Vierde verdieping, laatste deur
God ‘beloont wie Hem zoeken’, we moeten dus blijven kloppen. Zusters, geef het niet op! Zoek God met geheel uw hart.
Mijn dierbare zusters, lieve vriendinnen, wat een zegen dat we hier weer in deze wereldwijde conferentie onder de leiding van onze geliefde profeet en president, Thomas S. Monson, vergaderd zijn. President, we hebben u lief en we steunen u! We weten dat u van de zusters van de kerk houdt.
Ik vind het heerlijk om deze fijne bijeenkomst van de algemene conferentie voor de zusters van de kerk mee te maken.
Zusters, als ik u zie moet ik wel denken aan de vrouwen die van veel invloed op mij zijn geweest: mijn grootmoeder en mijn moeder, die als eersten de uitnodiging aannamen om te komen kijken wat de kerk inhield.1 Mijn dierbare vrouw, Harriet, voor wie ik liefde op het eerste gezicht voelde. Harriets moeder die niet lang nadat haar man aan kanker overleden was lid van de kerk werd. En dan mijn zus, mijn dochter, mijn kleindochter en mijn achterkleindochter; allemaal mensen die mij verfijnd hebben. Door hen gaat de zon voor mij schijnen. Zij inspireren me om een betere man en een gevoeliger kerkleider te zijn. Zonder hen zou mijn leven er heel anders uitzien!
Het stemt me vooral nederig dat ik weet dat overal in de kerk hun invloed miljoenen keren door de capaciteiten, talenten, de intelligentie en het getuigenis van vrouwen met geloof wordt vermenigvuldigd.
Sommigen van u vinden misschien dat u zoveel lof niet verdient. U denkt misschien dat u te onbelangrijk bent om een goede invloed op anderen te hebben. Misschien ziet u zichzelf niet eens als een ‘vrouw met geloof’ omdat u soms met twijfel of angst worstelt.
Vandaag spreek ik tot iedereen die wel eens zo gedacht heeft — en dat slaat waarschijnlijk op ons allemaal op één of ander moment in ons leven. Ik wil over geloof spreken; wat het is, wat het teweeg kan brengen en wat niet, en wat wij moeten doen om de macht van geloof te activeren.
Wat is geloof?
Geloof is een sterke overtuiging van iets; een overtuiging die zo sterk is dat ze ons beweegt tot daden die we anders niet zouden uitvoeren. ‘Geloof is zeker zijn van waar we op hopen en van wat we niet zien.’2
Hoewel deze uitspraak logisch klinkt voor gelovige mensen, is ze vaak verwarrend voor hen die niet geloven. Zij schudden het hoofd en vragen: ‘Hoe kan iemand zeker zijn van wat hij niet kan zien?’ Voor hen is dat een bewijs van het irrationele van religie.
Zij begrijpen niet dat er meer manieren zijn om te zien dan met onze ogen, meer manieren om te voelen dan met onze handen; meer manieren om te horen dan met onze oren.
Het doet denken aan de belevenis van een meisje dat met haar oma buiten wandelde. Het meisje vond het gefluit van de vogels prachtig en praatte tegen haar oma over ieder geluid dat ze hoorde.
‘Hoor je dat?’ vroeg ze iedere keer. Maar haar oma was hardhorend en kon de geluiden niet onderscheiden.
Uiteindelijk knielde de oma neer en zei: ‘Het spijt me, liefje. Oma kan niet zo goed horen.’
Verontwaardigd nam het meisje oma’s gezicht in haar handjes, keek oma diep in de ogen en zei: ‘Je moet beter luisteren, oma!’
Dit verhaal bevat leringen voor zowel niet-gelovigen als gelovigen. Dat we iets niet kunnen horen betekent nog niet dat er niets te horen valt. Twee mensen kunnen naar dezelfde boodschap luisteren of dezelfde Schrifttekst lezen en een van hen voelt misschien het getuigenis van de Geest en de ander niet.
Aan de andere kant, bij onze pogingen om onze dierbaren de stem van de Geest en de diepe, eeuwige schoonheid van het evangelie van Jezus Christus te helpen ervaren, is zeggen dat ze beter moeten luisteren misschien niet de beste manier.
Misschien is anders luisteren een beter advies voor ieder die iemands geloof wil versterken. De apostel Paulus moedigt ons aan om te luisteren naar de stem die tot onze geest spreekt; niet alleen tot onze oren. Hij zei: ‘De natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet leren kennen, omdat ze geestelijk beoordeeld worden.’3 Of misschien dienen we de woorden van de kleine prins in het verhaal van Saint-Exupéry te overwegen: ‘Alleen met het hart kun je goed zien. Alles van wezenlijk belang is onzichtbaar voor het oog.’4
De macht en de grenzen van geloof
Het is soms niet makkelijk om geloof in geestelijke zaken te ontwikkelen terwijl we in een stoffelijke wereld leven. Maar het is de moeite waard omdat de macht van geloof enorm kan zijn. In de Schriften lezen we dat de werelden door geloof ontworpen zijn, de wateren gescheiden, de doden opgewekt, dat de loop van rivieren veranderd is en dat bergen verzet zijn.5
Toch zullen sommigen vragen: ‘Als geloof zo machtig is, waarom kan ik dan geen antwoord op een oprecht gebed ontvangen? Er hoeft voor mij geen zee gesplitst en geen berg verplaatst te worden. Ik wil gewoon dat mijn ziekte overgaat of dat mijn ouders elkaar vergeven of dat er een eeuwige partner met een boeket bloemen in de ene hand en een verlovingsring in de andere bij me op de stoep staat. Waarom kan mijn geloof dat niet bewerkstelligen?’
