De wind hield nooit op met waaien
Wij kunnen anderen vooruitgang helpen maken op hun reis om Gods zegeningen te ontvangen.
In 2015 deden 62 leden van de J. Reuben Clark Law Society in de Braziliaanse staat Pernambuco samen met het Openbaar Ministerie onderzoek naar de juridische problemen van bewoners van vier verschillende verpleeghuizen. Op zaterdag interviewden deze advocaten vijf uur lang meer dan tweehonderd bewoners één voor één die door de samenleving vergeten waren.
Tijdens hun interviews ontdekten ze verschillende misdrijven tegen de bejaarde bewoners, zoals verwaarlozing, mishandeling en verduistering van geld. De zorg voor armen en behoeftigen is een belangrijke prioriteit van deze vereniging. Slechts twee maanden later diende de openbare aanklager met succes een aanklacht in tegen de verantwoordelijke partijen.
Hun hulp is een uitstekend voorbeeld van de leer van koning Benjamin, ‘dat wanneer u in dienst van uw medemensen bent, u louter in dienst van uw God bent’.
Een bewoonster die ik tijdens het pro-bonoproject zelf heb gesproken, was Lúcia, een goedhartige 93-jarige vrouw. Uit dankbaarheid voor onze diensten riep ze gekscherend uit: ‘Wil je met me trouwen?’
Verbaasd antwoordde ik: ‘Ziet u die mooie jonge vrouw daar? Dat is mijn vrouw en de openbare aanklager.’
Ze reageerde snel met: ‘En dan? Ze is jong, mooi en kan makkelijk hertrouwen. Jij bent mijn enige optie!’
Op die dag werden niet alle problemen van die geweldige bewoners opgelost. Ze bleven ongetwijfeld zo nu en dan ontberingen ondervinden, net zoals de Jaredieten in hun boten op de zware tocht naar het beloofde land, die ‘in de diepten van de zee werden begraven wegens de huizenhoge golven die zich over hen uitstortten’.
Maar die zaterdag wisten de bewoners van het verpleeghuis dat ze ongeacht hun aardse anonimiteit persoonlijk werden erkend door hun liefdevolle hemelse Vader, die zelfs de eenvoudigste gebeden beantwoordt.
De Here God liet ‘een geweldige wind’ waaien om de Jaredieten naar beloofde zegeningen te brengen. Evenzo kunnen wij besluiten om een nederige windvlaag in de handen van de Heer te zijn. Net als de wind ‘nooit ophield te waaien’ om de Jaredieten naar het beloofde land te brengen, kunnen wij anderen vooruitgang helpen maken op hun reis om Gods zegeningen te ontvangen.
Toen mijn lieve vrouw, Chris, en ik een paar jaar geleden een gesprek hadden over mijn roeping als bisschop, vroeg onze ringpresident of ik onder gebed wilde nadenken wie mijn raadgevers moesten worden. Toen hij de namen hoorde, zei hij dat ik een aantal dingen over een van de broeders moest weten.
Ten eerste kon deze broeder niet lezen. Ten tweede had hij geen auto om leden te bezoeken. Ten derde droeg hij altijd een zonnebril in de kerk. Ondanks de oprechte zorgen van de president, had ik sterk het gevoel dat ik hem als raadgever moest aanbevelen, en de ringpresident steunde me daarin.
De zondag dat mijn raadgevers en ik in de avondmaalsdienst ter steunverlening werden voorgesteld, was de verbazing bij de leden overduidelijk. Deze dierbare broeder baande zich langzaam een weg naar het podium, waar het licht van de lampen fel op zijn zonnebril weerkaatste.
Toen hij naast me zat, vroeg ik hem: ‘Broeder, heb je problemen met je gezichtsvermogen?’
‘Nee’, zei hij.
‘Waarom draag je dan een zonnebril in de kerk?’ vroeg ik. ‘Beste vriend, de leden moeten je ogen kunnen zien, en je moet hen beter kunnen zien.’
Op dat moment deed hij zijn zonnebril af, die hij sindsdien nooit meer in de kerk heeft gedragen.
Deze dierbare broeder is tot mijn ontheffing mijn raadgever geweest. Ook nu dient hij trouw in de kerk en hij is een voorbeeld van trouw en toewijding aan de Heer Jezus Christus. Toch was hij jaren geleden een onbekende met een zonnebril, die vergeten in de kapel zat. Ik vraag me vaak af hoeveel trouwe broeders en zusters onder ons tegenwoordig worden vergeten.
