2009
Onze verheven hemelse woning
juni 2009


Onze verheven hemelse woning

Naar een toespraak gehouden tijdens een devotional aan de Brigham Young University op 19 september 2006. Voor de volledige Engelstalige tekst van de toespraak, zie http://speeches.byu.edu.

Afbeelding
Elder Douglas L. Callister

Als we door de sluier heen onze hemelse woning konden zien, zouden we onder de indruk zijn van het ontwikkelde verstand en het hart van degenen die daar zo gelukkig leven. Ik stel me onze hemelse Ouders voor als uitermate beschaafd en ontwikkeld. In dit grote evangelie waarin we door voorbeeld leren, is een van de doelen van onze aardse proeftijd in elk opzicht zoals Hen te worden, zodat we ons thuis kunnen voelen in de tegenwoordigheid van onze hemelse Ouders en, zoals Enos het zegt, hun aangezicht ‘met welbehagen aanschouwen’ (Enos 1:27).

President Brigham Young (1801–1877) heeft gezegd: ‘We proberen te lijken op Hen die in de hemel wonen; we proberen Hen na te volgen, er net zo uit te zien als Zij, net zo te handelen en spreken als Zij.’1 Ik wil graag een kijkje nemen achter de sluier die ons tijdelijk scheidt van onze hemelse woning, en de deugdzame, lieflijke en verheven omstandigheden schetsen die daar heersen. Ik zal spreken over de taal, literatuur, muziek en kunst van de hemel, en over het onberispelijke voorkomen van hemelse wezens. Ik geloof namelijk dat we die in de hemel allemaal in zuivere en volmaakte vorm zullen aantreffen.

Hoe dichter we tot God naderen, hoe gemakkelijker onze geest wordt geraakt door verheven en mooie dingen.

Taal

God spreekt alle talen, en Hij spreekt ze zoals het hoort. Hij spreekt op ingetogen wijze. Toen God het grootse scheppingsproces van deze aarde beschreef, zei Hij in afgemeten klanken ‘dat het goed was’ (Genesis 1:4). We zouden teleurgesteld zijn als God ‘te gek’ of een andere overdreven uitdrukking had gebruikt.

De Brit Ben Jonson heeft gezegd: ‘Iemands taalgebruik laat zien wie hij is. Spreek, zodat ik u kan zien.’2 Uit ons taalgebruik blijken onze gedachten, deugden, onzekerheden, twijfels — zelfs onze achtergrond. We zullen ons meer op ons gemak voelen in de tegenwoordigheid van onze hemelse Vader als we hebben geleerd ons correct uit te drukken.

Ik denk dat de taal van de hemel, correct gesproken, veel van muziek wegheeft. Wellicht bedoelde C. S. Lewis dat ook toen hij schreef: ‘Is het niet frappant hoe sommige combinaties van woorden ons — bijna los van de betekenis — als muziek in de oren klinken?’3 Bij de geboorte van Jezus zeiden, niet zongen, de engelen: ‘Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens’ (Lucas 2:14). Wij proberen deze prachtige woorden nu in gezang tot uitdrukking te brengen, maar de engelen deden dat oorspronkelijk in gesproken taal.

In zijn biografie over Ralph Waldo Emerson schrijft Van Wyck Brooks dat Emerson eens was uitgenodigd om te spreken op een herdenkingsbijeenkomst ter ere van de 300ste verjaardag van de grote dichter Shakespeare. Emerson werd keurig voorgesteld en aangekondigd en begaf zich vervolgens naar het spreekgestoelte, waarna hij ging zitten. Hij was zijn aantekeningen vergeten. Hij zei liever niets dan woorden die niet goed afgemeten waren. Sommigen beschouwden dit als een van Emersons meest veelzeggende momenten.4

Verfijnd spreken is meer dan een gepolijste voordracht. Het komt voort uit reine gedachten en welgemeende uitspraken. Het gebed van een kind weerspiegelt de taal van de hemel soms meer dan de fraaiste monoloog in een toneelstuk van Shakespeare.

