De geschiedenis van de kerk begrijpen door studie en geloof
In deze tijd duiden we het verleden met onvolledige stukjes geschiedenis. Bij onze studie van die stukjes moeten we onthouden dat ze niet het hele verleden omvatten.
Geschiedenis houdt veel meer in dan datums en feiten voor een toets uit het hoofd leren. Elke dag verzamelen, bewaren en delen archivarissen, bibliothecarissen en historici in de Bibliotheek voor kerkgeschiedenis documenten uit het verleden met elkaar. Daardoor leren we Gods hand in de geschiedenis van de kerk en in ons eigen leven beter onderscheiden. Willen we onze geschiedenis beter begrijpen, dan vraagt dat om een proces van leren en ontdekken dat ons getuigenis kan versterken, ons helpt twijfel weg te nemen, de beste verhalen te vertellen, ware leer te onderscheiden en onze manier van denken te verbeteren. Als we ‘kennis van geschiedenis’ verkrijgen, werken we ook mee aan ‘de behoudenis van Zion’ (LV 93:53).
Als historicus ben ik er het belang van gaan inzien dat we ons ‘door studie en ook door geloof’ (LV 88:118) in de geschiedenis verdiepen. Geloof en studie combineren we als we ons onder gebed aan de Schriften vergasten, uiteenlopende historische bronnen lezen en overdenken, verbanden tussen passages uit de Schriften en historische bronnen leggen, informatie in de juiste context plaatsen, op patronen en terugkerende thema’s letten, en er relevante lering uit trekken. Met deze werkwijze geven we geschiedkundige feiten betekenis en vinden we antwoorden op onze vragen. Met enkele beginselen in gedachte kunnen we geschiedkundige zaken beter begrijpen.
Het verleden is voorbij — er resten ons alleen nog stukjes van
Gezien vanuit het heden is het verleden zo goed als voorbij. De mensen zijn overleden; hun ervaringen zijn geëindigd. Toch blijven er stukjes uit het verleden over: brieven, dagboeken, documenten van organisaties, materiële voorwerpen. Vandaag kunnen we alleen indirect door de resterende stukjes uit het verleden leren. Er gaat altijd informatie tussen het verleden en het heden verloren. We moeten de stukken bestuderen die overblijven en onthouden dat ze niet het hele verleden omvatten.
Denk eens over het volgende voorbeeld na: Joseph Smith placht de heiligen zonder voorbereide tekst toe te spreken. Ook werd er geen audio- of video-opname gemaakt. Hoewel sommige aanwezigen wellicht notities maakten of hun bevindingen opschreven, zijn er niet veel van die notities overgebleven. We kunnen dus niet beweren dat we alles weten wat Joseph Smith ooit gezegd heeft. Maar we kunnen bijvoorbeeld wel Wilford Woodruffs notities over Josephs leerrede citeren.
Anderzijds zijn bepaalde belangrijke stukken uit de kerkgeschiedenis nog niet ontdekt. We beschikken bijvoorbeeld niet over documenten van het bezoek van Petrus, Jakobus en Johannes die net zo gedetailleerd zijn als de verslagen van het bezoek van Johannes de Doper (zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:66–75). We hebben wel documenten waaruit blijkt dat mannen van zwarte Afrikaanse afkomst het priesterschap onthouden werd, maar geen gezaghebbend document dat uitlegt waarom die praktijk ooit ontstaan is. In de geschiedkunde is het ontbreken van bewijs geen aanleiding tot twijfel. Leren over het verleden houdt in dat we zo veel mogelijk betrouwbaar en verifieerbaar bewijs trachten te vinden, en geen oordeel vellen over de delen die we vanwege gebrek aan informatie niet volledig begrijpen.
Feiten spreken niet, verhalenvertellers wel
Aangezien de resterende stukjes uit het verleden onvolledig zijn, proberen sommigen de stukjes samen te voegen om een verhaal te vertellen. De eerste verhalen werden door de betrokkenen verteld. Ze beschrijven doorgaans wat ze beleefden en waarom dat belangrijk voor hen was. Sommige betrokkenen vertelden hun verhaal bij verschillende gelegenheden aan verschillende toehoorders. Sommige gebeurtenissen zetten vele betrokkenen ertoe aan om iets over hun beleving te vertellen. Andere gebeurtenissen raakten in de vergetelheid totdat een latere belevenis ze in herinnering riep.
Verhalen worden om allerlei redenen door anderen verzameld en doorverteld — om een publiek te vermaken, een product te verkopen, de publieke opinie te beïnvloeden of veranderingen voor elkaar te krijgen. Elk verhaal wordt een interpretatie van het verleden, op feitelijke stukjes gefundeerd en door het geheugen, de belangen en de doeleinden van de verteller ingekleurd. Verhalen over het verleden zijn dan ook onvolledig en soms tegenstrijdig. We moeten altijd voor ogen houden wie de verhalen vertellen, hoe ze die vertellen en waarom ze die vertellen.
