2010
Met alle ijver
mei 2010


Met alle ijver

We moeten onze plicht leren kennen en dan moeten we ijverig handelen, en nooit lui of traag zijn.

President Henry B. Eyring

Broeders, ik ben dankbaar dat ik hier vanavond bij u mag zijn. Uw trouwe priesterschapswerk stemt mij nederig. Ik wil het vanavond hebben over ijver in de dienst van de Heer. Bij mijn keus heb ik me laten leiden door recente ervaringen.

Een van die ervaringen was mijn zorgvuldige studie van het opmerkelijke nieuwe boekje voor de Aäronische priesterschap, waarover broeder David L. Beck heeft gesproken. Het is getiteld Mijn plicht jegens God vervullen. Toen ik las en nadacht over wat er van onze jongemannen verwacht wordt, besefte ik dat erin werd beschreven wat president Brigham Young beloofde aan de priesterschapsdrager die zijn hele leven ijverig is: ‘Iemand die het priesterschap draagt, en trouw in zijn roeping blijft, die zich voortdurend verheugt in wat God van Hem verwacht, en zijn hele leven al zijn taken vervult, zal niet alleen het voorrecht hebben om te ontvangen, maar ook weten hoe we de dingen van God kunnen ontvangen, zodat hij voortdurend de voornemens van God zal kennen.’1

Enkele weken geleden zag ik een nieuwe diaken ijverig aan die taak beginnen. Zijn vader liet me het schema zien dat zijn zoon had gemaakt, waarop alle rijen in hun kapel stonden, een nummer voor iedere diaken die het avondmaal zou ronddienen, en hun route door de kapel om alle leden het avondmaal te geven. De vader en ik glimlachten bij de gedachte dat een jongen, uit eigen beweging, een schema had gemaakt om er zeker van te zijn dat hij zijn priesterschapstaak goed zou vervullen.

Ik herkende in zijn ijver wat er in het nieuwe boekje Plicht jegens God staat beschreven. We moeten leren wat de Heer van ons verwacht, een plan maken, dat plan ijverig in praktijk brengen en dan aan anderen vertellen hoe je door die ervaring bent veranderd en anderen tot zegen bent geweest.

De diaken had dat schema gemaakt om er zeker van te zijn dat hij kon doen wat de Heer van hem verwachtte. Aan het begin van zijn priesterschapswerk leerde de Heer hem om zich voortdurend te verheugen ‘in de dingen die God van hem verwacht’.2

De andere reden waarom ik vanavond over ijver wil spreken, is dat ik onlangs een man zag van wie de priesterschapstaken in dit leven een einde namen. Hij was twee keer bisschop geweest. De eerste keer, jaren voordat ik hem leerde kennen, was hij nog jong. Nu was hij oud en voor de tweede keer ontheven als bisschop. Door zijn lichamelijke gesteldheid was het zeer moeilijk om enig priesterschapswerk te verrichten.

Toch had hij een plan om ijverig werkzaam te blijven. Iedere zondag dat hij naar de kerk kon gaan, ging hij zo dicht mogelijk bij de deur zitten waar de meeste mensen binnenkwamen voor de avondmaalsdienst. Hij kwam altijd vroeg om er zeker van te zijn dat er een plek vrij was. Iedereen die binnenkwam, kon zijn liefdevolle en verwelkomende blik zien, net als toen hij als hun bisschop op het podium zat. Door zijn invloed kregen we een warm gevoel en werden we opgebouwd omdat we wisten wat voor offers hij had gebracht om te dienen. Zijn taak als bisschop was voorbij; maar zijn priesterschapswerk niet.

U hebt ook dergelijke voorbeelden van dienstbare priesterschapsdragers gezien. Vanavond wil ik u graag vertellen wat ik van hen heb geleerd. Aanvankelijk leren ze bij wie ze in dienst zijn en waarom. Als dat in hun hart doordringt, maakt dat een groot verschil.

