Boodschap van de gebiedsleiding
Heere, naar wie zullen wij heen gaan?
Na de wonderbaarlijke spijziging van de vijfduizend gaf Jezus de prachtige rede over het brood des levens. Hij merkte op dat velen Hem niet volgden vanwege zijn boodschap ‘maar omdat u van de broden gegeten hebt en verzadigd bent.’ 1 Daarom legde Hij uit dat Hij het ware brood des levens was, en dat stoffelijke zegeningen in dit leven, zelfs als ze die door een wonder ontvingen, hen niet zouden redden: ‘Uw vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn en zij zijn gestorven.’ 2
De impact van zijn boodschap was dat ‘van toen af […] velen van Zijn discipelen zich terug[trokken] en […] niet meer met Hem mee[gingen].’ 3
Jezus zag dit, keek naar de twaalf die bij Hem waren en vroeg: ‘Wilt u ook niet weggaan?’ Petrus voelde zich aangesproken, trad naar voren en bracht ieders gevoelens onder woorden toen hij uitriep: ‘Heere, naar wie zullen wij heen gaan? U hebt woorden van eeuwig leven.’ 4
Wij hebben allemaal moeilijkheden meegemaakt en zullen er nog meer meemaken, waarbij onze verwachtingen dan niet met onze werkelijke omstandigheden overeenkomen.
Er zullen tijden zijn waarin u zich misschien moe, teleurgesteld, ontmoedigd of leeg voelt. En misschien deken we weleens, net als zij vanouds: ‘God dienen is nutteloos! Wat voor nut heeft het dat wij onze taak ten behoeve van Hem vervullen en dat wij in het zwart gaan voor het aangezicht van de Heere van de legermachten?’ 5
Op zulke momenten knielen we neer en smeken we:
‘Waar is een toevluchtsoord?
Waar is verlichting
als het verstand’lijk woord geen uitkomst meer biedt,
als, met geloof verflauwd, zoekend naar richting,
ik mij afzijdig houd
met mijn verdriet?’ 6
Ik deel met u enkele beginselen. Als we die goed begrijpen, houden we het leven beter vol terwijl we naar betere tijden uitzien.
Het doel van dit leven. President Russell M. Nelson heeft ons eraan herinnerd dat ‘de vreugde die we voelen […] weinig te maken [heeft] met onze omstandigheden in het leven en alles met waar we ons in het leven op richten.’ 7
Houd in gedachte dat deze aarde waarop wij wonen, voor ons geschapen en voorbereid is om het heilsplan uit te voeren: ‘En wij zullen hen hiermee beproeven om te zien of zij alles zullen doen wat de Heer, hun God, hun ook zal gebieden’, 8 ook in moeilijke omstandigheden. Aan de andere kant legde de Heer aan de profeet Joseph Smith uit: ‘Al deze dingen [zullen] u ondervinding geven en [zullen] voor uw bestwil zijn.’ 9 Beproevingen zijn van nature moeilijk. Als we dat begrijpen, gaan we inzien dat er niets mis met ons is, maar dat we bezig zijn het doel te bereiken waarvoor we hier zijn gekomen.
Spring nooit middenin een storm uit een boot. Stel u even voor dat u op een boot bent die zich midden op de oceaan in een storm bevindt. Stel u voor dat ‘de stormwinden woeden! Onstuimig is ’t bandloos tij! De lucht is zo dreigend en donker, geen haven of hulp nabij.’ 10 Ik weet zeker dat er allerlei gedachten en gevoelens bij u zouden opkomen, maar uit de boot springen zou daar niet bij zijn. De boot van het evangelie zal ons te midden van onze levensstormen altijd beschermen.
Houd vast aan het geloof en de kennis die u al hebt. Koning Benjamin spoorde ons aan om in God te geloven, te geloven dat Hij alle wijsheid en alle macht heeft, en te geloven dat ‘de mens niet alle dingen doorgrondt die de Heer kan doorgronden.’ 11 In zekere zin zou begrip van onze beperkte kennis deel van ons getuigenis moeten uitmaken.
Het feit dat we geen direct antwoord hebben op alle vragen die in dit leven in ons opkomen, is een deel van deze sterfelijke ervaring. ‘Houd [daarom] vast aan wat je al weet en wees sterk totdat er meer kennis komt.’ 12
Wat we weten is belangrijker en krachtiger dan wat we misschien nog niet helemaal begrijpen.
Het is mijn gebed dat wij, door ons aan deze beginselen vast te houden, net als Petrus bij herhaling zullen zeggen: ‘Heere, naar wie zullen wij heen gaan? U hebt woorden van eeuwig leven.’ 13