2005
Ouderling David A. Bednar: voortgaan in de kracht van de Heer ouderling Henry B. Eyring
Maart 2005


Ouderling David A. Bednar: voortgaan in de kracht van de Heer ouderling Henry B. Eyring

Tijdens zijn eerste conferentietoespraak als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen onderwees ouderling David Allan Bednar uit de Schriften en gaf hij zijn getuigenis van de Heiland. Zijn woorden tonen duidelijk aan welke bron hij zijn rustige stoutmoedigheid in het werk van de Heer en zijn opmerkelijke vaardigheid om anderen te leiden ontleent. Hij zei dat we door de genade van de Heer, door geloof in de verzoening van Jezus Christus en door bekering van onze zonden, de kracht en de hulp kunnen ontvangen om goede werken te verrichten die onze eigen vaardigheid te boven gaan. Ouderling Bednar beloofde: ‘In de kracht van de Heer kunnen wij alles doen en doorstaan en overwinnen.’1

Door zijn geloof in de macht van de verzoening heeft hij het vertrouwen ontwikkeld dat hij de kracht zal ontvangen om alles te doen wat de Heer van hem verwacht. En door zijn geloof geeft hij datzelfde vertrouwen aan de mensen die hij onderwijst en leidt. Door dat geloof in wat er allemaal mogelijk is voor hem en anderen, voel je in zijn tegenwoordigheid een optimisme en energie die aanstekelijk zijn.

Gezinsleven

De drie zoons van ouderling Bednar, die nu volwassen zijn en studeren, beschrijven de invloed van hun vader. Zijn zoon Michael zegt: ‘Het lijkt wel of geloof alle angst uit mijn vader heeft verdreven. Hij is altijd optimistisch. Wat er ook verkeerd gaat, hij zegt altijd: “Het komt wel goed.” Toen ik het op zending moeilijk had, zei hij dat ik hard moest werken en dat ik dan ook succes zou hebben. En toen ik succes begon te krijgen, herinnerde hij me eraan dat het van God afkomstig was en dat ik het niet zelf had verdiend.’

Zijn zoon Eric beschrijft het geloof van zijn vader als volgt: ‘Hij heeft zich altijd tot de ware bronnen gewend: de woorden van de profeten en de Schriften. Hij is doortastend, maar hij luistert wel. Hij stelt geïnspireerde vragen en luistert dan naar het antwoord, en dan stelt hij nog een geïnspireerde vraag. Toen ik een jaar of veertien was, sprak hij met mij alsof hij een tempelaanbevelingsgesprek met me had. Hij vroeg me of ik president Ezra Taft Benson steunde. Ik zei dat ik dat deed. Na een korte stilte vroeg hij: “Welke woorden van president Benson heb je onlangs gelezen?”’ Eric en zijn broers hebben nog steeds iets aan de lessen die zij leerden als gevolg van dergelijke geïnspireerde vragen.

Jeffrey, de jongste van de drie zoons, zegt: ‘Vanaf dat ik klein was, heeft mijn vader me geleerd om doelen te stellen en geloof te oefenen.’ En ook: ‘Ik wil dat de mensen weten dat hij een gewone man is die door de kracht van de Heer tot uitzonderlijke prestaties in staat is. Hij is een levend getuigenis van de activerende kracht van de verzoening.’ 2

Zuster Bednar zegt over haar man: ‘Mensen die hem goed kennen, zeggen dat hij taai maar teder is. Hij is bekwaam en barmhartig. Hij is gedreven, maar ook opmerkzaam. Hij is trouw en onbevreesd. Hij heeft de vaardigheid om te leiden en de wijsheid om te volgen.’

Net als zijn zoons is ouderling Bednar in zijn jeugd enorm door het gezinsleven beïnvloed. Hij is op 15 juni 1952 in Oakland (Californië) geboren. Zijn moeder, Lavina Whitney Bednar, stamde van de pioniers af, was een getrouw lid van de kerk. Ouderling Bednar beschrijft haar en haar geloof met een enkel woord: ‘Standvastigheid.’ Zijn vader, Anthony George Bednar, was een vaardig instrumentmaker en gieter. Hij was geen lid van de kerk, hoewel hij regelmatig met zijn zoon naar de kerk ging, met activiteiten in de kerk hielp en zijn zoon steunde toen voor David de tijd was aangebroken om op zending te gaan.

