2009
Verboden te vloeken
juni 2009


Verboden te vloeken

In 1962 sloten elf schoolkameraden uit Preston (Idaho) en ik ons bij de reservestrijdkrachten aan. De basistraining leek wel een vakantie, totdat we naar Fort Ord in Californië gingen.

We hadden elkaar hard nodig om in onze nieuwe militaire omgeving de aanvallen van de andere rekruten te overleven. Velen van hen gebruikten grove taal en leken geen normen te hebben. Ik probeerde altijd dicht bij mijn vrienden uit de kerk te blijven om de pesterijen van de andere rekruten te ontlopen.

Na de basistraining bleven enkele van mijn klasgenoten en ik in Fort Ord om opgeleid te worden in veldcommunicatie. Al snel begonnen twee van de stoerste rekruten in onze klas met een wedstrijd wie de afschuwelijkste en vulgairste dingen kon zeggen. Iedere ochtend begonnen ze de dag met het uitschreeuwen van vulgariteiten, zodat iedereen in de barakken hun vulgaire taal kon horen.

Op een ochtend stond ik vlak bij ze, en omdat ik er genoeg van had, eiste ik dat ze zouden ophouden. Ze waren even van hun stuk gebracht, maar begonnen toen mij persoonlijk uit te schelden. Ze waarschuwden me dat ik ze maar beter niet alleen kon tegenkomen.

Toen ik later die ochtend vuil aan het opruimen was, bevond ik me alleen tussen de barakken. Plotseling zag ik iemand naar me toe komen. Het was een van de rekruten die me had bedreigd.

Ik bereidde me op het ergste voor toen hij dichterbij kwam. Maar hij begon me te vertellen dat hij me bewonderde en dat hij wilde dat hij de moed had om net als ik door het leven te gaan. Hij gaf toe dat zijn ouders teleurgesteld zouden zijn als ze wisten hoe hij zich gedroeg. Hij zei dat hij in mijn aanwezigheid nooit meer vulgaire taal zou gebruiken. Toen draaide hij zich om en liep weg.

Toen ik langs de volgende barakken liep, zag ik de andere rekruut naar me toe komen. Hij kwam dichterbij en bood zijn excuses aan voor zijn gedrag. Ook hij sprak zijn bewondering voor me uit, en zei dat hij ooit zo zou willen leven dat zijn ouders trots op hem konden zijn.

Toen mijn vrienden van de kerk een weekend weg waren, nodigden deze twee jonge mannen me uit om met hun groep mee naar de film te gaan. Onderweg vloekte iemand. De twee stoere rekruten zeiden tegen de rest van de groep dat er in mijn bijzijn niet werd gevloekt.

Toen de groep na de film besloot om naar een gelegenheid te gaan om te drinken, excuseerden mijn vrienden zich en legden uit dat zij de rest van de avond met mij wilden doorbrengen. Toen de anderen weg waren, vroegen ze me over ons gezin en over de kerk waar ik lid van was, waar jonge mannen de normen leren die onze groep heiligen der laatste dagen naleefde. Ik beantwoordde hun vragen en vertelde ze over de kerk.

Ik leerde dat God moed beloont en de mensen zegent die pal staan voor het goede.

Plotseling zag ik iemand naar me toe komen. Het was een van de rekruten die me had bedreigd.

Afdrukken