Verfijnd taalgebruik blijkt niet alleen uit onze woordkeuze, maar ook uit de dingen waarover we praten. Sommige mensen praten altijd over zichzelf; zij voelen zich onzeker of trots. Sommige mensen praten altijd over anderen; zij zijn doorgaans nogal saai. Sommige mensen praten over ideeën die tot de verbeelding spreken, opwekkende boeken en inspirerende leerstellingen; zij behoren tot de weinigen die de wereld veranderen. De onderwerpen van gesprek in de hemel zijn niet pietluttig of saai; ze zijn subliemer dan we ons ooit kunnen voorstellen. We voelen ons daar thuis als we op deze aarde hebben geoefend door te spreken over verheven en edele zaken, en ons in weloverwogen woorden hebben leren uitdrukken.

Literatuur

Is de vrijdagavond vaak geen zoektocht naar actie en plezier? Kan onze huidige samenleving iemand als Isaac Newton of Wolfgang Amadeus Mozart voortbrengen? Zijn 85 televisiezenders en ontelbare dvd’s ooit in staat onze honger naar amusement te stillen? Zijn we niet onverstandig bezig en verslaafd geraakt aan computerspelletjes of internet, waarbij we de lonende ervaringen van het lezen van goede boeken, opbouwende gesprekken en goede muziek ontberen?

Ik weet niet of onze hemelse woning televisie of dvd-spelers kent, maar ik zie in elk geval wel een vleugelpiano en een goed gevulde bibliotheek voor me. Toen president Gordon B. Hinckley (1910–2008) opgroeide, hadden ze bij hem thuis kasten vol goede boeken. Het ouderlijk huis was niet overdreven groot, maar de boekenkasten waren gevuld met wel duizend titels uit de wereldliteratuur. President Hinckley ging in zijn jonge jaren volledig op in deze boeken. Om veel te lezen hoeft u echter geen dure literaire werken in bezit te hebben; ze zijn immers voor iedereen, arm en rijk, beschikbaar in bibliotheken overal ter wereld.

President David O. McKay (1873–1970) had de gewoonte om ’s ochtend om vier uur op te staan, een of twee boeken door te bladeren en zijn werkdag vervolgens om zes uur te beginnen. Hij wist duizend gedichten uit zijn hoofd te citeren. Hij noemde de grootmeesters van de literatuur ook wel de ‘kleine profeten’. Hij belichaamde de schriftuurlijke aansporing: ‘put woorden van wijsheid uit de beste boeken’ (LV 88:118).

Mijn vrouw en ik zijn onlangs vier jaar lang voor de kerk in Oost-Europa werkzaam geweest. We reisden vaak met de ondergrondse, ofwel de metro, in Moskou. We zagen dat de Russische passagiers hun hoofd vaak gebogen hielden, bezig met het lezen van Tolstoj, Tsjechov, Dostojevski of Poesjkin — en soms Mark Twain. De mensen waren arm, maar dat bepaalde hun leven niet. Zij deelden in de rijke traditie van de Russische literatuur, kunst en muziek.

President McKay heeft gezegd: ‘Boeken zijn net als vrienden. We kunnen het gezelschap kiezen dat ons beter, intelligenter, dankbaarder maakt voor het goede en de schoonheid in de wereld, of we kunnen het goedkope, vulgaire, ordinaire kiezen en ons als het ware “in de modder rondwentelen”.’5

De Schriften vormen uiteraard de meest verheven literatuur, doordat ze niet zijn gebaseerd op de opvattingen van mensen.

Muziek

Als we ons oor achter de sluier te luister konden leggen, zouden we ongetwijfeld geïnspireerd worden door hemelse muziek, prachtiger dan enige muziek op deze aarde.

Sommige muziek heeft door de tijden heen de edele en verfijnde ziel geraakt, en ons gebrek aan waardering voor deze klassieke muziek betekent geenszins dat het heeft afgedaan. Het probleem zit in onszelf. Als een jong iemand opgroeit met steeds hetzelfde menu van hamburgers en frites, zal hij waarschijnlijk geen fijnproever worden. Maar dat ligt dan niet aan het smaakvolle voedsel. Hij is gewoon met minder groot geworden. Sommigen zijn groot geworden met een menu van hoofdzakelijk patat op muziekgebied.

