Boodschappen van kerkleiders
Hoe we voorwaarts streven
Naar een toespraak gehouden aan de Brigham Young University-Hawaiï op 14 december 2013.
Voorwaarts streven impliceert meer dan gewoon voorwaarts gaan. Om in dit leven voorwaarts te gaan, moet je ernaar streven om verleidingen uit de weg te gaan, obstakels te overwinnen, je niet door twijfel en angst te laten tegenhouden, en goddelijke eigenschappen van geloof, hoop en liefde te omarmen.
Hoe streef je voorwaarts? Nephi antwoordt: ‘Daarom moet gij standvastig in Christus voorwaarts streven, met onverzwakte hoop, en met liefde voor God en alle mensen’ (2 Nephi 31:20).
Standvastig in Christus voorwaarts streven betekent geloof in Hem hebben. Het betekent Hem tot het middelpunt van je gedachten en daden maken. Als je Hem volgt, is voorwaarts streven het ultieme avontuur.
Voorwaarts streven, betekent de verleidingen en zorgen van de wereld voorblijven en de geboden nauwkeurig onderhouden. ‘Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren’ (Johannes 14:15).
Nephi voegt daaraan toe dat we door standvastigheid in Christus een volmaakt stralende hoop en liefde voor God en voor alle mensen zullen ervaren. Hoop lacht ons toe. We vinden vrede, zelfs in moeilijkheden. Door ons discipelschap kunnen we onze ware doeleinden op aarde zien. Die doeleinden draaien om onze familie, onze dierbaren en de mensen om ons heen helpen. Daarbij hoort het koninkrijk van God opbouwen, en door dat te doen, worden wij zoals we moeten worden.
Nephi zegt ons dat we voorwaarts moeten streven en ons vergasten aan de woorden van Christus. Hij zegt dat we met de gave van de Heilige Geest de taal van engelen kunnen spreken (en verstaan) (zie 2 Nephi 32:2–5). Ik ken die stem. We moeten voortdurend klaar zijn om die stem te horen.
Als je rechtschapen voorwaarts streeft, zal Jezus Christus je ‘voortleiden’ (Leer en Verbonden 78:18) en zul je met nog grotere zekerheid weten dat Hij bestaat en dat Hij van je houdt. Als je in geloof voorwaarts streeft, zal de Heilige Geest je tonen wat je moet doen (zie 2 Nephi 32:5).