Joseph Smith gaf een voorbeeld van hoe we verhalenvertellers en feiten moeten beoordelen. In 1838 merkte hij op dat er al ‘vele geruchten […] door boosaardige en arglistige mensen in omloop [waren] gebracht in verband met het ontstaan en de ontwikkeling van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen’. Daarom werd hij ertoe gebracht een geschiedenis te schrijven, teneinde ‘allen die waarheid zoeken de feiten voor te leggen, zoals die plaats hebben gevonden, zowel met betrekking tot mijzelf als tot de kerk, voor zover ik over zulke feiten beschik’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:1). Niet alle verhalen over Joseph Smith zijn van gelijke waarde of even juist. Verhalen verteld door personen die nauwer bij de gebeurtenissen betrokken waren, zijn wellicht betrouwbaarder. De beste verhalen gebruiken alle beschikbare stukjes geschiedenis en houden rekening met de gezichtspunten van de bronnen.
Het verleden verschilt van het heden (en daar is niets mis mee)
Achter de stukjes geschiedenis en de daarbij horende verhalen ontdekken we mensen, plaatsen, ervaringen en tradities die anders zijn dan de onze. Wetenschappelijke, technologische en culturele veranderingen zorgen ervoor dat ervaringen rondom geboorte, eten, reizen, feestdagen, hygiëne, daten, geneeskunde en dood anders beleefd worden. Politieke en economische systemen die onderling verschillen, maken dat ervaringen met onderwijs, keuzes, vrijheid en mogelijkheden ook verschillend zijn. Vroeger dacht men anders over werk, gezin, openbare diensten, en de rol en status van vrouwen en minderheden dan wij nu doen. Elk aspect van het leven van de mens op aarde ondergaat in de loop van de tijd grote en kleine veranderingen.
Vanuit ons perspectief in het heden komt Joseph Smiths gebruik van een zienersteen om het Boek van Mormon te vertalen bijvoorbeeld heel anders over. In zijn tijd geloofden veel mensen echter dat tastbare voorwerpen gebruikt konden worden om goddelijke boodschappen te ontvangen. Die opvattingen waren ten dele op Bijbelse verhalen gebaseerd waarin voorwerpen voor goddelijke doeleinden gebruikt werden (zie Numeri 17:1–10; 2 Koningen 5; Johannes 9:6). Een openbaring aan Joseph aangaande het stichten van de kerk gaf aan dat God ‘hem macht uit den hoge [gaf], door de middelen die van tevoren waren bereid, om het Boek van Mormon te vertalen’ (LV 20:8). Hoewel die ‘middelen’ een zienersteen plus de Urim en Tummim omvatten, kunnen wij nog steeds de leerstellige boodschap ontwaren ‘dat God inderdaad mensen inspireert en hen tot zijn heilige werk roept […] in deze tijd […]; waardoor Hij aantoont dat Hij dezelfde God is, gisteren, heden en voor eeuwig’ (LV 20:11–12).
Hedendaagse veronderstellingen vertekenen het verleden
Omdat het verleden anders is dan onze tijd, moeten wij er goed op letten geen aannames over het verleden op basis van onze huidige ideeën en normen en waarden te doen. We kunnen er niet van uitgaan dat mensen in het verleden net zo waren als wij, of dat ze onze cultuur of opvattingen op waarde zouden schatten. We kunnen er niet van uitgaan dat we tegenwoordig alles weten, dat we elke bron gelezen hebben of dat ons huidige begrip van het verleden nooit zal veranderen. Vaak zijn zogenaamde problemen met het verleden niet meer dan onterechte veronderstellingen in het heden.
Zo heeft Joseph Smith ooit verklaard: ‘Ik heb u nooit gezegd, dat ik volmaakt was.’1 Als we in de veronderstelling verkeren dat profeten nooit fouten maken, kunnen we van slag raken als we erachter komen dat Joseph er weleens naast zat. Om dit probleem ‘uit de wereld te helpen’, moeten we niet koppig volhouden dat Joseph volmaakt was en evenmin de kerk van misleiding betichten. In plaats daarvan kunnen we Josephs menselijkheid erkennen en hem in de context van andere Schriftuurlijke verhalen over profeten zien. Op die manier stellen we onze aannames bij en zien we in dat alle profeten mens zijn en dus met zwakheden behept zijn. We kunnen dankbaar zijn dat God met ieder van ons geduldig handelt. Soms hebben we er moeite mee de fouten in onze eigen manier van denken toe te geven. Dat maakt het onnodig moeilijk om de geschiedenis te begrijpen.
Geschiedenis bestuderen vergt nederigheid
Als we een stukje geschiedenis tegenkomen dat onvolledig, open voor interpretatie en anders is dan wij verondersteld hadden, moeten wij ons ‘vertrouwen [stellen] in die Geest die ertoe beweegt […] ootmoedig te wandelen’ (LV 11:12). Vanuit ons huidige perspectief weten wij uiteraard meer over de afloop van het verleden dan de betrokkenen destijds. Anderzijds weten wij veel minder over hoe zij het een en ander destijds beleefd hebben. De mensen die in het verleden leefden, behoorden tot hun eigen tijd, plaats en omstandigheden. Willen we voor die verschillen naastenliefde opbrengen en voor hun ervaringen empathie hebben, dan moeten we eerst nederig naar onze eigen beperkingen kijken. Het vergt nederigheid om mensen in het verleden niet naar onze maatstaven te oordelen. Het vergt nederigheid om toe te geven dat we niet alles weten, om geduldig op meer antwoorden te wachten en om te blijven leren. Als we nieuwe bronnen ontdekken die nieuw licht op zaken werpen die we dachten te weten, vergt het nederigheid om ons inzicht bij te stellen.