Neem nu de gelegenheid om uw muziekcollectie nog eens goed door te nemen en kies vooral wat opbouwt en inspireert. Dit maakt deel uit van het ontwikkelingproces op uw eeuwige reis. Het is nu ook een goed moment om een muziekinstrument te leren spelen, of de muzikale talenten die u al hebt verder te ontwikkelen.

Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘We (…) leven in een wereld waarin smakeloosheid de boventoon voert. We moeten de gelegenheid creëren om een smaak voor de mooiste muziek te ontwikkelen. De wereld waarin we leven is bovendien te veel afgestemd op het hier en nu. We moeten de mensen leren zich beter af te stemmen op de beste muziek van alle tijden.’6

Oscar Wilde erkende de doordringende invloed van goede muziek, en liet een van zijn personages zeggen: ‘Na het spelen van Chopin voel ik mij alsof ik heb geweend over zonden die ik niet heb begaan, en getreurd over tragedies die niet de mijne waren.’7 Na de eerste uitvoering van de Messiah, reageerde Händel op een compliment door te zeggen: ‘Mijn heer, ik zou het jammer vinden als ik de mensen alleen maar heb vermaakt — ik wil ze graag beter maken.’8 Haydn ‘trok volgens eigen zeggen zijn beste kleren aan bij het componeren, omdat hij dan voor zijn Maker verscheen.’9

Sommige gebeurtenissen in het leven zijn zo fijn, dat we ons de afwezigheid van prachtige muziek niet kunnen voorstellen. Er kan geen kerstfeest zijn zonder kerstliederen of een algemene conferentie zonder heilige lofzangen. Zo kan er ook geen hemel zijn zonder muziek van ongekende schoonheid. President Young heeft gezegd: ‘Er is geen muziek in de hel, want alle goede muziek behoort tot de hemel.’10 Wat een straf alleen al om geen noot muziek te horen in de eeuwigheid.

Kunst, uiterlijk en manieren

Wat ik heb gezegd over het belang van welvoeglijke taal, literatuur en muziek thuis, geldt evenzeer voor fraaie kunst — smaakvol in onze hemelse woning te bewonderen. Hetzelfde geldt voor ons uiterlijk en onze manieren, de orde bij ons thuis, hoe we bidden en het woord van God lezen.

Ik had eens een korte ontmoeting met de grote actrice Audrey Hepburn toen ze bezig was met het opnemen van de film My Fair Lady. Ze vertelde over de beginscène in de film waarin ze een eenvoudig, onontwikkeld bloemenmeisje speelt. Op haar gezicht waren vegen houtskool aangebracht, waardoor ze paste bij de omgeving waarin ze verkeerde. ‘Maar’, zei ze met een knipoog, ‘ik had wel mijn parfum op. Van binnen wist ik dat ik nog steeds een dame was.’ Dure parfum maakt van iemand uiteraard geen dame, maar reinheid, bescheidenheid, zelfrespect en verzorging van iemands uiterlijk wel.

Vele jaren geleden besloot een collega van mij zijn vrouw een plezier te doen door haar elke avond een compliment te geven als hij thuiskwam van zijn werk. De eerste avond prees hij haar kookkunsten. De tweede avond bedankte hij haar voor haar uitzonderlijke huishoudelijke kwaliteiten. De derde avond roemde hij haar goede invloed op de kinderen. De vierde avond zei ze, voordat hij iets kon zeggen: ‘Ik weet wat je aan het doen bent. Ik waardeer het. Maar zeg die dingen niet meer. Zeg gewoon dat je me mooi vindt.’

Ze gaf uiting aan een grote behoefte die ze had. Vrouwen verdienen een compliment voor alle gaven die ze hebben — ook voor de zorg die ze aan hun uiterlijk besteden — waarmee ze het leven van anderen zo onbaatzuchtig verrijken. We moeten ons uiterlijk niet veronachtzamen — of zelfs verwaarlozen — waardoor we de hemelse schoonheid die we hebben gekregen verdoezelen.

Sommigen zeggen luchthartig: ‘Hoe ik eruitzie heeft niets te maken met hoe God naar me kijkt.’ Maar zowel aardse ouders als hemelse ouders kunnen stilletjes teleurgesteld zijn in hun nakomelingen zonder hen minder lief te hebben.

