Boodschap van het Eerste Presidium
Het heilswerk bespoedigen
Beseft u dat de kerk 98 jaar bestond voordat ze honderd ringen telde? Maar minder dan dertig jaar later waren de volgende honderd een feit. En amper acht jaar later telde de kerk ruim driehonderd ringen. Nu hebben we meer dan drieduizend ringen.
Waarom groeien we steeds sneller? Omdat we meer in het nieuws zijn? Omdat we mooie gebouwen hebben?
Dat zijn belangrijke zaken, maar de reden waarom de kerk groeit, is dat de Heer heeft aangegeven dat ze zou groeien. In de Leer en Verbonden heeft Hij gezegd: ‘Zie, Ik zal mijn werk te zijner tijd bespoedigen.’1
Wij, de geestkinderen van onze hemelse Vader, zijn in deze tijd naar de aarde gezonden om aan de bespoediging van dit grote werk deel te nemen.
Bij mijn weten heeft de Heer nooit gezegd dat dit werk zich tot het sterfelijke leven beperkt. Zijn werk behelst de eeuwigheid. Ik geloof dat Hij zijn werk in de geestenwereld bespoedigt. Ik geloof ook dat de Heer, met de hulp van zijn dienstknechten daar, vele geesten op het ontvangen van het evangelie voorbereidt. Het is onze taak om de namen van onze overleden familieleden op te sporen, naar de tempel te gaan en de heilige verordeningen te verrichten, die hen achter de sluier dezelfde mogelijkheden bieden die wij genieten.
President Brigham Young (1801–1877) heeft gezegd dat elke goede heilige der laatste dagen het in de geestenwereld druk heeft. ‘Wat doen zij daar? Zij prediken, prediken de hele tijd, en bereiden de weg voor ons voor, zodat wij ons werk, de bouw van tempels hier en elders, kunnen bespoedigen.’2
Familiehistorisch werk is lang niet altijd gemakkelijk. Ik weet hoe frustrerend het is voor mensen die uit Scandinavië afkomstig zijn. Neem nu bijvoorbeeld mijn Zweedse afstamming: de naam van mijn grootvader was Nels Monson; maar zijn vader heette helemaal niet Monson, maar Mons Okeson. De vader van Mons heette Oke Pederson, en diens vader heette Peter Monson — dat brengt ons terug bij Monson.
De Heer verwacht van u en mij dat we het familiehistorisch werk goed uitvoeren. We hebben volgens mij eerst de Geest van onze hemelse Vader nodig als we ons werk goed willen doen. Als we zo rechtschapen mogelijk leven, opent Hij de weg naar de zegeningen waar we zo oprecht en ijverig naar streven.
We zullen fouten maken, maar niemand kan een expert in familiegeschiedenis worden zonder eerst beginner te zijn. Daarom moeten we ons op dit werk storten en niet vreemd opkijken als we op problemen stuiten. Het is geen gemakkelijke taak, maar de Heer heeft u en mij ermee belast.
U zult soms niet verder kunnen met uw familiegeschiedenis. Dan zult u denken: ik kan niets meer doen. Als u dat punt bereikt, ga dan op uw knieën en vraag de Heer om de weg vrij te maken, en Hij zal de weg voor u vrijmaken. Ik getuig dat dit waar is.
Onze hemelse Vader heeft zijn kinderen in de geestenwereld evenveel lief als u en mij. De profeet Joseph Smith heeft over het verlossen van de doden gezegd: ‘En nu de grote doeleinden van God naar hun vervulling worden voortgestuwd en de dingen waarvan de profeten hebben gesproken worden vervuld, nu het koninkrijk van God op aarde is gevestigd en de oude orde van zaken is hersteld, heeft de Heer aan ons deze plicht en dit voorrecht gemanifesteerd.’3
President Joseph F. Smith (1838–1918) heeft het volgende gezegd over onze voorouders die zonder kennis van het evangelie gestorven zijn: ‘Door het werk dat wij voor hen doen, zullen de ketens van slavernij van hen afvallen, zal de duisternis die hen omringt optrekken, zal er licht op hen schijnen en zullen zij in de geestenwereld horen van het werk dat door hun kinderen hier voor hen gedaan is, en zullen zij zich met u verheugen dat u die taken hebt uitgevoerd.’4
Er zijn vele miljoenen geestkinderen van onze hemelse Vader die vóór hun dood en overgang naar de geestenwereld nooit de naam van Christus gehoord hebben. Maar nu zijn ze onderricht in het evangelie en wachten op de dag waarop u en ik het vereiste onderzoek doen om de weg vrij te maken, zodat we naar het huis van de Heer kunnen gaan en het werk kunnen verrichten wat ze niet voor zichzelf kunnen verrichten.
Broeders en zusters, ik getuig dat de Heer ons zal zegenen naarmate we deze uitdaging aanvaarden en er meer aan doen.