2007
Opgebouwd worden en zich tezamen verblijden
Januari 2007


Opgebouwd worden en zich tezamen verblijden

Afbeelding

Wij verzoeken u de volgende vragen en antwoorden uit de Schriften te overwegen:

Waardoor werden de rovers van Gadianton vernietigd?

‘En het geschiedde dat de Lamanieten jacht maakten op de bende rovers van Gadianton; en zij predikten het woord Gods onder het goddelooste deel van hen, zodat die bende rovers onder de Lamanieten volkomen vernietigd werd’ (Helaman 6:37).

Waardoor kunnen wij beschermd worden tegen de brandende pijlen van de tegenstander?

‘En wie ook naar het woord Gods luisterden en zich eraan vasthielden, zouden nimmer verloren gaan; evenmin konden de verzoekingen en brandende pijlen van de tegenstander hen overweldigen en verblinden om hen weg te voeren naar de ondergang’ (1 Nephi 15:24).

Waardoor worden wij meer beïnvloed dan door de dreiging van dood of oorlog?

‘En nu, daar de prediking van het woord het volk er dikwijls toe bewoog te doen wat rechtvaardig was — ja, het had een krachtiger uitwerking op het gemoed van het volk gehad dan het zwaard of iets anders wat hun was overkomen — daarom achtte Alma het raadzaam dat zij het met de kracht van het woord Gods probeerden’ (Alma 31:5).

Waardoor zullen wij ons tezamen verblijden?

‘Daarom begrijpen hij die predikt en hij die ontvangt elkaar en beiden worden opgebouwd en verblijden zich tezamen’ (LV 50:22).

Het is interessant dat het antwoord op al deze vragen ‘de kracht van het woord Gods’ is. Daardoor kunnen we onze kinderen beschermen en de grote beproevingen in de laatste dagen overwinnen — in ons eigen leven, in ons gezin en in de wereld.

Hoe kunnen we door de kracht van het woord Gods de beschikbare zegeningen ontvangen? Persoonlijke studie is uiteraard erg belangrijk. Maar we krijgen ook grote kracht als we het woord door de Geest ontvangen en verkondigen. Op die manier worden we ‘opgebouwd en verblijden [we] ons tezamen’.

Door de Geest ontvangen

Hoewel de meeste aandacht op de rol van de leerkracht wordt gevestigd, moeten we ook zorgvuldig de rol van de leerlingen onder de loep nemen.

Toen ik enkele jaren geleden als gebiedszeventiger werkzaam was, bezocht ik op een zondag met de plaatselijke zendingspresident bijeenkomsten op verschillende locaties. Toen we naar de laatste bijeenkomst reden, waren we allebei moe. We hadden bijna vijfhonderd kilometer gereden en verscheidene toespraken gehouden. De bijeenkomst begon en we namen dezelfde punten door als tijdens de andere bijeenkomsten.

Maar toen we spraken, gebeurde er iets bijzonders. De Geest was sterk aanwezig, en onze leringen bereikten gedurende de hele bijeenkomst een nieuw peil. Later zeiden we tegen elkaar: ‘Dat was geweldig! Dat was de beste bijeenkomst van de dag!’

Wat was het verschil? Wij hadden niets anders gedaan. Wij waren niet plotseling beter, welsprekender of geestelijker. Wij waren zelfs wat vermoeider door de drukke dag. We hadden dezelfde onderwerpen behandeld als tijdens de andere bijeenkomsten.

Toen we erover spraken, realiseerden we ons dat de mensen die de laatste bijeenkomst hadden bijgewoond nederiger en geestelijk beter voorbereid waren geweest. Daarom waren ze ontvankelijker en hadden ze een groter verlangen naar het woord. Daarom kon de Heer ons beter gebruiken om hen tot zegen te zijn. Het succes van die bijeenkomst ging meer om hen dan om ons.

Sindsdien heb ik talloze voorbeelden van dat beginsel gezien. Maar het komt nergens duidelijker tot uitdrukking dan in de aardse bediening van de Heiland. In het boek Matteüs lezen we dat toen de Heiland ‘in zijn vaderstad gekomen’ was, deed Hij ‘daar niet vele krachten wegens hun ongeloof’ (Matteüs 13:54, 58). We kunnen Moroni bijna op de achtergrond horen zeggen: ‘Daarom spoor ik u aan de macht Gods niet te verloochenen; want Hij werkt door macht, volgens het geloof der mensenkinderen, dezelfde heden en morgen en voor eeuwig’ (Moroni 10:7; cursivering toegevoegd).