President Joseph F. Smith (1838–1918), de zesde president van de kerk, had maar weinig bezittingen, maar hij zorgde er goed voor. Hij zag er altijd piekfijn uit. Hij streek zijn dollarbiljetten om de vouwen te verwijderen. Hij pakte altijd zelf zijn koffer in. Hij wist waar elk voorwerp, elke bout en moer in huis was, en alles had een eigen plek.

Is dat ook het geval in de omgeving waarin u leeft? Is het een huis van orde? Moet u het stof en het vuil verwijderen en orde scheppen voordat u de Geest van de Heer in uw huis kunt uitnodigen? President Lorenzo Snow (1814–1901) heeft gezegd: ‘De Heer wil niet dat de heiligen altijd in grotten en holen op aarde wonen, maar dat ze aangename huizen bouwen. Als de Heer komt, verwacht Hij geen onrein volk te ontmoeten, maar geciviliseerde, ontwikkelde mensen.’11

David Starr Jordan, voormalig president van de Stanford University, schreef het volgende: ‘Ordinair zijn betekent minder te doen dan wat mogelijk is. Het betekent armzalige dingen op armzalige wijze doen en daar tevreden mee zijn. (…) Het is ordinair om vuile kleding te dragen als we niet met vuil werk bezig zijn. Het is ordinair om naar slechte muziek te luisteren, smakeloze boeken te lezen, te smullen van sensatiezoekende nieuwsbladen, (…) amusement te vinden in flutromans, te genieten van vulgaire optredens, te lachen om goedkope grappen.’12

Uw Vader in de hemel heeft u uit zijn tegenwoordigheid gestuurd om ervaringen op te doen die u in uw hemelse woning niet had kunnen hebben — met de bedoeling u voor te bereiden om een koninkrijk te ontvangen. Hij wil niet dat u uw perspectief kwijtraakt. U bent kinderen van een verhoogd wezen. U bent voorgeordend om als koning en koningin te presideren. U zult leven in een verheven woning en omgeving van oneindige schoonheid, weerspiegeld in de taal, literatuur, muziek, kunst en orde van de hemel.

Tot slot wil ik de woorden van president Young aanhalen: ‘Laten wij (…) de wereld tonen dat we talenten en een goede smaak hebben, en de hemel laten zien dat onze gedachten zijn gericht op schoonheid en uitmuntendheid, zodat we waardig zijn om in het gezelschap van engelen te verkeren.’13

Laten wij er boven alles naar streven waardig te zijn voor de verheven omgang met hemelse Ouders, want wij zijn goden, ja ‘kinderen des Allerhoogsten’ (zie Psalmen 82:6).

Noten

  1. Brigham Young, ‘Remarks’, Deseret News, 5 maart 1862, p. 1.

  2. In Algernon Swinburne, A Study of Ben Jonson, onder redactie van Sir Edmund Gosse en anderen (1926), p. 120.

  3. C. S. Lewis, They Stand Together: The Letters of C. S. Lewis to Arthur Greeves (1914–1963) (1979), p. 96.

  4. Zie Wendell J. Ashton, In Your Own Image (1959), p. 113.

  5. David O. McKay, Pathways to Happiness, samengesteld door Llewelyn R. McKay (1957), p. 15.

  6. Neal A. Maxwell, in LaMar Barrus, ‘The Joy of Music’, New Perspectives, april 1997, p. 10.

  7. The Works of Oscar Wilde (1909), p. 112.

  8. In ‘A Tribute to Handel’, Improvement Era, mei 1929, p. 574.

  9. In Hal Williams, ‘Dr. Reid Nibley on Acquiring a Taste for Classical Music’, BYU Today, april 1980, p. 14.

  10. Discourses of Brigham Young, samengesteld door John A. Widtsoe (1954), p. 242.

  11. Lorenzo Snow, in Wilford Woodruff: History of His Life and Labors, onder redactie van Matthias F. Cowley (1964), p. 468.

  12. David Starr Jordan, ‘The Strength of Being Clean’, in Inspirational Classics for Latter-day Saints, samengesteld door Jack M. Lyon (2000), p. 191.

  13. Discourses of Brigham Young, p. 424.

Foto Robert Casey; onder: rand Shambala Publications; rechts: rand Nova Development

Foto © Getty Images

Afdrukken