Gedurende zijn jeugd en zelfs vanuit het zendingsveld vroeg ouderling Bednar zijn vader altijd: ‘Pa, wanneer gaat u zich laten dopen?’ Het antwoord luidde steevast: ‘Ik word lid van deze kerk als ik weet dat het de juiste beslissing is.’ Jaren later, na zijn zending en nadat hij getrouwd was en ver van huis woonde, belde zijn vader hem op een woensdag op en vroeg: ‘Wat doe jij zaterdag? Kun je hierheen (Californië) komen om mij te dopen?’ Ouderling Bednar doopte, bevestigde en ordende zijn vader. Over dat telefoontje en het verzoek van zijn vader zegt hij: ‘Ik geloof oprecht dat ik daarom geboren ben. Niet om hem onderricht te geven, maar om hem te begeleiden terwijl hij over het herstelde evangelie leerde.’ 3

David Bednar werd geroepen om in Duitsland op zending te gaan. Binnen een jaar werd hij geroepen als assistent van de zendingspresident. Na zijn zending ging hij terug naar de Brigham Young University waar hij Susan Kae Robinson ontmoette, die in het stadje Afton (Wyoming) was opgegroeid. Zij komt uit een familie die actief in de kerk was en bestond uit leiders in de gemeenschap. Haar vader was directeur van een bank en bisschop. David en Susan zijn in 1975 in de Salt Laketempel getrouwd.

Tijdens zijn conferentietoespraak zei ouderling Bednar over zijn vrouw: ‘Susan, mijn vrouw, is een deugdzame vrouw en een rechtschapen moeder. Het is niet moeilijk om die reinheid en goedheid van haar gezicht af te lezen. Ik heb haar lief en waardeer haar meer dan ik kan zeggen.’4

Leerkracht en leider

Zuster Bednar studeerde in 1974 af aan de BYU, en ouderling Bednar haalde zijn kandidaatsdiploma in 1976 en zijn mastersdiploma in 1977 aan de BYU. In 1980 behaalde hij zijn doctorsgraad aan de Purdue University en kreeg hij een baan aangeboden aan de handelsfaculteit van de University of Arkansas in Fayetteville. In 1982 werd hij op dertigjarige leeftijd als raadgever in het ringpresidium geroepen. Hij is ook werkzaam geweest als bisschop, president van de ring Fort Smith (Arkansas), president van de ring Rogers Arkansas, en vervolgens als regionaal vertegenwoordiger en later als gebiedszeventiger.

Veel van dat werk heeft hij verricht terwijl hij en Susan drie jonge jongens moesten opvoeden, en hij een grote bijdrage moest leveren op zijn werk aan de University of Arkansas. Doyle Z. Williams, faculteitsvoorzitter van de handelsfaculteit aan de University of Arkansas, beschrijft de bijdrage die ouderling Bednar heeft geleverd niet aan de hand van de functies die hij heeft bekleed of de onderscheidingen die hij heeft ontvangen — en dat waren er veel — maar aan de hand van zijn persoonlijke invloed: ‘David Bednar maakte deel uit van ons leidersteam. Hij verscherpte onze visie. Hij straalde altijd veel enthousiasme uit voor de studenten en hij hielp graag andere mensen. Hij kwam altijd met een gezond verstand en met mededogen naar onze vergaderingen. Hij inspireerde zijn collega’s en studenten door zijn voorbeeld, en hij werd hooggeacht.’

Decaan Williams, die geen lid van de kerk is, zag een krachtige invloed op anderen, die ook werd opgemerkt door Jerry Abram, de raadgever van president Bednar in een uitgestrekte ring in Arkansas. Broeder Abram beschrijft zijn indruk als volgt: ‘We reisden samen gemiddeld 3.200 kilometer per maand, dus ik heb hem goed leren kennen. Hij riep mijn vrouw als ZHV-presidente van de ring en stelde mijn dochter aan toen ze naar Engeland op zending vertrok. Ook sprak hij krachtig en meelevend op de begrafenis van haar tweelingzus. Onze dochter was 17 toen zij en twee vriendinnen in een tragisch auto- ongeluk omkwamen. De begrafenis was pijnlijk, maar ouderling Bednar maakte het dragelijk. Hij stond in die moeilijke tijd naast ons. Na de begrafenis schreef ik in mijn dagboek dat hij de meest geestelijke en barmhartige man was die ik ooit had ontmoet.’