Allereerst wil ik me tot de jongemannen van de Aäronische priesterschap richten. Jullie worden ijveriger als je begrijpt hoeveel vertrouwen God in jou stelt. Er staat een boodschap van het Eerste Presidium in dat boekje Plicht jegens God: ‘Vader in de hemel stelt veel vertrouwen in je. Hij wil dat je een belangrijke zending voor Hem vervult. Hij zal je helpen als je tot Hem in gebed gaat, luistert naar de influisteringen van de Geest, gehoorzaam bent aan de geboden, en de verbonden nakomt die je hebt gesloten.’3

Johannes de Doper is op aarde teruggekomen om het priesterschap te herstellen dat jullie jongemannen dragen. Hij bezat de sleutels van het Aäronisch priesterschap. Aan Johannes had Jezus gevraagd om Hem te dopen. Johannes wist Wie hem had geroepen. Hij zei tegen de Heer: ‘Ik heb nodig door U gedoopt te worden.’4

Toen de Heer hem op 15 mei 1829 naar Joseph Smith en Oliver Cowdery stuurde om hen te ordenen,5 wist Johannes dat het priesterschap van Aäron de sleutels van de bediening der engelen omvatte, van het evangelie van bekering, en van doop door onderdompeling voor de vergeving van zonden. Hij wist Wie hem had geroepen en met welk glorierijk doel hij was gestuurd.

Door je taken in het priesterschap word je in de gelegenheid gesteld om het avondmaal des Heren aan de leden van zijn kerk te bedienen. Dat is de volmacht die de Heiland tijdens zijn aardse bediening aan de twaalf apostelen gaf. En dat deed Hij opnieuw toen Hij na zijn opstanding twaalf discipelen riep om zijn kerk te leiden.

In het Boek van Mormon staat dat de Heer zelf de symbolen van zijn eeuwige offer verschafte en ze aan de mensen toediende. Denk aan Hem en aan de manier waarop Hij jou eert als jij jouw priesterschapstaken uitvoert. Als je Hem indachtig bent, ben je vastbesloten om die heilige taak te verrichten, zo goed als je kunt, zo getrouw als Hij dat deed.6

Dat kan een patroon in jouw leven zijn, waardoor je kracht zal toenemen om ijverig je priesterschapstaken uit te voeren waarvoor de Heer je voorbereidt en waartoe je zult worden geroepen. Door die vastbeslotenheid zul je je beter op het Melchizedeks priesterschap kunnen voorbereiden, wat vroeger het ‘heilig priesterschap naar de orde van de Zoon van God’7 werd genoemd.

Nu wil ik me richten tot hen die zijn geroepen en de eer hebben om in het Melchizedeks priesterschap werkzaam te zijn. Net als het Aäronisch priesterschap is het Melchizedeks priesterschap meer dan een vertrouwenstaak om te doen wat de Heer zou doen. Het is een uitnodiging om meer op Hem te gaan lijken. Dit is de belofte:

‘Want wie ook getrouw zijn zodat zij deze twee priesterschappen, waarvan Ik heb gesproken, verkrijgen en hun roeping grootmaken, worden door de Geest geheiligd ter vernieuwing van hun lichaam.

‘Zij worden de zonen van Mozes en van Aäron en het nageslacht van Abraham, en de kerk en het koninkrijk, en de uitverkorenen Gods.

‘En ook: allen die dit priesterschap ontvangen, ontvangen Mij, zegt de Heer;

‘want wie mijn dienstknechten ontvangt, ontvangt Mij;

‘en wie Mij ontvangt, ontvangt mijn Vader;

‘en wie mijn Vader ontvangt, ontvangt mijn Vaders koninkrijk; daarom zal alles wat mijn Vader heeft, hem gegeven worden.’8

Er is een vast patroon waardoor alle priesterschapsdragers die prachtige zegen kunnen ontvangen. Een van de plekken in de Schriften waar de Heer ons dat patroon beschrijft, staat in afdeling 107 van de Leer en Verbonden:

‘Welnu, laat eenieder zijn plicht leren kennen en het ambt waartoe hij is aangewezen, met alle ijver leren uitoefenen.

‘Wie traag is, zal niet waardig worden geacht om te blijven, en wie zijn plicht niet leert kennen en de goedkeuring niet waardig blijkt te zijn, zal niet waardig worden geacht om te blijven. Ja, amen.’9

We moeten onze plicht leren kennen en dan moeten we ijverig handelen, en nooit lui of traag zijn. Het patroon is eenvoudig, maar niet gemakkelijk te volgen. We worden zo snel afgeleid. Het dagelijkse nieuws bestuderen kan veel interessanter lijken dan het lesmateriaal van de priesterschap. Even gaan zitten om uit te rusten kan veel aantrekkelijker zijn dan het maken van afspraken om hen te bezoeken die onze priesterschapszorg nodig hebben.