Geloof is machtig en het resulteert vaak in wonderen. Maar hoe groot ons geloof ook is, er zijn twee dingen die we er niet mee kunnen doen. In ieder geval kan het geen inbreuk doen op iemands keuzevrijheid.
Een vrouw bad jarenlang dat haar afgedwaalde dochter naar de kudde van Christus terug mocht keren en was ontmoedigd dat haar gebeden kennelijk niet verhoord waren. Dat was vooral pijnlijk toen ze hoorde van andere afgedwaalde kinderen die zich wel bekeerd hadden.
Het probleem was niet een tekort aan gebeden of geloof. Maar ze moest wel begrijpen dat onze hemelse Vader — hoe pijnlijk dat voor Hem ook mag zijn — niemand zal dwingen om het pad van rechtschapenheid te kiezen. In het voorsterfelijk bestaan heeft God zijn kinderen niet gedwongen Hem te volgen. Denkt u heus dat Hij ons nu wel zal dwingen, nu we onze reis door het sterfelijk leven maken?
God zal ons uitnodigen, overhalen. God zal ons onvermoeibaar met liefde en inspiratie en bemoediging de hand reiken. Maar God zal ons nooit dwingen. Dat zou zijn grote plan voor onze eeuwige groei ondermijnen.
Ten tweede kunnen we met ons geloof niet onze wil aan God opdringen. We kunnen God niet dwingen om in onze wensen mee te gaan, hoezeer we ook denken dat we gelijk hebben of hoe oprecht we ook bidden. Denk aan de ervaring van Paulus die de Heer vaak smeekte om hem van een persoonlijke beproeving die hij een ‘doorn in het vlees’ noemde te bevrijden. Maar dat was niet Gods wil. Uiteindelijk besefte Paulus dat zijn beproeving een zegen was en dankte hij God dat die zijn gebeden niet had verhoord op de manier waarop hij het gehoopt had.6
Vertrouwen en geloof
Nee, het doel van geloof is niet Gods wil veranderen maar ons macht geven om naar Gods wil te handelen. Geloof is vertrouwen; vertrouwen dat God ziet wat wij niet kunnen zien en dat Hij weet wat wij niet weten.7 Soms is op onze eigen visie en oordeel vertrouwen niet genoeg.
Ik heb dat als piloot geleerd op dagen dat ik in dikke mist of wolken moest vliegen en maar een paar meter voor me uit kon zien. Ik moest vertrouwen op de instrumenten die aangaven waar ik was en wat mijn koers was. Ik moest naar de stem van luchtverkeersleiding luisteren. Ik moest de aanwijzingen opvolgen van iemand die nauwkeuriger informatie dan ik had. Iemand die ik niet kon zien, maar iemand die ik had leren vertrouwen. Iemand die zag wat ik niet kon zien. Ik moest vertrouwen hebben en zijn aanwijzingen opvolgen om veilig op mijn bestemming aan te komen.
Geloof betekent dat we niet alleen op Gods wijsheid vertrouwen, maar dat we ook op zijn liefde vertrouwen. Het betekent erop vertrouwen dat God volmaakt van ons houdt; dat alles wat Hij doet — iedere zegen die Hij ons schenkt en iedere zegen die Hij ons tijdelijk onthoudt — voor ons eeuwig geluk is.8
Met zulk geloof kunnen we, hoewel we misschien niet begrijpen waarom dingen gebeuren of waarom sommige gebeden niet verhoord worden, weten dat alles uiteindelijk wijs was. ‘Wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede.’9
Alles komt in orde. Alles zal goed zijn.
We kunnen er zeker van zijn dat er antwoorden zullen komen en we kunnen erop vertrouwen dat we niet alleen tevreden met die antwoorden zullen zijn, maar dat we ook verbaasd zullen zijn over de genade, barmhartigheid, gulheid en liefde die onze hemelse Vader voor ons, zijn kinderen, heeft.
Blijf gewoon kloppen
Tot dan wandelen we in het geloof dat we hebben10 en streven er steeds naar om ons geloof te versterken. Soms is dat geen gemakkelijke taak. Zij die ongeduldig zijn, niet toegewijd of nalatig, vinden geloof misschien ongrijpbaar. Zij die snel ontmoedigd raken of afgeleid worden, voelen het misschien nauwelijks. Zij die nederig, ijverig en volhardend zijn, ontvangen geloof.
Zij die de prijs van getrouwheid betalen, ontvangen geloof.
