op scouting zat, waren we van plan om met onze groep op de Rogue River in Oregon (VS) in zelfgemaakte kajaks te gaan kajakken. Mijn vader bood zich als vrijwilliger aan om mee te gaan, hoewel kamperen en op de grond slapen niet echt iets voor hem was. We bouwden samen urenlang in de garage aan onze tweepersoonskajak.
Het duurde niet lang voor we ons op de rivier bevonden. Ik zat voorin en pa achterin. Verderop in de rivier kwamen we al snel in gevaarlijke watervallen terecht.
De neus van onze kajak dook onder aan de watervallen diep het water in en sloeg om, waarbij we allebei door het spatzeil heen de rivier in geslingerd werden. Ik kwam boven en keek of ik mijn vader kon zien, maar ik zag hem nergens. Uiteindelijk kwam hij proestend boven. We wisten de kajak weer in de juiste positie te krijgen en in te stappen. Voordat we aan land konden gaan om te kijken wat er gebeurd was, kwamen we in de volgende reeks stroomversnellingen terecht. We hadden geen tijd om de kajak de goede kant op te krijgen toen we door een kleine draaikolk rondgedraaid werden. We schoten achterwaarts en stuurloos door een lange reeks stroomversnellingen.
We kwamen die avond uiteindelijk in het kamp met de andere scouts aan. Pa vertelde ons uitgebreid over het verhaal van Job. De gebeurtenissen van die dag en het verhaal van Job maakten ons duidelijk dat het leven niet altijd makkelijk is. De volgende ochtend keerde mijn vader niet naar huis terug, maar stapte hij weer in ons bootje en gingen we verder. Die gebeurtenis heeft me geleerd wat een groot man doet als hij waarde aan zijn gezin hecht.
Voor zijn vrouw zorgen
In 1970 werd bij mijn moeder een chronische ziekte vastgesteld die de slagaderen naar haar hersenen afsloot. Zij was een bijzonder levenslustige, elegante en innemende vrouw met sprankelende ogen. Maar in de daaropvolgende dertien jaar ging haar toestand achteruit. Het was alsof je beetje bij beetje afscheid van een goede vriendin nam.
Mijn vader wierp zich op als haar primaire verzorger. Aanvankelijk bracht hij kleine offers om haar op te vrolijken en het haar naar de zin te maken. Hij bereidde haar maaltijden, zong liedjes voor haar en hield haar hand vast. Met het verstrijken van de tijd werd de zorg voor mijn moeder echter zwaarder en intensiever. Dat moet heel zwaar voor mijn vader geweest zijn.
Met de verslechtering van mijn moeders toestand werd ook mijn vaders gezondheid zorgelijker. Ik was erbij toen zijn arts hem vertelde dat mijn moeder vierentwintig uur per dag zorg in een verzorgingstehuis nodig had. Hij zou vermoedelijk het loodje leggen als hij haar de mate van zorg bleef geven die ze nodig had. En dan zou ze niemand hebben om voor haar te zorgen.
De laatste dertien maanden van mijn moeders leven zocht mijn vader haar elke dag wanneer hij niet voor de kerk op pad was in het verzorgingstehuis op. Zij herkende hem niet, maar dat maakte hem niet uit. Hij sprak met haar alsof alles in orde was. Ik zag hem wel eens van een ringconferentie in een of ander ver oord terugkomen. Hij was dan doodop. Maar het eerste wat hij bij aankomst deed, was moeder bezoeken, om haar zoveel mogelijk op te vrolijken.
Mijn vader had niet beter voor mijn moeder kunnen zorgen. Ik heb veel over opoffering geleerd door te zien hoe hij voor haar zorgde.
Offers brengen voor zijn roeping
Mijn vader was ervan doordrongen dat zijn roeping als apostel absolute prioriteit had — en terecht. Er zijn slechts enkele mannen als bijzondere getuige geroepen om leiding aan Gods werk op aarde te geven. Zij kunnen geen dag, laat staan een jaar, vrij nemen.
Zijn opdrachten vervullen was voor mijn vader zelfs belangrijker dan zijn gezondheid. Mijn vader liet het aan de Heer over om zijn lichaam te vernieuwen (zie LV 84:33). Hij vroeg eens of ik met hem naar een regionale conferentie in Parijs wilde gaan. Zijn arts achtte het raadzaam dat hij een paar dagen voor de reis zou uittrekken vanwege de aanslag die het reizen op mijn vaders gestel zou betekenen, maar we vlogen rechtstreeks naar Parijs. Ik kon mijn ogen nauwelijks openhouden, terwijl mijn vader vol energie bijeenkomsten leidde, gesprekken hield en anderen opbeurde.
