2010
Ons tot de Heer wenden
mei 2010


Ons tot de Heer wenden

Laat geen enkele aardse gebeurtenis u geestelijk uitschakelen.

Elder Donald L. Hallstrom

Vele jaren geleden was ik getuige van een hartverscheurende gebeurtenis, die uitmondde in een tragedie. Een jong stel stond op het punt hun eerste kind te krijgen. Ze keken vol verwachting en spanning uit naar deze monumentale gebeurtenis. Tijdens de bevalling traden er complicaties op en stierf de baby. Verslagenheid maakte plaats voor verdriet, verdriet veranderde in boosheid, boosheid ging over in beschuldigingen, en beschuldigingen leidden tot wraak jegens de dokter die in hun ogen alle blaam trof. De ouders en andere familieleden lieten zich meeslepen en spanden samen om de reputatie en carrière van de arts kapot te maken. Nadat de familie weken en maanden door bitterheid was verteerd, richtte men die bitterheid ook tot de Heer. ‘Hoe had Hij dit verschrikkelijke feit kunnen laten gebeuren?’ Zij wezen het herhaalde aanbod van geestelijke en emotionele steun door hun kerkleiders en broeders en zusters af, en namen na verloop van tijd afstand van de kerk. Vier generaties van de familie zijn inmiddels de dupe geworden. Waar eens sprake was van geloof en toewijding aan de Heer en zijn kerk, is nu al tientallen jaren sprake van geestelijke inactiviteit in de hele familie.

In de zwaarste omstandigheden van het leven is er vaak maar één bron van vrede. De Vredevorst, Jezus Christus, biedt ons zijn genade aan met de uitnodiging: ‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven’ (Matteüs 11:28). Hij belooft verder: ‘Mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u’ (Johannes 14:27).

Mijn grootouders van vaderskant hadden twee kinderen: een zoon (mijn vader) en een dochter. Na de vervulling van zijn zending en militaire dienstplicht in Hawaï, keerde mijn vader in 1946 naar de eilandengroep terug om zich daar te vestigen en zijn gezin groot te brengen. Zijn ouders woonden toen in Salt Lake City, net als zijn zus. Zij trouwde in 1946 en raakte vier jaar later in verwachting. Het is voor ouders heel bijzonder om mee te maken dat een dochter (in dit geval de enige dochter) haar eerste kind krijgt. Niemand wist dat ze zwanger was van een tweeling. Helaas kwamen zij en de tweeling alle drie bij de geboorte om.

Mijn grootouders waren diep bedroefd. In hun verdriet wendden zij zich echter direct tot Heer en zijn verzoening. Zonder in de waaromvraag en schuldvraag te blijven hangen, streefden ze naar een rechtschapen levenswandel. Mijn grootouders zijn nooit rijk geweest; ze hebben nooit tot de sociale elite behoord; ze hebben nooit een hoge positie in de kerk bekleed — ze waren gewoon toegewijde heiligen der laatste dagen.

Na hun pensionering in 1956 zijn ze naar Hawaï verhuisd, in de buurt van hun enige nageslacht. In de jaren daarna stopten ze hun tijd en liefde in hun familie en in hun kerktaken, en genoten ze bovenal gewoon van hun samenzijn. Ze waren het liefst bij elkaar en opperden zelfs dat wie ook het eerst zou overlijden, een manier zou vinden om zich weer snel met de ander te herenigen. Vlak voor hun 90e verjaardag en na een huwelijk van 65 jaar zijn ze enkele uren na elkaar een natuurlijke dood gestorven. Als hun bisschop heb ik de dubbele uitvaartdienst geleid.

De getrouwheid van opa Art en oma Lou, vooral in moeilijke tijden, heeft al vier generaties na hen beïnvloed. Op directe en indringende wijze zijn hun zoon (mijn vader) en mijn moeder erdoor beïnvloed toen mijn ouders hun eigen dochter, hun jongste kind, verloren wegens complicaties na de geboorte van haar kindje. Op 34-jarige leeftijd stierf zij tien dagen na de bevalling, en liet daarbij vier kinderen achter, van tien dagen tot acht jaar oud. Met het voorbeeld dat ze in de vorige generatie hadden gezien, wendden mijn ouders zich — zonder aarzeling — tot de Heer om troost.

Over de hele wereld en onder de leden van de kerk zijn grote vreugde en groot verdriet te vinden. Beide maken deel uit van het plan. Zonder het een kunnen we het andere niet kennen. ‘De mensen zijn, opdat zij vreugde zullen hebben’ (2 Nephi 2:25) en ‘Want er [moet] wel een tegenstelling in alle dingen zijn’ (2 Nephi 2:11) spreken elkaar niet tegen, maar vullen elkaar aan. In de beschrijving van zijn gevoel nadat hij zich tot de Heer had gewend, zei Alma de jonge: ‘Mijn ziel werd vervuld met een vreugde die even buitengewoon was als voordien mijn pijn’ (Alma 36:20).

