Met de woorden van kerkleiders
Tiende: ook een gebod voor de armen
Naar een toespraak, gehouden tijdens de algemene aprilconferentie van 2005.
In oktober 1998 verwoestte de orkaan Mitch grote delen van Midden-Amerika. President Gordon B. Hinckley (1910–2008) maakte zich ernstig zorgen over de slachtoffers van de ramp, van wie velen alles waren kwijtgeraakt — voedsel, kleding en huisraad. Hij bezocht de heiligen in de steden San Pedro Sula en Tegucigalpa in Honduras, en Managua in Nicaragua. En de boodschap die deze hedendaagse profeet in al die steden bracht, was vergelijkbaar met die van de liefdevolle profeet Elia aan de arme weduwe: offers brengen en de wet van tiende naleven.
Maar hoe kun je van iemand die zo arm is offers verwachten? President Hinckley wist dat het voedsel en de kleding die de kerk ze gestuurd had ze zou helpen om de crisis te doorstaan, maar zijn bezorgdheid en liefde reikten veel verder. Hoe belangrijk humanitaire hulp ook is, hij wist dat de belangrijkste hulp van God komt, niet van de mens. De profeet wilde hen helpen de vensters van de hemel te ontsluiten, naar de belofte in het boek Maleachi (zie Maleachi 3:10; Mosiah 2:24).
President Hinckley zei dat ze altijd brood op de plank zouden hebben, zich altijd zouden kunnen kleden, en altijd een dak boven hun hoofd zouden hebben, als ze hun tiende betaalden.