Tegen het einde van zijn leven had hij vaak verschrikkelijke pijn. Ik wist niet dat het menselijk lichaam dergelijke pijn verduren kon. ‘Pa,’ vroeg ik, ‘denk je werkelijk dat we jubelden van vreugde om een lichaam te krijgen?’ Vol overtuiging antwoordde hij: ‘Ja.’ Daarna voegde hij er met enige humor aan toe: ‘Ik weet alleen niet of ze ons wel alles verteld hadden.’
Vriendelijkheid tonen
Mijn vader hechtte waarde aan vriendelijkheid. Hij sprak met het morele gezag van een vriendelijk mens. Buren, familieleden, vrienden, cliënten, collega’s en kerkleden kenden en respecteerden hem als een vriendelijk man.
Ik kan me niet heugen dat hij me als kind ooit onnodig streng of onvriendelijk behandeld heeft. Zelfs wanneer een strenge berisping wellicht op zijn plaats was, reageerde hij niet bestraffend maar behandelde hij elke situatie als een leermoment. We bespraken waarom het fout was wat ik gedaan had en wat ik eraan zou moeten doen. Dat werkte voor mij — in elk geval voor zover dat te verwachten viel.
Mijn vader was bisschop van de wijk El Sereno toen de kerk zich pas in Los Angeles (Californië) en omgeving aan het vestigen was. De wijkleden hebben het nog steeds over zijn vriendelijkheid jegens hen en hun familieleden. Op een zondag was mijn vader niet bij de priesterschapsvergadering. Iedereen vroeg zich af wat er met hem aan de hand was. Ze kwamen er later achter dat een van de priesters het moeilijk vond om op tijd voor de vergadering op te staan. Hij was zo vriendelijk om de quorumvergadering in de slaapkamer van de priester te houden.
Een van mijn vriendinnen van de middelbare school was een bijzonder persoon met veel potentieel, maar ze maakte zich na haar eerste studiejaar zorgen over de kosten om haar opleiding te vervolgen. Haar zorgen kwamen mijn vader ter ore en hij nodigde haar op zijn kantoor uit. Aan het einde van het bezoek gaf hij haar een al ingevulde cheque om haar opleiding voort te zetten.
Ik had aan de middelbare school nog een vriendin in de ring Pasadena toen mijn vader ringpresident was. Ze was aan de Brigham Young University gaan studeren. Terwijl ze namens de universiteit op reis was, raakte ze bij een vreselijk auto-ongeluk betrokken en werd ze in een ziekenhuis in Las Vegas (Nevada, VS) opgenomen. Toen mijn vader dat hoorde, reed hij 435 kilometer van Los Angeles naar Las Vegas om haar zijn liefde en steun te bieden.
Ik weet niet hoeveel vriendelijke daden als deze mijn vader nog meer verricht heeft. Hij sprak er nooit met ons of anderen over. Vriendelijke mensen doen dat doorgaans niet.
Ik kwam sommige van die vriendelijke daden te weten door brieven die hij bewaarde van mensen die hem dankbaar schreven. De volgende brief is in dat opzicht kenmerkend: ‘Uit wanhoop schreef ik over onze oudste dochter. […] U nam de tijd en was zo attent en vriendelijk om haar uit te nodigen voor een gesprek, waarbij u haar uw eigen telefoonnummer gaf. Ze was verbaasd en verrast dat u haar de moeite waard vond. Dat telefoongesprek en dat persoonlijke onderhoud waren echt een keerpunt in haar leven.’ De brief weidt verder over haar terugkeer naar de kerk, haar verzegeling in de tempel, en haar gelukkige en productieve leven uit. ‘Na het lezen van uw woorden [over vriendelijkheid, in de algemene oktoberconferentie van 1994] kreeg ik tranen in de ogen in het besef dat u al jaren doet wat u ons nu allemaal aanspoort te doen.’
Mijn vader, een profeet van God
Mijn vader geloofde in Jezus Christus. Hij maakte het voor mij gemakkelijk om ook in Christus te geloven. Ik zag wat iemand doet die in Christus gelooft en op Hem lijkt. Ik voelde de vrede, hoop en vreugde die uit een dergelijke levenswijze voortvloeien.
Nu wat de laatste vraag aangaat: ‘Denk je dat je vader echt een profeet van God was?’ Die vraag heb ik altijd gemakkelijk kunnen beantwoorden. Ik kan me geen moment in mijn vaders persoonlijke, zakelijke, kerkelijke of gezinsleven voor de geest halen dat mij eraan zou kunnen laten twijfelen dat hij daarvoor geschikt was. Maar dat is wat anders dan geloven dat hij werkelijk als Gods vertegenwoordiger voor al zijn kinderen op aarde geroepen was. Ik ben te weten gekomen dat hij een profeet van God was, niet omdat ik hem kende, zijn voorbeeld gadesloeg, of geraakt werd door wat ik hem zag doen en zeggen. Die dingen dragen er wel toe bij. Maar die kennis is mij als genadegave geschonken door dezelfde God die Hem geroepen heeft.