Mag ik u vragen wat dit beginsel voor u betekent met betrekking tot uw kansen om grote geestelijke ervaringen te hebben in een klas of tijdens de avondmaalsdienst op zondag. Hoe kunt u een omgeving creëren waarin de Geest u kan bijbrengen wat u moet weten? Als u een les of de avondmaalsdienst saai vindt, zegt dat dan meer over de leerkracht, of over u?

Luister naar de reactie van president Spencer W. Kimball (1895–1985) toen iemand hem vroeg: ‘Wat doet u als u een saaie avondmaalsdienst bijwoont?’ President Kimball dacht even na en antwoordde toen: ‘Dat weet ik niet, ik heb nog nooit een saaie dienst bijgewoond.’1 In zijn jarenlange kerkervaring heeft president Kimball ongetwijfeld veel bijeenkomsten bijgewoond waar mensen hun toespraak voorlazen, monotoon praatten of over reisverslagen in plaats van leerstellingen spraken. Maar president Kimball leerde ons dat hij niet naar de avondmaalsdienst ging om vermaakt te worden, maar om de Heer te aanbidden, zijn verbonden te hernieuwen en uit de hemel onderricht te worden. Wanneer hij er met een open hart naartoe ging, met een verlangen om ‘door het goede woord Gods’ gevoed te worden (Moroni 6:4) en in zijn hart een gebed voor de sprekers — in plaats van een oordeel — leerde hij door middel van de Geest wat hij moest doen om een goede, getrouwe discipel te zijn. President Kimball leerde ons om door de Geest onderricht te worden.

In de Leer en Verbonden spreekt de Heer over onderwijzen en leren door de Geest:

‘Voorwaar, Ik zeg u: Wie door Mij geordend en uitgezonden is om het woord der waarheid te prediken door de Trooster, in de Geest der waarheid, predikt hij door de Geest der waarheid of op een andere wijze?

‘En indien het op een andere wijze gebeurt, is het niet van God.

‘En voorts, wie het woord der waarheid ontvangt, ontvangt hij het door de Geest der waarheid of op een andere wijze?

‘Indien het op een andere wijze gebeurt, is het niet van God.

‘Daarom, hoe komt het dat gij niet kunt begrijpen en weten dat wie het woord door de Geest der waarheid ontvangt, het ontvangt zoals het door de Geest der waarheid gepredikt wordt?

‘Daarom begrijpen hij die predikt en hij die ontvangt elkaar en beiden worden opgebouwd en verblijden zich tezamen’ (LV 50:17–22).

Let op dat Hij zegt dat als we op een andere wijze dan door de Geest onderwijzen of leren, dat niet van God is. Alleen de Geest kent al onze gedachten, gevoelens en behoeften. Alleen Hij kan ons specifiek en persoonlijk op de hoogte stellen van wat we moeten weten, gebaseerd op Gods volmaakte wijsheid.

Als we onderricht worden, mogen we niet verwachten dat we voortdurend vermaakt, emotioneel gestimuleerd of gevoerd worden. We moeten actief en met een gebed in ons hart naar inspiratie van de Geest streven zodat we onze eigen unieke uitdagingen het hoofd kunnen bieden. Of de leerkracht nu een instituutsleerkracht met twintig jaar ervaring is of een loodgieter die pas lid van de kerk is geworden en nog nooit voor een klas heeft gestaan, het mag weinig invloed hebben op de kwaliteit van onze studie. Petrus was visser; Joseph Smith is niet veel verder dan groep vijf gekomen. We moeten door de Geest onderricht worden, en of we die Geest kunnen ontvangen is helemaal onze eigen verantwoordelijkheid.

Zoeken en vragen

Dus hoe kunnen we de Geest ontvangen? Ik wil graag twee suggesties opperen: verantwoordelijkheid voor ons onderricht aanvaarden en ernstig vragen stellen.