Broeder Abram zegt verder: ‘De sterke aanwezigheid van heiligen der laatste dagen in dit gedeelte van Arkansas is ongetwijfeld een gevolg van de inspanning, de ijver en het leiderschap van ouderling Bednar. Een van zijn stokpaardjes was alle leden van de ring aanmoedigen om hun Schriften mee te nemen naar iedere bijeenkomst. Als hij merkte dat wij onze Schriften niet bij ons hadden, moedigde hij ons aan om beter ons best te doen.’

Zijn eigen vertrouwen op de Schriften en zijn leringen over de belangrijkheid ervan kwamen tijdens zijn dienstbetoon altijd duidelijk naar voren. Ouderling Bednar herinnert zich: ‘Tijdens de opleiding voor mijn zending gingen we in de Salt Laketempel naar de zaal waar de plechtige bijeenkomsten gehouden worden. President Harold B. Lee was daar om de vragen van zo’n driehonderd zendelingen te beantwoorden. Hij stond daar in zijn witte kostuum, met zijn witte Schriften in zijn hand. Hij beantwoordde iedere vraag uit de Schriften, of hij zei: “Dat weet ik niet.” Ik zat daar en dacht dat ik nooit in staat zou zijn om de Schriften te kennen zoals hij, maar ik stelde me een doel om de Schriften in mijn onderricht net zo te gebruiken als ik president Harold B. Lee had zien doen. Dat verlangen is de oorsprong van al mijn schriftstudie.’

Als leider heeft hij geprobeerd om dat verlangen bij anderen op te wekken. Hij herinnert zich dat hij in 1987 bisschop in Fayetteville (Arkansas) was. ‘Ik ging op een zondag naar het jeugdwerk’, zegt hij. ‘Ze hadden me uitgenodigd. Ik besloot om rode bretels te dragen. Ik dacht dat ik ze misschien als aanschouwelijk onderwijs kon gebruiken. Dus toen ik het jeugdwerklokaal inliep, deed ik mijn jasje uit en zei: “Nou, jongens en meisjes, de bisschop heeft deze rode bretels. Wat is de overeenkomst tussen de Schriften en mijn bretels?” Een jongetje stak zijn hand op en zei: “De Schriften zorgen ervoor dat ons geloof in Jezus niet afzwakt en uw bretels zorgen ervoor dat uw broek niet afzakt.” Ik zei: “Dat is helemaal waar.” De jongetjes in de wijk begonnen rode bretels te dragen, en de meisjes een rode strik in het haar.

‘Mijn vader was iemand die in zijn werk gereedschap nodig had, en hij had ook altijd gereedschap bij zich. Het lijkt mij dat de Schriften het gereedschap van de leden van De Kerk van Jezus Christus zijn en dat we die tijdens diensten en vergaderingen altijd bij ons moeten hebben. Toen ik ringpresident werd, begonnen we het gebruik van de Schriften te stimuleren, om ons eraan te herinneren dat we ons geloof in stand kunnen houden als we ze gebruiken.’

Jaren nadat ouderling Bednar Arkansas verliet, was er een man in een ring op het platteland van Idaho die een priesterschapsgesprek had. Hij had Schriften bij zich die behoorlijk versleten waren. Hij zag dat de algemeen autoriteit met wie hij het gesprek had, nieuwsgierig naar zijn Schriften keek, die hij zo behoedzaam vasthield. Hij glimlachte, hield zijn Schriften op en zei: ‘Toen ik jong was, zat ik in Arkansas in het leger. Ik woonde in de ring van president Bednar. Ik voel me beter als ik mijn Schriften bij me heb.’

Universiteitspresident in veranderende tijden

In 1997 werd David A. Bednar aangesteld als president van Ricks College in Rexburg (Idaho). In die tijd was dat het grootste particuliere college voor kandidaten in de Verenigde Staten, met 8.500 studenten. Tijdens zijn eerste vergadering met het personeel en de medewerkers van de faculteit zei hij: ‘Ik ben nog nooit eerder president van een universiteit geweest, en ik weet niet precies wat ik moet doen. Maar ik weet wel iets van lesgeven, en ik hoop dat dat fundament een goed begin zal zijn.’5

Toen hij de universiteit begon te leiden, begon hij ook les te geven, en daar is hij nooit mee opgehouden. Ieder semester gaf hij een klas godsdienstonderwijs. Hij en zijn vrouw hebben studenten bij hen thuis uitgenodigd om gezinsavond te houden, waar hij ze uit de Schriften onderwees en geïnspireerde vragen stelde. In de jaren dat ze in Rexburg woonden, hebben zo’n 35 duizend studenten dergelijke avonden bijgewoond.

