2016
Ik zal thuis het licht van het evangelie uitstralen
November 2016


Ik zal thuis het licht van het evangelie uitstralen

Wij kunnen thuis, op school en op de werkvloer het licht van het evangelie uitstralen als we het positieve in anderen zien en bespreken.

Naar aanleiding van de uitnodiging die zuster Linda K. Burton tijdens de algemene aprilconferentie1 gaf, zijn velen van u zo attent en edelmoedig geweest om in uw omgeving in de behoeften van vluchtelingen te voorzien. Deze eenvoudige, persoonlijke inspanningen en gemeenschapsprojecten zijn op liefde gestoeld. Door uw tijd, talenten en middelen te delen, zijn uw harten — en die van de vluchtelingen — verlicht. Ware naastenliefde leidt onvermijdelijk tot meer hoop en geloof en zelfs tot meer liefde tussen gever en ontvanger.

De profeet Moroni heeft gezegd dat naastenliefde een essentieel kenmerk is van hen die bij onze hemelse Vader in het celestiale koninkrijk zullen wonen. Hij schrijft: ‘Tenzij u naastenliefde hebt, kunt u geenszins behouden worden in het koninkrijk Gods’.2

Uiteraard is Jezus Christus de volmaakte belichaming van naastenliefde. Zijn voorsterfelijke aanbod om onze Heiland te worden, zijn daden tijdens zijn sterfelijk leven, zijn goddelijke gave van de verzoening en zijn voortdurende inspanningen om ons terug bij onze hemelse Vader te brengen, spreken van zijn oneindige liefde voor ons. Hij heeft maar één doel: zijn liefde voor zijn Vader tonen door zijn liefde voor ieder van ons. Toen men Jezus vroeg wat het grootste gebod was, zei Hij:

‘U zult de Heer, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand.

Dit is het eerste en het grote gebod.

En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.’3

Wij kunnen onze liefde voor onze naaste op een zinvolle manier ontwikkelen en tonen door edelmoedig te zijn in woord en gedachte. Enkele jaren geleden merkte een dierbare vriend op: ‘De hoogste vorm van naastenliefde is wellicht niet oordelen.’4 Dat geldt nog steeds.

Onlangs keek de driejarige Alyssa met haar broertjes en zusjes naar een film en zei ze met een verbaasde blik: ‘Mama, die kip is raar!’

Haar moeder keek naar het scherm en antwoordde glimlachend: ‘Dat is een pauw, lieverd.’

Net als deze onwetende driejarige is ons begrip van anderen soms onvolledig of onjuist. We kunnen ons blindstaren op de verschillen en ogenschijnlijke tekortkomingen van onze naasten terwijl onze hemelse Vader zijn kinderen in een eeuwig kader ziet, met schitterend en heerlijk potentieel.

President James E. Faust heeft ooit gezegd: ‘Hoe ouder ik word, hoe minder ik oordeel’.5 Dat doet mij aan de opmerking van de apostel Paulus denken:

‘Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, overlegde ik als een kind, maar nu ik [ouder] geworden ben, heb ik het kinderlijke tenietgedaan.

Nu immers kijken wij door middel van een spiegel in een raadsel, maar dan zullen wij zien van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik ten dele, maar dan zal ik kennen, zoals ik zelf gekend ben.’6

Als we onze eigen onvolmaaktheden duidelijk zien, zijn we minder geneigd om anderen ‘door middel van een spiegel in een raadsel’ te bekijken. We dienen het licht van het evangelie te gebruiken om anderen te zien zoals de Heiland dat doet — met mededogen, hoop en naastenliefde. Op een dag zullen wij hun hart volkomen begrijpen en dankbaar zijn voor de barmhartigheid die ons wordt verleend — net als wij anderen in dit leven met barmhartige gedachten en woorden bejegenen.