Een illustratie van dat vertrouwen is de ervaring van twee jonge zendelingen die in een gebied in Europa werkten waar weinig bekeerlingen tot de kerk kwamen. Ik neem aan dat het logisch voor hen zou zijn geweest om te denken dat wat zij deden niet veel uit zou maken.
Maar deze twee zendelingen hadden geloof en ze waren toegewijd. Hun instelling was dat als er niemand naar hun boodschap luisterde dit niet het gevolg zou zijn van middelmatigheid van hun kant.
Op een dag besloten ze met de bewoners van een goed onderhouden flatgebouw van vier verdiepingen te gaan praten. Ze begonnen op de eerste verdieping en belden bij iedere deur aan om over hun boodschap van redding door Jezus Christus en de herstelling van zijn kerk te spreken.
Niemand op de eerste verdieping wilde naar hen luisteren.
Hoe eenvoudig was het niet geweest om te zeggen: ‘We hebben het geprobeerd. Laten we hier ophouden. Laten we naar een ander gebouw gaan.’
Maar deze twee zendelingen hadden geloof en waren tot werken bereid en dus belden ze bij iedere deur op de tweede verdieping aan.
Weer wilde niemand luisteren.
Op de derde verdieping net zo. En ook op de vierde — dat wil zeggen, totdat ze bij de laatste deur op de vierde verdieping aanbelden.
Toen die deur openging, glimlachte een meisje naar hen en vroeg hen even te wachten terwijl ze het aan haar moeder ging vragen.
Haar moeder was pas 36 en had onlangs haar man verloren. Ze was niet in de stemming om met mormoonse zendelingen te praten. Ze zei haar dochter dat ze hen weg moest sturen.
Maar de dochter smeekte haar om ze binnen te laten. Die jongemannen waren zo vriendelijk, zei ze. En het zou maar een paar minuutjes duren.
De moeder stemde met tegenzin toe. De zendelingen brachten hun boodschap en gaven de moeder een boek — het Boek van Mormon.
Toen ze weg waren, besloot de moeder dat ze in ieder geval een paar bladzijden zou lezen.
Ze las het hele boek binnen een paar dagen uit.
Niet lang daarna liet dit prachtige eenoudergezin zich dopen.
Toen het gezinnetje hun plaatselijke gemeente in Frankfurt bezocht, was daar een jonge diaken die zijn oog liet vallen op een van de mooie dochters. Hij dacht: die zendelingen doen fantastisch werk!
Die jonge diaken heette Dieter Uchtdorf. En de charmante jongevrouw die haar moeder had gesmeekt om naar de zendelingen te luisteren droeg de prachtige naam Harriet. Ze is geliefd bij iedereen die haar leert kennen als ze mij op mijn reizen vergezelt. Ze is veel mensen tot zegen geweest door haar liefde voor het evangelie en haar sprankelende persoonlijkheid. Zij is altijd het zonnetje in mijn leven geweest.
Ik heb mijn hemelse Vader vaak gedankt voor de twee zendelingen die het niet na de eerste verdieping opgaven! Mijn hart gaat vaak in waardering uit naar hun geloof en harde werken. Ik heb veel dankgebeden uitgesproken omdat zij doorgingen, tot de laatste deur op de vierde verdieping.
Er zal u opengedaan worden
Laten we bij ons streven naar volhardend geloof, bij onze zoektocht om ons met God en zijn doeleinden te verbinden, aan de belofte van de Heer denken: ‘Klop, en er zal voor u opengedaan worden.’11
Geven we het na een deur of twee op? Na een verdieping of twee?
Of blijven we zoeken totdat we bij de laatste deur op de vierde verdieping zijn gekomen?
God ‘beloont wie Hem ernstig zoeken.’12 Maar die beloning ligt gewoonlijk niet achter de eerste deur. We moeten dus blijven kloppen. Zusters, geef het niet op! Zoek God met geheel uw hart. Oefen geloof. Leef rechtschapen.
Ik beloof u dat als u dat doet — zelfs tot aan de vierde verdieping — u de antwoorden waarnaar u op zoek bent, zult ontvangen. U zult tot geloof komen. En op een dag zult u met licht vervuld worden dat ‘steeds helderder [wordt] tot de volle dag toe.’13
Mijn geliefde zusters in Christus, God bestaat echt.
Hij leeft.
Hij heeft u lief.
Hij kent u.
Hij begrijpt u.
Hij kent de onuitgesproken gebeden in uw hart.
Hij heeft u niet in de steek gelaten.
Hij zal u niet in de steek laten.
Het is mijn getuigenis en apostolische zegen voor ieder van u dat u die verheven waarheid zelf in uw hart en uw verstand zult herkennen. Leef in geloof, lieve vriendinnen, en ‘de Here [onze] God [zal] u duizendmaal groter maken en u zegenen, zoals Hij heeft beloofd!’14
Het is mijn geloof en mijn vaste, onwankelbare overtuiging dat dit het werk van God is. In de heilige naam van onze geliefde Heiland, in de naam van Jezus Christus. Amen.