In juni 2000 kreeg president Bednar te horen dat er was besloten om van het tweejarige leerplan op Rick College een vierjarig leerplan te maken, onder de naam Brigham Young University—Idaho. Op 10 augustus 2001 werd Ricks College officieel BYU—Idaho. Binnen drie jaar, in de zomer van 2004, kon de universiteit aankondigen dat het de nodige academische erkenning had gekregen. Die belangrijke prestatie is tot stand gebracht zonder dat die verandering op voorhand was aangekondigd.

President Bednar heeft niet alleen de nodige veranderingen aangebracht om na vierjarige opleidingen academische titels te kunnen uitreiken, maar de nieuwe universiteit werd een uniek educatief experiment. Het is een innoverend opleidingsinstituut waar geloof in het evangelie van Jezus Christus centraal staat.

Het traditionele studiejaar, waarin studenten in het najaar beginnen en het jaar in de lente afsluiten, werd vervangen. Een student kan nu ieder semester van het jaar beginnen. Dat is gedaan om ervoor te zorgen dat de universiteit het hele jaar door vol is. Daardoor kunnen er meer studenten worden toegelaten. Aangezien het studieschema nu het hele jaar doorloopt, kunnen studenten ieder semester stage lopen en zijn ze niet alleen op de zomervakantie aangewezen.

Er zijn ook geen academische rangen en standen op de faculteit. Daardoor kan alle aandacht aan de studenten worden besteed en niet aan traditionele standen en prestige. Er worden ook geen sportwedstrijden tegen andere instellingen gespeeld. Die zijn vervangen door een activiteitenprogramma waaraan alle studenten kunnen deelnemen en zich met elkaar kunnen meten op sociaal, leidinggevend, artistiek en sportief gebied.

Er moesten nieuwe leerplannen worden ontwikkeld, er moest personeel worden aangenomen en er moest gebouwd worden om de universiteit uit te breiden. President Bednar besloot om zoveel mogelijk personeelsleden en faculteitsleden erbij te betrekken. Ze moesten mee veranderingen doorvoeren die ingrijpende en vaak moeilijke aanpassingen in hun eigen leven inhielden.

President Bednar beschrijft de ervaring als volgt: ‘Er zijn maar weinig dingen die me zo ernstig en vaak op mijn knieën hebben gekregen als de aankondiging van president Hinckley dat Ricks College Brigham Young University—Idaho zou worden.

‘De avond voor de aankondiging vroeg een collega: “President, bent u bang?” Voor zover ik me kan herinneren antwoordde ik: “Als we deze omschakeling geheel op eigen ervaring en naar eigen inzicht tot stand zouden moeten brengen, dan zou ik doodsbang zijn. Maar we krijgen hulp uit de hemel, en omdat we weten wie er aan het roer staat, staan we er niet alleen voor. Nee, ik ben niet bang.”’

President Bednar zei verder: ‘Ik heb geleerd dat het visioen van president Hinckley over de toekomst van BYU—Idaho niet zozeer om een tweejarige of vierjarige opleiding gaat. Het gaat evenmin om academische rangen en standen of sportprestaties. En het gaat niet om een naamsverandering. Deze aankondiging gaat om geloof — geloof in de toekomst. Gezien alle veranderingen die in relatief korte tijd op deze universiteit hebben plaatsgevonden, getuig ik dat er wonderen zijn gebeurd, openbaringen zijn ontvangen, en deuren zijn geopend. We zijn individueel en als universiteit bijzonder gezegend. Dit is een tijd om nooit te vergeten.’

Robert Wilkes die als vice-president nauw met president Bednar heeft samengewerkt, en die nu tijdelijk de functie van president van BYU—Idaho waarneemt, beschrijft hoe president Bednar leiding heeft gegeven aan die veranderingen: ‘Er was moed voor nodig. Hij kreeg van enkele mensen bijzonder veel tegenstand, maar hij heeft sommigen overtuigd en hij is geduldig gebleven met de mensen die het verleden niet konden loslaten.

‘Hij schetste onmiddellijk een beeld van verandering. Hij wankelde nooit. De mensen wisten dat hij de profeet en de raad van beheer volledig trouw was. Maar zij wisten ook dat hij eventuele problemen kordaat en toegewijd aan de raad zou voorleggen. Omdat hij zo duidelijk in de pas liep, werd het voor anderen moeilijk om af te wijken.