De eerste suggestie staat in Alma: ‘Indien gij uw vermogens wilt opwekken en wakker schudden, ja, om mijn woorden te beproeven, en een sprankje geloof wilt oefenen — ja, al kunt gij niet meer doen dan verlangen te geloven — laat dat verlangen dan in u werken totdat gij zó gelooft dat gij plaats kunt inruimen voor een deel van mijn woorden’ (Alma 32:27).

Wij kunnen ons niet achteloos ten opzichte van evangelieonderricht opstellen en verwachten dat we het woord zullen ontvangen. We moeten onze ‘vermogens (…) opwekken en wakker schudden’. We moeten zijn woorden ‘beproeven’. We moeten geloof oefenen. Wij moeten een verlangen hebben om te geloven. We moeten dat verlangen in ons laten werken en plaats inruimen ‘voor een deel van [zijn] woorden’. U ziet dat Alma niet een houding beschrijft van ‘zondags naar de kerk gaan om door de leerkracht vermaakt te worden’. Hij leert ons dat we voor onze eigen studie verantwoordelijk zijn, en geloof moeten hebben om de kracht van het woord Gods te ontvangen.

De tweede suggestie staat in Jakobus — met name de heilige woorden waardoor Joseph Smith geïnspireerd werd om naar het heilige bos te gaan:

‘Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden.

‘Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt’ (Jakobus 1:5–6).

De Heer zegt voortdurend dat we moeten vragen, zoeken en kloppen, met de goddelijke belofte dat we zullen ontvangen, vinden en dat de deur van openbaring opengedaan zal worden. Vol geloof vragen stellen is de weg die de Heer ons heeft gegeven om de leiding van de Geest te kunnen ontvangen. Laten we even stilstaan bij enkele van de vele vragen die Joseph had toen hij de woorden in Jakobus had gelezen:

‘Te midden van deze woordenstrijd en botsende meningen vroeg ik me vaak af: Wat staat mij te doen? Welke van al deze groeperingen heeft gelijk, of hebben ze allemaal ongelijk? Als er één gelijk heeft, welke is dat dan en hoe kom ik dat te weten?’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:10.)

De woorden van Jakobus troffen zijn hart (Geschiedenis van Joseph Smith 1:12), juist omdat hij zoveel vragen had.

Wat voor vragen kunnen we dan stellen? Stel u voor dat u een zondagsschoolles bijwoont die over deze teksten in Jakobus gaat. Als u zich op de les voorbereidt — of als u tijdens de les over deze teksten nadenkt — kunnen vragen als de volgende bij u opkomen:

  • Wie was Jakobus? Door wat voor vragen of omstandigheden is dit gedeelte tot stand gekomen?

  • Wat is wijsheid?

  • Wat betekent het om ‘in geloof’ te bidden?

  • Is het mogelijk om zonder te twijfelen vragen te stellen over zaken die ik niet begrijp? Wat houdt het in als ik twijfel? Wanneer en waarom twijfel ik? Wat kan ik doen om ervoor te zorgen dat ik niet twijfel?

  • In wat voor omstandigheden voel ik me ‘aangedreven’ en ‘opgejaagd’? Wat kan ik van die momenten leren om in geloof te vragen?

  • Wat voor leerstellingen en beginselen worden er in deze teksten behandeld? Waar in de Schriften worden deze beginselen nog meer behandeld?

  • Wat is het verband tussen deze beginselen en het leven en de zending van de Heiland? Hoe kan ik er dichter door bij Hem komen?

  • Hoe kunnen mijn dierbaren en ik door deze beginselen beter met moeilijkheden en kansen leren omgaan?

Als wij op onze beurt geïnspireerde vragen stellen en oprecht naar leiding in ons leven streven, geven we de Geest de kans om ons door de kracht van het woord te onderrichten.

Door de Geest onderwijzen

De Heer heeft gezegd dat we de Geest niet alleen moeten ontvangen, maar dat we ook door de Geest moeten onderwijzen. Wat houdt dat in?

