Het pad van onze plicht
Plicht vereist geen volmaking, maar wel ijver. Het is niet alleen wat bij wet vereist is; het is wat deugdzaam is.
Dit is een roerige wereld. Overal vinden we onenigheid en rampen. Soms lijkt het of de mensheid zelf op de rand van de afgrond staat.
De Heer voorspelde onze tijd met deze woorden: ‘De hemelen zullen beven, alsook de aarde; er zullen grote verdrukkingen onder de kinderen der mensen zijn, maar mijn volk zal ik bewaren.’1 Wij zouden grote troost moeten putten uit die belofte.
Hoewel rampen onze ‘regelmatige levenswijze versto[ren]’2, hoeft ons leven er niet blijvend door in duigen te vallen. Ze kunnen ons ‘ertoe [op]wekken [onze] plicht indachtig te zijn’3, en ‘ons wakker […] tot een besef van [onze plicht]’4 en op ‘het pad van [onze] plicht’5 te houden.
In Nederland diende tijdens de Tweede Wereldoorlog het huis van de familie van Casper ten Boom als schuilplaats voor onderduikers. Dat was hun manier om hun christelijke geloof in praktijk te brengen. Vier gezinsleden betaalden hiervoor met hun leven. Corrie ten Boom en haar zus, Betsie, brachten verschrikkelijke maanden door in het beruchte concentratiekamp Ravensbrück. Betsie overleed daar — Corrie overleefde het.
In Ravensbrück ondervonden Corrie en Betsie dat God ons helpt om te vergeven. Na de oorlog was Corrie vastbesloten om die boodschap door te geven. Op een keer had ze net een groep mensen in Duitsland toegesproken die leden onder de vernietigende gevolgen van de oorlog. Haar boodschap was: ‘God vergeeft.’ En toen was het dat de getrouwheid van Corrie ten Boom zegen bracht.
Er kwam een man op haar af. Ze herkende hem als een van de wreedste bewakers in het kamp. Hij zei: ‘U noemde Ravensbrück. Ik was een van de bewakers daar. (…) Maar sindsdien (…) ben ik een christen geworden.’ Hij legde uit dat hij God om vergeving had gevraagd voor de wreedheden die hij begaan had. Hij stak zijn hand uit en vroeg: ‘Wilt u het mij vergeven?’
Corrie ten Boom zegt dan:
‘Hij kan daar niet erg veel seconden hebben gestaan met uitgestoken hand, maar mij scheen het toe als uren waarin ik worstelde met het moeilijkste wat ik ooit had hoeven doen.
‘(…) De boodschap dat God vergeeft (…) heeft een voorwaarde: dat we vergeven wie ons hebben kwaad gedaan. (…)
‘(…) “Help mij!”, bad ik in stilte. ‘Ik kan mijn hand optillen. Dat kan ik wel. Wil mij het juiste gevoel geven.’
‘(…) Houterig, mechanisch, legde ik mijn hand in de uitgestrekte hand. Toen ik dat deed, gebeurde er iets ongelooflijks. De stroom begon in mijn schouder, liep door mijn arm en sprong in onze ineengeslagen handen. En toen leek deze genezende warmte mijn hele wezen te overstromen, wat tranen in mijn ogen deed springen.
‘Ik vergeef u met heel mijn hart, broeder’, riep ik uit.
‘Een moment lang hielden we elkaars hand vast, de voormalige bewaker en de voormalige gevangene. Ik had Gods liefde nog nooit zo intens gevoeld als toen.’6
Voor hen die het kwaad mijden en een goed leven leiden, die naar iets beters streven en Gods geboden onderhouden, kan een en ander alleen maar steeds beter worden, ondanks eventuele drama’s. De Heiland heeft ons de weg gewezen. In Getsemane, aan het kruis en in het graf overwon Hij, ons allen leven en hoop gevend. En nu nodigt Hij ons uit: ‘Kom hier, volg Mij.’7
President Thomas S. Monson heeft gezegd: ‘Als wij ons hoofd hoog willen houden, moeten we een bijdrage leveren aan het leven. Als we onze bestemming willen vervullen en terugkeren om bij onze Vader in de hemel te wonen, moeten we zijn geboden naleven en ons leven vormen naar het voorbeeld van de Heiland. Doen we dat, dan bereiken we niet alleen ons doel van het eeuwige leven, maar laten we de wereld bovendien achter als een rijkere en betere plek dan het was geweest als wij niet hadden geleefd en onze plicht hadden gedaan.’8
In de Bijbel staan deze geïnspireerde woorden: ‘Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want [dit is de hele plicht die] geldt voor alle mensen.’9
Wat is die plicht nu eigenlijk?
De plicht waarover ik het heb, is wat van ons verwacht wordt dat wij doen en zijn. Het is een morele opdracht die personen en gemeenschappen oproept om het goede, het ware en het eerzame te doen. Plicht vereist geen volmaking, maar wel ijver. Het is niet alleen wat bij wet vereist is; het is wat deugdzaam is. Het is niet voorbehouden aan hen die een positie van macht of aanzien bekleden; integendeel, het berust op een fundament van persoonlijke verantwoording, integriteit en moed. Onze plicht doen is een uiting van ons geloof.
