Bespiegelingen
Niet het wonder dat we wilden
De auteur woont in Utah (VS).
Soms bidden en bidden we om het wonder dat we willen tot onze knieën zeer doen, maar dan geeft God ons het wonder dat we nodig hebben.
Over een paar maanden zou ik afstuderen en, hopelijk, mijn eerste baby krijgen. Mijn man keek er net zo naar uit als ik om aan kinderen te beginnen.
Eén jaar, vier maanden, tientallen negatieve zwangerschapstests, vijf negatieve ovulatietests, twee ellendige maanden aan de medicijnen en duizenden tranen later hadden we geen baby en weinig hoop op een natuurlijke conceptie. Toen de dokterspraktijk ons belde met het voorstel om ons naar een gynaecoloog door te verwijzen, sloegen we dat af. We konden niet nog meer druk aan en moesten eerst tot onszelf komen. Voordat ik ophing, zei de verpleegkundige: ‘Bel ons als je een wonder beleeft.’
Wonderen zijn, tja, wonderbaarlijk. Ze komen in allerlei soorten en maten voor. Ze komen voor als we er het minst op bedacht zijn en als we ze dringend nodig hebben. En soms bidden en bidden we om het wonder dat we willen tot onze knieën zeer doen, maar dan geeft God ons het wonder dat we nodig hebben.
Lange tijd baden we wanhopig om een kind, maar de hemelen leken gesloten. Uiteindelijk beseften we dat we om het verkeerde baden. God weet welke zegeningen we nodig hebben en wanneer we ze nodig hebben. Hij ziet het hele plaatje. Wij zien alleen vandaag. We gooiden het dan ook over een andere boeg. We baden niet meer om wat we wilden, maar begonnen in plaats daarvan ‘dank U’ te zeggen.
Hemelse Vader, dank U dat u ons met elkaar gezegend hebt.
Dank U voor liefdevolle familieleden en vrienden.
Dank U voor de kinderen om ons heen van wie we kunnen genieten tot we zelf kinderen hebben.
Dank U voor artsen en de wetenschap die duidelijk maken wat er wel en niet in ons lichaam werkt.
En (nu komt het moeilijkste om te zeggen) dank U voor deze beproeving.
Dankbaar zijn voor datgene wat ons hart brak, was moeilijk, maar we wisten dat onze hemelse Vader ons liefhad. Ergens in die beproeving waren er zegeningen. We zouden de zegeningen nooit vinden als we toelieten dat de beproeving ons overmeesterde. We kozen er juist voor om dankbaar te zijn, waarna de zegeningen duidelijk werden:
We steunden meer op elkaar, vertelden elkaar meer over onze gevoelens, hielden meer van elkaar.
We stelden meer vertrouwen in de Heer en baden meer.
We kwamen dichter tot de Heiland, voelden zijn aanwezigheid meer, hadden Hem meer lief.
We voelden de liefde van familieleden en vrienden die voor ons baden.
En nadat we al die zegeningen op een rij gezet hadden, werden we door de zuiverste, heerlijkste innerlijke vrede overspoeld die je je voor kunt stellen.
Dat we op dat moment geen eigen kinderen hadden, betekende niet dat God niet om ons gaf. We moesten gewoon op zijn timing vertrouwen, en we hadden zijn vrede nodig om dat vertrouwen levend te houden. We hadden zijn vrede nodig om ons gebroken hart te helen en ons het geloof te schenken om voorwaarts te blijven gaan.
Innerlijke vrede was het wonder dat we nodig hadden — niet het wonder waar we om gesmeekt hadden, maar wel het wonder dat we het hardst nodig hadden.