Omdat mama dat gezegd heeft
Misschien reageren we zo algemeen op de liefde van onze moeder omdat die zoveel op de liefde van onze Heiland lijkt.
De Heer heeft ouders de hoofdverantwoordelijkheid gegeven voor de geestelijke opvoeding van hun kinderen. Soms draagt een alleenstaande ouder die verantwoordelijkheid alleen. Mijn eigen moeder was vrij jong toen mijn vader overleed. Ze bleef met vier kinderen achter. Maar ze sloeg zich met geloof en moed door die tegenspoed heen. Ze beloofde ons dat als wij op de weg van de waarheid zouden blijven, het einde beter zou zijn dan het begin. Net als de kinderen van de heldhaftige moeders in het Boek van Mormon, twijfelden wij ‘er niet aan dat onze [moeder] het [wist]’ (Alma 56:48). Broeders en zusters, ik begrijp zelf heel goed hoe groot de invloed van een moeder is.
Mijn goede vriend Don Pearson heeft een voorbeeld gegeven van die invloed. Op een avond vroeg zijn zoontje van vier of hij hem een verhaaltje voor het slapengaan wilde voorlezen. Eric had zijn lievelingsboek uitgezocht: The Ballooning Adventures of Paddy Pork, een verhaal over een gezin dat op een eilandengroep woont en met een luchtballon van eiland tot eiland reist. Het was een platenboek, zonder tekst, dus broeder Pearson moest zelf de woorden verzinnen.
‘Paddy zit in een luchtballon. Hij landt nu op een eiland. Hij gooit een lijn over de rand van de ballon.’
Eric viel hem in de rede. ‘Pap, dat is geen lijn’, zei hij. ‘Het is een touw!’
Broeder Pearson keek naar Eric en terug naar het boek, en ging verder met het verhaal: ‘Paddy stapt uit de ballon en klimt uit de boom. O nee! Zijn jas zit vast aan een tak!’
Eric viel hem opnieuw in de rede. ‘Pap, dat is geen jas. Het is een jak.’
Nu was broeder Pearson toch wel verbaasd. ‘Eric,’ zei hij, ‘er staan geen woorden in dit boek, alleen plaatjes. Waarom zeg je dat het een jak is?’
Eric antwoordde: ‘Omdat Mama dat gezegd heeft.’
Zijn vader deed het boek dicht en zei: ‘Eric, wie heeft volgens jou het laatste woord thuis, wie is de gezagsdrager in dit gezin?’
Deze keer dacht Eric goed na voordat hij antwoord gaf: ‘U, pap.’
Broeder Pearson glimlachte naar zijn zoon. Wat een uitzonderlijk antwoord! ‘Hoe weet je dat zo goed?’ vroeg hij.
Eric antwoordde meteen: ‘Omdat Mama dat gezegd heeft.’
President James E. Faust heeft gezegd: ‘Er [is] in de hele wereld geen groter goed dan het moederschap. De invloed die een moeder op het leven van haar kinderen heeft, is onmetelijk groot’ (‘Vader, moeder, huwelijk’, Liahona, augustus 2004, p. 3)
God heeft aan de vrouw het geestelijke erfgoed meegegeven om zorgzaam te zijn. Dat heb ik bij mijn dochters gezien, en dat zie ik nu bij mijn kleindochters — nog voordat ze kunnen lopen, willen ze al goed voor hun poppen zorgen.
Als veefokker heb ik van dichtbij kunnen zien hoe de natuurlijke genegenheid van een moeder zich ook in de natuur openbaart. Ieder voorjaar gaan we met een kudde koeien en hun kalveren naar de Snake River in Idaho, waar ze in de heuvels een maand of zo grazen. Dan drijven we ze bijeen en leiden we ze langs een weg naar de kraal. Van daar worden ze met vrachtwagens naar hun zomergraslanden in Montana vervoerd.
Op een dag in het voorjaar reed ik achter de kudde toen we ze langs de stoffige weg naar de kraal brachten. Ik moest de kalveren samendrijven die van de weg afdwaalden. Het tempo lag laag, waardoor ik wat tijd had om na te denken.
Omdat het zo heet was, liepen de kalveren steeds weg richting de bomen, op zoek naar de schaduw. Ik moest denken aan de jongeren van de kerk die soms van het rechte en smalle pad afgeleid worden. Ik dacht ook aan hen die de kerk hebben verlaten of die het gevoel hebben dat de kerk hen in de steek liet toen zij afgeleid waren. Ik bedacht me dat een afleiding niet slecht hoeft te zijn om effectief te zijn — soms kan het gewoon de schaduw zijn.
Nadat ik urenlang de afgedwaalde kalveren bijeen probeerde te houden en het zweet me uitbrak, schreeuwde ik gefrustreerd tegen de kalveren: ‘Volg gewoon je moeder! Zij weet waar ze naartoe gaat! Zij is hier al eerder geweest!’ De moeders wisten dat de weg heet en stoffig was, maar dat het einde beter zou zijn dan het begin.