President Monson heeft hierover gezegd: ‘Ik ben gek op dat fijne woord plicht.’10 Voor leden van de Kerk van Jezus Christus is het pad van onze plicht dat we ons in het dagelijks leven aan onze verbonden houden.
Aan wie en wat zijn wij iets verplicht?
Het pad van onze plicht voert ten eerste naar God onze eeuwige Vader. Hij is de Auteur van het heilsplan, de Ontwerper van hemel en aarde, de Schepper van Adam en Eva.11 Hij is de Bron van waarheid,12 de Belichaming van liefde13 en de Reden dat er verlossing in Christus is.14
President Joseph F. Smith heeft gezegd: ‘Al wat wij hebben, komt van [God]. (…) Van onszelf zijn wij niet meer dan een levenloos hoopje klei. Leven, intelligentie, wijsheid, oordeelsvermogen, denkvermogen zijn alle gaven van God aan de mensenkinderen. Hij geeft ons fysieke kracht en mentale vermogens. (…) Wij behoren God met onze intelligentie, onze kracht, ons begrip, onze wijsheid, en met al onze kracht te eren. Wij behoren ernaar te streven om in de wereld iets goeds te doen. Dat is onze plicht.’15
Iemand kan zijn of haar plicht aan God de Vader niet doen zonder zijn of haar plicht aan de Zoon van God, de Heer Jezus Christus, te doen. Om iemand te eren, moet men eerbied voor hem hebben, want de Vader heeft gezegd dat men alleen in en door de naam van Christus volledig aan zijn plicht kan voldoen.16 Hij is ons Voorbeeld, onze Verlosser en onze Koning.
Vervullen mannen en vrouwen, jongens en meisjes hun plicht jegens God, dan voelen zij de drang om hun plicht jegens elkaar te doen, jegens hun familieleden, jegens hun kerk en hun land, jegens al wat hun is toevertrouwd. Zij zijn verplicht om hun talenten groot te maken en een gezagsgetrouw, goed volk te worden. Zij worden ootmoedig, onderworpen en goed handelbaar. Onthouding overwint toegeeflijkheid; gehoorzaamheid leidt tot ijver. Er daalt gemoedsrust op hen neer. Burgers worden trouw, gemeenschappen worden goedaardig, en buren worden vrienden. De God des hemels wordt tevreden gesteld, de aarde krijgt vrede, en deze wereld wordt een betere plek.17
Hoe weten we in een crisis wat het pad van onze plicht is?
We bidden! Het is de zekere manier voor eenieder om dit te weten te komen; het is ieders levensader en verbinding met de hemel. De apostel Petrus heeft gezegd: ‘De ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun hulpgeroep.’18
Een nederig, oprecht, geïnspireerd gebed stelt aan ieder van ons de goddelijke leiding ter beschikking die we zo dringend nodig hebben. Brigham Young heeft gezegd: ‘De mensen staan allemaal wel eens voor grote zorgen en moeilijkheden (…); maar wij leren dat het onze plicht is om te bidden.’19
Jezus heeft gezegd:
‘Gij moet altijd waken en bidden, opdat gij niet in verzoeking valt; (…)
‘Daarom moet gij altijd in Mijn naam tot de Vader bidden; (…)
‘Bidt in uw gezin tot de Vader, altijd in mijn naam, zodat uw vrouw en uw kinderen gezegend worden.’20
Gebeden zijn pas doeltreffend als ze in overeenstemming zijn met het plan van de hemel. Het gebed des geloofs brengt vruchten voort als die overeenstemming er is, en die overeenstemming blijft als gebeden door de Heilige Geest worden geïnspireerd. De Geest onthult waar we om moeten vragen.21 Zonder die geïnspireerde leiding vragen we wel, maar ontvangen we niet,22 omdat we alleen onze eigen wil doen en niet Gods wil.23 Het is net zo belangrijk om bij het bidden door de Heilige Geest geleid te worden als verlicht te worden door diezelfde Geest als we een antwoord op ons gebed ontvangen. Zo’n gebed levert de zegeningen des hemels op, want onze Vader ‘weet, wat [wij] van node heb[ben], eer [wij] Hem bid[den]’24 en Hij beantwoordt elk oprecht gebed. Tenslotte zijn het de Vader en de Zoon die beloven: ‘Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden.’25
Ik getuig dat het pad van onze plicht duidelijk wordt aangegeven door onverdeeld geloof in God, de eeuwige Vader, en in zijn Zoon, Jezus Christus, en in de kracht van het gebed. Al Gods kinderen die Hem liefhebben en zijn geboden willen onderhouden, dienen dit pad te bewandelen. Voor jonge mensen leidt dit tot prestatie en voorbereiding; voor volwassenen leidt dit tot hernieuwd geloof en vastberadenheid; voor de oudere generatie leidt dit tot visie en volharding tot het einde in rechtschapenheid. Het rust elke getrouwe reiziger uit met de kracht van de Heer, beschermt hem voor het kwaad van zijn tijd, en begiftigt hem met de kennis ‘dat de conclusie uit de hele kwestie [is] God te vrezen en zijn geboden te onderhouden; want dat is de hele plicht van de mens.’26 In de naam van Jezus Christus. Amen.