Als ik voel dat ik door andere interesses afgeleid word van mijn priesterschapstaken en als mijn lichaam om rust smeekt, dan spoor ik mezelf met deze woorden aan: ‘Wees Hem indachtig.’ De Heer is ons volmaakte voorbeeld van ijver. Hij is onze opperbevelhebber. Hij heeft ons geroepen. Hij gaat ons voor. Hij heeft ons uitverkoren om Hem te volgen en anderen met ons mee te nemen.

Vanavond ben ik Hem indachtig en dat beroert mijn hart. Het is de zaterdagavond voor paaszondag, wanneer wij zijn opstanding herdenken. Dan denk ik aan zijn voorbeeld tijdens de dagen daarvoor.

Uit liefde voor zijn Vader en voor ons leed Hij meer dan een sterfelijk mens kan lijden. Hij vertelt ons wat dat eeuwige offer van Hem vereiste. U herinnert zich de woorden:

‘Want zie, Ik, God, heb deze dingen voor allen geleden, opdat zij niet behoeven te lijden als zij zich bekeren;

‘maar als zij zich niet bekeren, moeten zij lijden zoals Ik;

‘welk lijden Mij, ja, God, de grootste van allen, van pijn deed sidderen en uit iedere porie bloeden, en naar lichaam en geest deed lijden — en Ik wilde dat Ik de bittere beker niet behoefde te drinken, en kon terugdeinzen —

‘niettemin, ere zij de Vader, en Ik dronk en volbracht mijn voorbereidingen voor de mensenkinderen.’10

Vanaf het kruis op Golgota zei de Heiland: ‘Het is volbracht.’11 Toen verliet de Geest zijn lichaam en werd zijn lichaam liefdevol in een graf gelegd. Hij leerde ons een les door het werk dat Hij tijdens de drie dagen vóór zijn opstanding in de geestenwereld deed. Daar denk ik aan als de gedachte bij me opkomt dat ik in zijn dienst een moeilijke taak heb volbracht en wat rust verdien.

Het voorbeeld van de Heiland geeft ons de moed om door te gaan. Zijn werk op aarde was voltooid, maar Hij ging naar de geestenwereld om daar verder te gaan met zijn glorierijke werk om zielen te redden. Hij organiseerde het werk van de getrouwe geesten om hen te redden die in aanmerking kwamen voor de genade die door zijn zoenoffer mogelijk was gemaakt. Ik moet denken aan de tekst die in Leer en Verbonden 138 staat:

‘Maar zie, uit de rechtvaardigen stelde Hij zijn heerscharen samen en wees boodschappers aan, bekleed met macht en gezag, en machtigde hen om uit te gaan en het licht van het evangelie aan hen te brengen die zich in de duisternis bevonden, ja, aan alle geesten der mensen; en zo werd het evangelie gepredikt tot de doden.

‘En de uitgekozen boodschappers gingen uit om de aangename dag des Heren uit te roepen en bevrijding te verkondigen aan de gevangenen die gebonden waren, ja, aan allen die zich van hun zonden wilden bekeren en het evangelie aanvaarden.’12

Als we Hem indachtig zijn, is het makkelijker om de verleiding te weerstaan om van ons priesterschapswerk uit te rusten. We zijn Hem vandaag indachtig, want we zijn hier om in onze plicht onderwezen te worden, vastbesloten om ijverig te doen wat we beloofd hebben. Zijn voorbeeld motiveert ons om tot het einde toe te volharden in de taken die Hij ons heeft gegeven, en — zoals Hij altijd doet — toegewijd en voor eeuwig de wil van zijn Vader te doen.

Dit is de kerk van de Heer. Hij heeft ons geroepen en vertrouwt ons, ondanks onze zwakheden. Hij wist dat we beproefd zouden worden. Door getrouw dienstbetoon en door de kracht van zijn verzoening kunnen we willen wat Hij wil, en zijn wat we moeten zijn, om anderen voor Hem te dienen en tot zegen te zijn. Als we Hem lang genoeg en ijverig dienen, zullen we veranderen. Dan kunnen we steeds meer op Hem gaan lijken.

Ik heb bewijzen van dat wonder in het leven van zijn dienstknechten gezien. Ik was daar enkele weken geleden getuige van in de huiskamer van een trouwe priesterschapsdrager.