‘Hij gaf duidelijk aan dat hij verwachtte dat de betrokkenen de veranderingen zouden verwelkomen. Door te verkondigen dat grote veranderingen “regel op regel, voorschrift op voorschrift” tot stand komen wist hij steun te verwerven.6 Hij erkende ook de invloed van de studenten. Een onderdeel van zijn visie bestond erin dat studenten medestudenten zouden leren. Hij betrok de studenten er in zo’n ruime mate bij dat zij het waren die in veel gevallen faculteitsmedewerkers en personeelsleden ertoe konden overhalen om bepaalde elementen van de overgang tot BYU—Idaho te aanvaarden.

‘Hij was kwistig met complimenten geven — zowel in het openbaar als onder vier ogen. Hij legde altijd de verbinding tussen de veranderingen en het grotere goed van de kerk door erop te wijzen in welke opzichten BYU—Idaho mede het koninkrijk kan opbouwen. Hij begreep en verkondigde dat de veranderingen studenten naar de school zouden brengen die daar anders geen kans toe zouden krijgen. Het leek wel of hij iedere ervaring als een mogelijkheid zag om geestelijk inzicht te krijgen.’

Ouderling Bednar is zo buitengewoon vanwege zijn bereidheid om iedereen erbij te betrekken en erop te vertrouwen dat iedereen waardevolle ideeën kan aandragen. Betty Oldham, zijn secretaresse, heeft dat van dichtbij meegemaakt. Zij zegt over president Bednar: ‘Hij is nooit bang om anderen de leiding te geven. Hoewel hij duidelijk de richting en de doelen bepaalt, geeft hij de mensen met leidinggevende taken de kans om uit te blinken.

‘Hij overziet het grote geheel, maar bemoeit zich niet met alle details. Hij heeft ons geleerd dat we als rentmeesters moeten handelen en dat niet alles voorgekauwd hoeft te worden. En hij heeft ons alle kans gegeven om die vrijheid te benutten. Bij hem heeft iedereen een stem en is iedereen vrij om zijn eigen ideeën en mening te uiten, ook als die volledig indruisen tegen de algemene opvatting. Niemand voelt zich ooit ongemakkelijk over wat hij of zij te zeggen heeft. Het beginsel overleggen in raadsvergaderingen heeft op de universiteit een hele nieuwe dimensie gekregen. Hij heeft me altijd het gevoel gegeven dat mijn mening gewaardeerd wordt.’

Zulk leiderschap heeft een gezin verenigd en de kerk in Arkansas sterker gemaakt. Een kleine universiteit is een volwaardige universiteit geworden, en de mensen die daar studeren en werken zijn tot een hoger niveau opgetild.

De grote vaardigheid van ouderling Bednar om anderen op te bouwen, en zijn moed om te doen wat de Heer van hem verwacht, komen voort uit zijn getuigenis van Jezus Christus. Hij heeft de prijs betaald van gebed, schriftstudie en persoonlijke beproeving om als bijzondere getuige van de Heiland in aanmerking te komen. Hij hoeft geen gewoonten te veranderen om gehoor te kunnen geven aan zijn roeping tot apostel. Zijn leven zelf getuigt ervan dat de woorden die hij aan het eind van zijn eerste conferentietoespraak sprak, waar zijn: ‘Ik ga daar waarheen de Heer en de leiders van zijn kerk mij zenden, ik zal doen wat zij willen dat ik doe, ik zal spreken wat zij mij te spreken geven, en ik zal ernaar streven om zo te worden als van mij verwacht wordt. Ik weet dat u en ik in de kracht van de Heer en door zijn genade alles tot stand kunnen brengen.’7

NOTEN

  1. ‘De kracht van de Heer’, Liahona , november 2004, p. 77.

  2. Geciteerd in Zach Gibson, ‘Elder Bednar’s Son Shares Thoughts, Memories’, Daily Universe, 26 oktober 2004, p. 6.

  3. Zie Steve Moser, ‘I’m a Teacher Who Is Now a College President’, Summit (1997), pp. 9–10.

  4. Liahona, november 2004, p. 78.

  5. Geciteerd in Summit (1997), p. 9.

  6. Zie 2 Nephi 28:30.

  7. Liahona, november 2004, p. 78.