Of we nu bekend of vergeten zijn, het is onvermijdelijk dat we beproevingen op ons pad krijgen. Als we ons tot de Heiland wenden, kan Hij onze ‘ellende voor [ons] welzijn heiligen’ en ons helpen om zo met onze beproevingen om te gaan dat we geestelijk vooruitgang maken. Of het nu om bewoners van een verpleeghuis, een verongelijkt kerklid of iemand anders gaat, wij kunnen de wind zijn die nooit ophoudt te waaien, hoop brengen en anderen naar het verbondspad leiden.
Onze dierbare profeet, president Russell M. Nelson, heeft de jeugd een boeiende, inspirerende uitnodiging gegeven: ‘Ik [bevestig] nadrukkelijk dat de Heer iedere waardige jongeman die daartoe in staat is, vraagt zich voor te bereiden en op zending te gaan. Voor jongemannen in de kerk is op zending gaan een priesterschapstaak. […] Voor jullie, jonge zusters die daartoe in staat zijn, is een zending ook een krachtige, maar optionele mogelijkheid.’
Elke dag geven duizenden jonge mannen en vrouwen gehoor aan de profetische oproep van de Heer om als zendeling te dienen. Jullie zijn geweldig. President Nelson heeft gezegd dat ‘jullie meer invloed op de wereld [kunnen] hebben dan alle voorgaande generaties!’ Dat betekent natuurlijk niet dat je de beste versie van jezelf zult zijn zodra je het opleidingscentrum voor zendelingen binnenstapt.
Daarentegen voel je je misschien net als Nephi, en werd je ‘door de Geest geleid, van tevoren niet wetende wat [je] moest doen. Niettemin ging [je] verder.’
Misschien voel je je net zo onzeker als Jeremia en wil je zeggen: ‘Ik kan niet spreken, want ik ben nog maar een jongen.’
Misschien ben je je bewust van je eigen tekortkomingen en wil je net als Mozes uitroepen: ‘Och Heere, ik ben geen man van veel woorden […] want ik spreek onduidelijk en moeizaam.’
Als iemand onder jullie, geliefde en machtige jonge mannen en vrouwen, zo’n gedachte heeft, onthoud dan dat de Heer het volgende heeft geantwoord: ‘Zeg niet: ik ben nog maar een jongen, want overal waarheen Ik u zenden zal, zult u gaan.’ En Hij belooft: ‘Ga, Ik zal Zelf met uw mond zijn, en u leren wat u spreken moet.’
De transformatie van je natuurlijke naar je geestelijke ik zal ‘regel op regel […] voorschrift op voorschrift’ plaatsvinden als je je oprecht inspant om Jezus Christus in het zendingsveld te dienen, door dagelijkse bekering, geloof, exacte gehoorzaamheid en hard werken om ‘voortdurend te zoeken, bekering te prediken en bekeerlingen te dopen’.
Hoewel je een naambordje draagt, voel je je soms misschien onzichtbaar of vergeten. Maar weet dat je een volmaakte hemelse Vader hebt die jou kent, en een Verlosser die van jou houdt. Je zult zendingsleiders hebben die je, ondanks hun onvolmaaktheden, zullen dienen als ‘de wind [die] nooit ophield te waaien’ en je zullen begeleiden op jouw pad van persoonlijke bekering.
In het ‘land dat overvloeit van melk en honing’ waar je je zending zult volbrengen, zul je geestelijk herboren worden en een levenslange discipel van Jezus Christus worden door dichter tot Hem te komen. Je kunt te weten komen dat je nooit vergeten wordt.
Hoewel sommigen ‘lange tijd’ op hulp moeten wachten, omdat er ‘geen mens’ is die kan helpen, heeft de Heer Jezus Christus gezegd dat niemand ooit door Hem vergeten zal worden. Integendeel, Hij was een volmaakt voorbeeld van altijd de enkeling opzoeken.
Net als de mensen om ons heen kampen wij met onze eigen stormen van tegenspoed en golven van beproeving die ons dagelijks overspoelen. Maar ‘de wind [zal nooit ophouden] te waaien in de richting van het beloofde land; en aldus [worden wij] voor de wind voortgedreven’.
Ieder van ons kan deel uitmaken van die wind – dezelfde wind die de Jaredieten op hun reis tot zegen was, en dezelfde wind die mensen die miskend en vergeten zijn zal zegenen om hun eigen beloofde land te bereiken.
Ik getuig dat Jezus Christus onze Voorspraak bij de Vader is. Hij is een levende God die ons als een sterke wind altijd op het verbondspad zal leiden. In de naam van Jezus Christus. Amen.