Ik had hem gekend als diaken, vader, bisschop en als lid van een ringpresidium. Ik had tientallen jaren gezien dat hij Gods kinderen ijverig met zijn priesterschap had gediend.

Zijn familieleden zaten in zijn huiskamer om hem heen. Hij glimlachte, en had zijn pak aan, met een wit overhemd en zijn stropdas om. Ik was verbaasd, want ik was daar omdat ik had gehoord dat hij een pijnlijke medische behandeling onderging en dat hij nog niet was genezen.

Toch begroette hij mij opgewekt, zoals hij in de loop der jaren waarschijnlijk honderden andere bezoekers had begroet. Ik was gekomen om hem te helpen in de beproevingen die hij onderging, maar wat zo vaak in het priesterschapswerk gebeurt, werd ik geholpen en leerde ik.

We zaten even gezellig te praten. Hij vertelde me dat zijn vader voor mijn moeder had gezorgd toen zij op sterven lag. Dat wist ik niet. Ik besefte toen dat hij als jongen al van zijn toegewijde vader had geleerd hoe je hulp verleent. Die gedachte stemde me dankbaar voor de keren dat ik mijn jonge zoons ook had meegenomen om mensen te troosten en te zegenen.

Na enkele minuten vroeg hij zachtjes: ‘Zou ik u om een zalving mogen vragen?’ Zijn voormalige ringpresident, met wie hij jarenlang had samengewerkt, zalfde zijn hoofd met de olie die door de macht van het Melchizedeks priesterschap was gewijd.

Toen ik de zalving verzegelde, werd ik door de Heilige Geest onderricht in wat de Heer al voor deze getrouwe priesterschapsdrager had gedaan. Hij was rein, en zijn zonden waren hem vergeven. Zijn aard was veranderd en hij verlangde wat de Heiland verlangde. Hij had geen angst voor de dood. Het verlangen van zijn hart was dat hij zou mogen leven om zijn familieleden en andere kinderen van onze hemelse Vader die hem nodig hadden te dienen.

Toen ik die avond zijn huis verliet, was ik dankbaar dat ik getuige was geweest van de goedheid van de Heer voor zijn immer ijverige dienstknechten. Hij verandert hun hart zodat zij willen wat Hij wil en doen wat Hij zou doen.

Tot slot wil ik graag deze raad aan de priesterschapsdragers van de Heer meegeven. Bestudeer en overdenk ijverig de Schriften en de woorden van de hedendaagse profeten. Blijf bidden dat de Heilige Geest u de aard van God de Vader en zijn geliefde Zoon zal openbaren. Smeek dat de Geest u zal laten zien wat de Heer van u verwacht. Maak plannen om dat te doen. Beloof Hem dat u gehoorzaam zult zijn. Handel vastbesloten totdat u hebt gedaan wat Hij van u verwacht. En ga dan in gebed om Hem te bedanken voor de mogelijkheid om te dienen en om erachter te komen wat u vervolgens moet doen.

Ik getuig dat onze hemelse Vader en Jezus Christus leven. Zij zijn herrezen en verheerlijkte personen die ons liefhebben en over ons waken. De sleutels van het priesterschap zijn door hemelse boodschappers aan de profeet Joseph Smith gegeven. Ze zijn van profeet tot profeet aan president Thomas S. Monson doorgegeven. Alle levende apostelen dragen die sleutels.

Ik geef u mijn zegen dat u door de Geest de omvang van het vertrouwen en de beloften zult voelen die u als geordende priesterschapsdragers in de ware kerk van de Heer hebt ontvangen. In de heilige naam van Jezus Christus.

Noten

  1. Leringen van kerkpresidenten: Brigham Young (1997), p. 128.

  2. Leringen: Brigham Young, p. 128.

  3. Mijn plicht jegens God vervullen: voor Aäronisch-priesterschapsdragers (boekje, 2010), p. 5.

  4. Matteüs 3:14.

  5. Zie Leer en Verbonden 13.

  6. Zie 3 Nephi 20:3–9.

  7. Leer en Verbonden 107:3; zie ook Alma 13:1–9.

  8. Leer en Verbonden 84:33–38.

  9. Leer en Verbonden 107:99–100.

  10. Zie Leer en Verbonden 19:16–19.

  11. Johannes 19:30.

  12. Leer en Verbonden 138:30–31.