2017
Ga ik dood?
February 2017


Ons thuis, ons gezin

Ga ik dood?

De auteur woont in Nevada (VS).

Ik wist niet waarom mijn zoontje plots bang was voor de dood, maar de waarheden van het evangelie gaven hem de geruststelling die hij nodig had.

Father and son fixing bike

Mijn zevenjarige zoontje trapte onstuimig op de pedalen, maar ging helemaal nergens heen. De ketting van zijn fiets was ervan afgelopen. Ik ging naar hem toe om hem te helpen. Ik zette de fiets ondersteboven, zodat ik de ketting erop kon leggen. Terwijl ik bezig was, zei hij: ‘Papa? Zal ik helemaal onder het bloed zitten als ik doodga?’

Ik keek hem ietwat onthutst aan. Hij had tranen in zijn ogen.

‘Wat? Nee!’ zei ik. ‘Je gaat niet dood.’ Ik ging op de stoeprand zitten en hij nam op mijn schoot plaats. Hij huilde tranen met tuiten. Waar kwam dit plots vandaan?

‘Zullen mijn ingewanden eruit vallen?’ vroeg hij.

Had mijn zoontje naar horrorfilms gekeken of zo? ‘Nee!’ zei ik. Ik zei nogmaals dat hij niet doodging.

‘Nee, papa. Iedereen gaat toch dood?’

Ik haalde diep adem. Ik had niet verwacht dat ik dit gesprek met zo’n jong kind zou hebben.

Toen ik vader geworden was, had ik mezelf voorgenomen dat ik de waarheid nooit voor mijn kinderen zou achterhouden, maar de gedachte een van hen te vertellen dat hij op een dag zou sterven, was afschrikwekkend. Ik probeerde zijn vraag te ontwijken. ‘Daar hoef je je nu geen zorgen om te maken’, zei ik. ‘Wees gewoon blij, amuseer je en maak je geen zorgen. Je zult nog een heel lange tijd leven.’

‘Ik wil niet doodgaan’, zei hij.

Wat moet ik nu doen? vroeg ik me af. De gedachte dat ik iets verkeerds zou zeggen en hem daarmee voor altijd zou traumatiseren, spookte door mijn hoofd. Wat moet ik doen? Ik bad in stilte om hulp.

Ik begon hem over het heilsplan te vertellen. Ik zei dat we op aarde allemaal bezoekers waren. Ik zei dat we allemaal uit twee delen bestaan: een lichaam en een geest. Ik zei dat als we doodgaan — en ja, iedereen zal op een dag doodgaan — ons lichaam gewoon stopt met werken. Onze geest is eeuwig en gaat niet dood (zie Alma 40:11).

Ik vertelde hem dat Jezus Christus onze Heiland is omdat Hij ervoor gezorgd heeft dat we allemaal samen kunnen zijn, ook al moeten we soms een tijdje afscheid nemen. Ik leerde hem dat de Heiland voor ons gestorven en opgestaan is, en dat onze geest en ons lichaam op een dag weer verenigd worden en dat we nooit meer zullen doodgaan, omdat Hij leeft (zie Alma 11:43–45).

Hij vroeg of ik al eens een dode gezien had. Ik zei dat ik van mijn grootouders afscheid genomen had tijdens hun uitvaartdienst. Ik vertelde hem dat hoewel hun lichaam dood was, hun geest leefde, en dat we soms hun aanwezigheid kunnen voelen.

Mijn zoons angsten verdwenen, en zijn gesnik maakte plaats voor zijn typische gegiechel. Het idee dat familieleden ons bezochten hoewel we ze niet kunnen zien, deed hem glimlachen.

We gingen weer naar huis en zetten de herstelde fiets in de garage. Ik dacht na over de dingen die ik gezegd had. Ik dacht na over mijn verlangen om mijn kinderen de waarheid te vertellen en over de antwoorden die ik mijn zoontje gegeven had.

Op dat ogenblik voelde ik me enorm dankbaar voor mijn getuigenis van Jezus Christus. Omdat ik wist dat het heilsplan echt is, kon ik vol vertrouwen en eerlijk met mijn zoon spreken en hem de kracht geven om zijn angsten te overwinnen.

Mijn voorbereiding op dat ogenblik begon lang voor zijn geboorte. Toen ik me op mijn zending voorbereidde, had ik me tot doel gesteld een getuigenis te krijgen van alle aspecten van het evangelie waarin ik moest onderwijzen. Het onderdeel waar ik het toen het moeilijkst mee gehad had, was de opstanding van de doden.

Ik had die bestudeerd, overpeinsd en erover gebeden. Ik had gevast en om een getuigenis gevraagd. Na een tijdje had de Heilige Geest tot me getuigd dat de opstanding echt zal plaatsvinden, dat er een leven na de dood is, en dat de beloften van het heilsplan echt uitkomen. (Zie 1 Nephi 10:19.)

Dat getuigenis was al op mijn zending belangrijk voor me. Maar het werd een gekoesterde gave toen mijn zoon gemoedsrust nodig had.

Ik ben zo dankbaar voor dat getuigenis en getuig dat het heilsplan echt werkt. Ik getuig dat het belangrijk is om ons getuigenis te sterken zodat we, als wij of onze dierbaren bang zijn, gemoedsrust uit ons getuigenis en begrip van het evangelie van Jezus Christus kunnen putten.