Sommige mensen raken door grote problemen van slag; anderen maken van een mug een olifant. Symonds Ryder was een leider onder de Campbellieten die van de kerk had gehoord en een onderhoud had met Joseph Smith. Hij werd hierdoor geraakt en sloot zich in juni 1831 bij de kerk aan. Direct daarna werd hij tot ouderling geordend en op zending geroepen. In de brief met zijn oproep van het Eerste Presidium en op zijn officiële machtiging om te prediken was zijn naam verkeerd gespeld — één letter maar. Zijn achternaam was geschreven als R-i-d-e-r in plaats van R-y-d-e-r. Daardoor trok hij zijn oproep in twijfel, alsook degenen van wie de oproep kwam. Hij bedankte voor de zending en werd afvallig, wat al spoedig leidde tot haat en hevig verzet tegen Joseph en de kerk. In maart 1832, toen Joseph Smith en Sidney Rigdon ’s nachts door een woedende bende uit huis werden gesleurd en met pek en veren bedekt, hoorden ze een stem schreeuwen: ‘Simonds, Simonds [sic], waar is de emmer met teer?’ (History of the Church, deel 1, pp. 262–263.) In nog geen tien maanden tijd veranderde Symonds Ryder van een welwillende bekeerling in een bendeleider, nadat zijn geestelijke teloorgang werd ingeluid door zijn ergernis over zijn verkeerd gespelde naam — één letter maar. Hoe klein of groot de kwestie ook is, onze reactie kan bepalend zijn voor de wending die ons leven neemt.

De profeet Joseph Smith was een schoolvoorbeeld van het omgaan met persoonlijke tragedies en tegenspoed. Aan hem werd in de onmenselijke omgeving van de gevangenis te Liberty de volgende goddelijke aanwijzing geopenbaard (die, ten dele, Josephs leven tot dan toe beschreef en tevens als voorteken diende): Indien ‘dwazen (…) de spot met u drijven. (…) Indien gij geroepen zijt beproeving te doorstaan; (…) indien uw vijanden u overvallen; (…) indien gij in de put wordt geworpen, of in de handen van moordenaars valt (…) en alle elementen zich verenigen om de weg te versperren, en bovenal, indien zelfs de kaken der hel wijd tegen u worden opengesperd, weet dan, mijn zoon, dat al deze dingen u ondervinding zullen geven en voor uw bestwil zullen zijn’ (LV 122:1, 5–7). En vervolgens de indringende uitspraak: ‘De Zoon des Mensen is onder dat alles afgedaald. Zijt gij groter dan Hij?’ (Vers 8.) Daarop volgen duidelijke aanwijzingen en grote beloften. ‘Welnu, houd vol op uw weg, en vrees niet wat de mens kan doen, want God zal met u zijn tot in alle eeuwigheid’ (vers 9).

In de daaropvolgende jaren heeft Joseph Smith getrouw een leven vol moeilijkheden doorstaan. Hij hield er de volgende gelovige kijk op na: ‘En wat de gevaren betreft die ik geroepen ben door te maken, mij lijken ze slechts een kleinigheid. (…) Ik ben gewend om in diep water te zwemmen. (…) Ik [voel] mij genegen in verdrukking te roemen, want (…) God (…) [heeft] mij er steeds uit verlost en Hij zal mij blijven verlossen’ (LV 127:2). Josephs vertrouwen in het overwinnen van voortdurende moeilijkheden was gebaseerd op zijn vermogen zich voortdurend tot de Heer te wenden.

Als u vindt dat u onrecht is aangedaan door iemand (een familielid, een vriend of vriendin, een ander lid van de kerk, een kerkleider, een collega) of door iets (de dood van een dierbare, ziekte, financiële tegenslagen, mishandeling, verslavingen), reken dan direct en met alle kracht die u hebt met de kwestie af. ‘Houd vol op uw weg’ (LV 122:9); opgeven is geen optie. En wendt u, ogenblikkelijk, tot de Heer. Oefen al uw geloof in Hem. Laat Hem mede uw last dragen. Laat zijn genade uw last verlichten. Wij hebben de belofte dat wij ‘generlei benauwingen [zullen] lijden die niet (…) worden verzwolgen door de vreugde in Christus’ (Alma 31:38). Laat geen enkele aardse gebeurtenis u geestelijk uitschakelen.

In zijn meest sprekende daad, de verzoening, moest Jezus ‘onder alle dingen’ neerdalen (LV 88:6) en ‘de pijnen van alle mensen’ doorstaan (2 Nephi 9:21). We zien in dat het doel van de verzoening verder reikt dan het overwinnen van zonde. Deze grootste daad die ooit op aarde is verricht, geeft de Heiland de macht om zijn belofte waar te maken: ‘Indien gij u tot de Heer wendt met een volmaakt voornemen des harten en uw vertrouwen in Hem stelt, en Hem met alle ijver van uw verstand dient — als gij dat doet, zal Hij u (…) uit uw knechtschap verlossen’ (Mosiah 7:33).

Laten wij ons bij de viering van deze paasmorgen tot de Heer wenden, onze ‘blinkende morgenster’ (Openbaring 22:16). Ik getuig dat Hij voor eeuwig onze weg, onze waarheid en ons leven zal verlichten (zie Johannes 14:6). In de naam van Jezus Christus. Amen.