2007
Het kostuum
Januari 2007


Het kostuum

Het was vlak voor Kerstmis en ik wist dat ik spullen had die andere mensen konden gebruiken. Kamer voor kamer ging ik door het huis heen en vond allerlei spullen die we aan Deseret Industries konden geven. In onze slaapkamer aangekomen, deden mijn man en ik onze kast open en keken we naar onze kleding.

‘Ik heb deze keer niet zoveel’, zei ik. ‘Jij wel?’

David legde enkele overhemden op een stapel en vond enkele schoenen die hij niet meer droeg.

‘En dit kostuum?’ vroeg hij. Ik had het jaren geleden samen met hem uitgezocht voor een sollicitatiegesprek. Het zag er nog gloednieuw uit.

‘Wat vind je, schat? Het past me niet meer.’

‘Maar het is nog zo nieuw’, zei ik.

‘Ik heb echt het gevoel dat we het weg moeten doen’, zei David. Hij haalde het uit de kast.

Hoe mooi ik het kostuum ook vond, hij had nog een ander pak. En toen hij het aantrok, kon ik zien dat het hem nauwelijks meer paste. Ik legde het voorzichtig op de stapel kleding om weg te geven, maar ik had een vreemd gevoel. Er zat me iets dwars. Het kostuum hoorde niet bij de stapel, en dat wist ik.

David ging door zijn stropdassen heen. Hij was meedogenloos. Hij haalde er verscheidene uit de kast en legde ze op het kostuum. Maar dat zat me ook niet lekker.

Het kostuum op de stapel hield me zelfs uit mijn slaap. Ik vroeg me af wat er met me aan de hand was: ik maakte me zorgen om een kostuum dat niet meer paste en enkele oude stropdassen.

De volgende ochtend keek ik naar de stapel kleren. Ik kreeg opnieuw een sterk gevoel dat het kostuum er niet bij hoorde. Ik haalde het van de stapel af en legde het op het bed met enkele stropdassen. Nadat ik alles in enkele zakken had gedaan, keek ik opnieuw naar het kostuum. ‘Voor wie is het?’ Ik wist het niet.

Ik knielde naast mijn bed neer om te bidden. Ik liep naar mijn bureau en probeerde na te denken. Mijn man en ik waren verantwoordelijk voor de jongvolwassenen in onze wijk, dus we wisten wie de volgende zendeling uit onze wijk was. Maar die zou voorlopig nog niet weggaan. En hij had een vaste baan, dus hij zou wel een nieuw kostuum kunnen kopen. Ik belde mijn bisschop, maar kreeg zijn antwoordapparaat.

Toen werd er aangebeld. Ik was verbaasd toen ik de deur opendeed.

‘Hallo, zuster Ries’, zeiden de zendelingen uit onze wijk met een glimlach.

Er liep een koude rilling over mijn rug. ‘Ongelofelijk’, kon ik alleen maar zeggen. ‘Blijf alsjeblieft even staan. Ik ben zo terug.’

Opgewonden rende ik de trap op terwijl de zendelingen om mijn vreemde reactie moesten lachen. Ik was zo blij toen ik met het kostuum naar beneden liep.

‘Ik heb hier een kostuum’, zei ik. ‘Het is maat 48.’ Ik keek hoopvol naar een van de zendelingen.

Het gezicht van de zendeling straalde. ‘Ik heb maat 48’, zei hij. Hij zag er vertederd uit. ‘Mijn ouders en ik hebben gebeden dat ik een kostuum zou vinden om mijn zending in af te maken. Ik heb niet veel tijd meer over, en ik heb dit pak helemaal afgedragen.’

De trouwe zendeling nam het kostuum en de stropdassen als gave van onze hemelse Vader in ontvangst. Toen ik de deur had dichtgedaan, ging ik weer naar mijn slaapkamer om neer te knielen en mijn hemelse Vader te bedanken voor de liefde die Hij voor zijn kinderen heeft. Hij luistert altijd naar onze gebeden.

Afdrukken