Zodra we de kudde in de kraal hadden, zagen we dat drie koeien onrustig bij het hek bleven hangen. Ze konden hun kalveren niet vinden en leken te voelen dat ze ergens waren achtergebleven. Een van de veedrijvers vroeg me wat we moesten doen. Ik zei: ‘Ik denk dat ik weet waar die kalveren zijn. Zo’n 400 meter terug staat een groepje bomen. Ik denk ze daar zijn.’
En zoals ik had verwacht, lagen onze verloren kalveren in de schaduw te slapen. Ze schrokken van ons en lieten zich niet bijeendrijven. Ze waren bang omdat wij niet hun moeder waren! Hoe harder we ze naar de kraal probeerden te leiden, hoe koppiger ze werden, totdat ik uiteindelijk tegen de veedrijvers zei: ‘Het spijt me jongens, ik zou beter moeten weten. Laten we teruggaan en de moeders uit de kraal laten. De koeien zullen hun kalveren ophalen, en de kalveren zullen hun moeder volgen.’ Ik had gelijk. De moeders wisten precies waar ze hun kalveren konden vinden, en ze brachten ze terug naar de kraal zoals ik verwacht had.
Broeders en zusters, in een wereld waar iedereen keuzevrijheid heeft, dwalen enkele dierbaren van ons soms even af. Maar we mogen nooit de moed opgeven. We moeten altijd teruggaan om ze op te halen — dat moeten we blijven proberen. Onze profeet, president Thomas S. Monson, heeft ons verzocht om onze dierbaren te redden die zijn afgedwaald. (Zie bijvoorbeeld, ‘Sta pal op de plaats die u is toegewezen’, Liahona, mei 2003, pp. 54–57). Met de hulp van priesterschapsleiders moeten ouders terug blijven gaan en hun verloren kinderen zoeken, en ze ervan verzekeren dat er altijd een ‘thuis’ is, in het gezin en in de kerk, waar op hun terugkeer gewacht wordt. We weten nooit wanneer een hart kan veranderen. We weten nooit wanneer een ziel vermoeid is en door de wereld is afgemat. Als dat (…) gebeurt, lijkt het wel of onze kinderen bijna altijd eerst naar hun moeder gaan, met emoties die in een gedicht van Elizabeth Akers Allen als volgt onder woorden worden gebracht:
Getijde der jaren vloei helemaal t’rug!
Ik ben zo moe van die last op mijn rug. (…)
Moe van de leegte en alles onwaar,
Moeder, o moeder, mijn hart is nu klaar! (…)
In al de tijd dat ik weg ben geweest,
Was er geen liefd’ zoals moeder die geeft. (…)
Niemand als moeder verzacht zo ’t verdriet
van de ziel en de geest die de wereld geniet.
Mijn ogen zijn zwaar nu ik doezelig gaap,
Wieg me in slaap, moeder, wieg me in slaap!
(‘Rock Me to Sleep’. In: The Family Library of Poetry and Song, William Cullen Bryant [1870, red.], p. 190–191.)
Misschien reageren we zo algemeen op de liefde van onze moeder omdat die zoveel op de liefde van onze Heiland lijkt. President Joseph F. Smith heeft gezegd: ‘De liefde van een ware moeder benadert de liefde van God meer dan enige andere soort liefde’ (‘The Love of Mother’, Improvement Era, januari 1910, p. 278).
Zoals altijd heeft de Heiland het volmaakte voorbeeld gegeven van de liefde die Hij voor zijn aardse moeder had. Zelfs aan het eind van zijn aardse leven — na de ellende in Getsemane, het schijnproces, de doornenkroon, het zware kruis waaraan hij werd genageld — op dit cruciale moment in het heelal, keek Jezus neer van het kruis en zag Hij zijn moeder, Maria. Zijn laatste liefdevolle daad voordat Hij stierf, was ervoor te zorgen dat zijn moeder verzorgd achterbleef. Daarom zei Hij tegen zijn discipel Johannes: ‘Zie, uw moeder’ (Johannes 19:27). En vanaf dat moment nam de discipel haar in huis. Toen wist Jezus dat ‘alles reeds volbracht was’, boog Hij het hoofd en gaf Hij de geest. (Zie Johannes 19:27–28, 30.)
Vandaag sta ik voor u om mijn getuigenis te geven dat Jezus Christus de Heiland en Verlosser van de wereld is. Dit is zijn kerk, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Onze hemelse Vader wil dat al zijn kinderen bij Hem terugkeren. Dat weet ik heel zeker omdat de Heilige Geest dat in mijn hart heeft bevestigd. Dat heb ik niet altijd geweten — toen ik jong was, vertrouwde ik op het getuigenis van mijn ouders. Mijn moeder beloofde me dat als ik op de weg van de waarheid zou blijven, ook als die heet en stoffig leek, ook als er afleidingen waren, het einde beter zou zijn dan het begin. Daar ben ik mijn moeder eeuwig dankbaar voor. In de naam van Jezus Christus. Amen.