Misschien hebt u iemand weleens door de gang naar een klas zien lopen (of dat zelf gedaan), naar het lesboek zien kijken en horen zeggen: ‘Nou, ik heb geen tijd gehad om de les voor te bereiden, dus ik zal met de Geest moeten lesgeven.’ Of misschien hebt u iemand gezien (of dat zelf gedaan) die wekenlang aan de voorbereiding van een les heeft gewerkt, met uitreikbladen, visuele hulpmiddelen en een lesplan dat woord voor woord is opgeschreven om ‘met de Geest’ te behandelen.

Volgens mij zijn geen van beide voorbeelden van wat de Heer van ons verwacht.

De norm van onderwijs in de hele kerk is uiteengezet in de Schriften en wordt herhaald in het boek Predik mijn evangelie. We krijgen de opdracht ‘eerst mijn woord [van de Heer] te verkrijgen’ (LV 11:21) — met andere woorden, ons goed voor te bereiden door te studeren, vragen te stellen en antwoorden op oprechte vragen te vinden en een lesplan op te stellen. En als we de les geven, moeten we volledig openstaan voor de leiding van de Geest om te weten wat we moeten zeggen en doen.

President Gordon B. Hinckley heeft onlangs tijdens een uitzending van een wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden de volgende tekst uit de Leer en Verbonden voorgelezen:

‘Evenmin moet gij u van tevoren bezorgd maken over wat gij zult zeggen; maar verzamelt de woorden des levens steeds als een schat in uw gedachten, en in die ure zal u het deel worden gegeven dat eenieder moet worden toegemeten’ (LV 84:85).

Vervolgens zei hij: ‘Dat is een uitspraak van de Heer. Die kunnen we niet straffeloos opzij schuiven.’2

Wij moeten ‘de woorden des levens steeds als een schat in [onze] gedachten’ verzamelen — namelijk lezen, studeren, de Heer om hulp vragen en ons voorbereiden — en erop vertrouwen dat de Geest ons ‘het deel [zal geven] dat eenieder moet worden toegemeten’. Dat geldt als we lesgeven of als we een toespraak in de avondmaalsdienst of op een ringconferentie houden. Maar er is een belangrijk verschil: een leerkracht houdt in het klaslokaal geen toespraak, en een spreker leidt geen bespreking tijdens een avondmaalsdienst of een algemene bijeenkomst van een ring- of districtsconferentie.

In het klaslokaal is lesgeven door de Geest eigenlijk een omgeving creëren waarin de Geest aanwezig kan zijn, waarbij de leerkracht geïnspireerde vragen stelt zodat we ‘elkaar in de leer van het koninkrijk’ kunnen onderwijzen (LV 88:77).

Ouderling Richard G. Scott, van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft het volgende over lesgeven gezegd: ‘Geef nooit — nee nóóit — een lezing zonder de leerlingen erbij te betrekken. Een “pratend hoofd” is de zwakste vorm van klassikaal onderwijs. (…) Zorg voor ruim voldoende deelname, want als een leerling zijn keuzevrijheid op die manier gebruikt, krijgt de Heilige Geest de bevoegdheid om te onderwijzen. Bovendien onthoudt de leerling uw boodschap beter. ‘Brengen leerlingen waarheden onder woorden, dan worden die waarheden in hun ziel bevestigd en sterken ze hun getuigenis.’3

Onderwijs thuis moet op soortgelijke wijze door de Geest plaatsvinden. Hoewel we soms reguliere en gestructureerde lesmomenten hebben, zoals schriftstudie met het gezin en gezinsavond, vindt het meeste onderricht plaats op onvoorbereide leermomenten en door ons voorbeeld. Ook hier geldt het beginsel: ouders dienen ‘de woorden des levens steeds’ te verzamelen, zodat zij op leermomenten voorbereid zijn en openstaan voor de Geest.

Als wij het plan van de Heer volgen om les te geven en de Geest te ontvangen, ‘worden [we] opgebouwd en verblijden [we ons] tezamen’ — in ons gezin en in het grotere gezin van God.

Noten

  1. Uit een toespraak voor de kerkelijke onderwijsinstellingen, 30 juni 1989, geciteerd in Gene R. Cook, Teaching by the Spirit (2000), p. 140.

  2. ‘Zendingswerk’, Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 11 januari 2003, p. 20.

  3. ‘Waarheid begrijpen en naleven’, satellietuitzending van de kerkelijke onderwijsinstellingen, 6 februari 2005.

Afdrukken