Boodschappen van kerkleiders
Hoe we Christus het middelpunt van ons leven maken
Naar een toespraak op 27 januari 2009 gehouden tijdens een devotional aan de Brigham Young University–Idaho.
Jezus bereikte een volmaakte eenheid met de Vader door Zich naar het vlees en naar de geest aan de wil van de Vader te onderwerpen. Jezus heeft over zijn Vader gezegd: ‘Ik doe altijd wat Hem welgevallig is’ (zie Johannes 8:29). Omdat het de wil van de Vader was, onderwierp Jezus Zich zelfs aan de dood, waarbij ‘de wil des Zoons geheel [opging] in de wil van de Vader’ (Mosiah 15:7). Jezus trad in zijn bediening zo duidelijk en krachtig op, omdat Hij Zich onder meer voortdurend op de Vader richtte. Er was geen afleidende tweeslachtigheid in Hem.
Zo kunnen jij en ik Christus het middelpunt van ons leven maken en één met Hem worden, zoals Hij één is met de Vader (zie Johannes 17:20–23). We kunnen beginnen door alles uit ons leven weg te doen en alle elementen vervolgens met de Heiland als middelpunt op volgorde van prioriteit terug te plaatsen. We zetten dan eerst de dingen op hun plaats die ons helpen Hem altijd indachtig te zijn — regelmatig bidden, de Schriften bestuderen en overpeinzen, de leringen van de apostelen zorgvuldig bestuderen, ons wekelijks voorbereiden om waardig aan het avondmaal deel te nemen, zondagse bijeenkomsten bijwonen, en vastleggen en onthouden wat we door de Geest en onze ervaringen over het discipelschap leren. Wellicht krijg je andere gedachten die op dit punt in je leven van bijzonder belang zijn. Nadat we voldoende tijd en middelen voor deze zaken, Christus als middelpunt in ons leven plaatsen, hebben ingeruimd, voegen we daar andere taken en waardevolle zaken aan toe, voor zover onze tijd en middelen dat toelaten, zoals een opleiding, gezinstaken en een beroep. Zo sneeuwt het belangrijkste in ons leven niet onder door allerlei andere goede zaken, en krijgen minder waardevolle zaken een lagere prioriteit of verdwijnen ze helemaal uit ons leven.
Hoewel dat niet altijd makkelijk is, kunnen we voortdurend met geloof in de Heer voorwaarts streven. Ik getuig dat ons verlangen en vermogen om de Heiland altijd indachtig te zijn en te volgen in de loop der tijd zullen toenemen. We behoren daar gestaag aan te werken en altijd te bidden om het onderscheid en de goddelijke hulp die we nodig hebben (zie 2 Nephi 32:9).