Enkele jaren geleden ging ik met een groep jongevrouwen kanovaren. De blauwe meren, omringd door groen beboste heuvels en steile rotsen, waren adembenemend mooi. Het water spatte op toen we op het heldere meer peddelden en we gleden soepel onder een warme zon door het water.

Maar toen kwamen er donkere wolken opzetten en het begon hard te waaien. We moesten onze peddels diep in het water duwen en onafgebroken peddelen. Na enkele afmattende uren te hebben gepeddeld, veranderden we van koers op het grote meer en ontdekten tot onze verbazing en vreugde dat we de wind nu in de rug hadden.

Snel maakten we gebruik van dit geschenk. We pakten een zeildoek en bonden twee hoekpunten aan de peddels vast en de andere twee punten aan de voeten van mijn echtgenoot, waarna hij zijn benen over de rand van de kano uitstrekte. De wind blies in het geïmproviseerde zeil en weg waren we!

Toen de jongevrouwen in de andere kano’s zagen hoe vlot we door het water kliefden, knutselden ze gauw zelf zeilen in elkaar. We konden weer lachen, en waren opgelucht en dankbaar tegelijk dat de beproeving van die dag voorbij was.

Net zoals die heerlijke wind kan het oprechte compliment van een vriend, de opgewekte groet van een ouder, de goedkeurende hoofdknik van een broer of zus, of de behulpzame glimlach van een collega of klasgenoot ons nieuwe ‘wind in de zeilen’ toeblazen als het in ons leven moeilijk wordt! President Thomas S. Monson zei het zo: ‘We hebben geen invloed op de wind, maar we kunnen wel onze zeilen bijstellen. Wie kiest voor een positieve levenshouding, ervaart maximaal geluk, gemoedsrust en tevredenheid.’7

Woorden hebben verrassend veel macht, zowel om op te bouwen als neer te halen. We herinneren ons allemaal wel hoe negatieve woorden ons deprimeerden en liefdevolle woorden ons hart verwarmden. Als wij kiezen om alleen positieve dingen over — en tegen — anderen te zeggen, verheffen en sterken wij onze naasten en helpen wij anderen in de voetsporen van de Heiland te treden.

Borduursel: ‘Ik zal thuis het licht van het evangelie uitstralen’

Als jeugdwerkmeisje spande ik mij ijverig in om dit eenvoudige gezegde te borduren: ‘Ik zal thuis het licht van het evangelie uitstralen.’ Toen ons groepje meisjes op een doordeweekse middag met naald en draad in de weer was, vertelde onze lerares het verhaal van een meisje dat op een heuvel aan de ene kant van een dal woonde. Elke namiddag zag ze op de heuvel aan de andere kant van het dal een huis met glanzende, gouden ramen. Haar eigen huis was klein en nogal armoedig, en het meisje droomde ervan om in dat mooie huis met de gouden ramen te wonen.

Op een dag mocht het meisje een fietstochtje in het dal maken. Enthousiast reed ze naar het huis met de gouden ramen dat ze zo lang had bewonderd. Maar toen ze van haar fiets stapte, zag ze dat het huis verlaten en bouwvallig was. Onkruid overwoekerde de tuin en de ramen waren lelijk en vies. Verdrietig draaide het meisje zich weer om. Tot haar grote verbazing zag ze aan de overkant van het dal een huis met glanzende, gouden ramen, en ze besefte al gauw dat het haar eigen huis was!8

Soms kijken we net als dit meisje naar wat anderen hebben of zijn, en voelen ons dan minder waard. We staren ons blind op de wereld van Pinterest of Instagram of raken verstrikt in de wedijver die op onze school of op de werkvloer heerst. Als we echter even de tijd nemen en ‘[onze] zegeningen [tellen]’9, wordt ons perspectief duidelijker en herkennen we de goedheid van God voor al zijn kinderen.

Of we nu acht of honderdacht zijn, we kunnen het licht van het evangelie in onze omgeving uitstralen, of dat nu een wolkenkrabber in Manhattan, een paalwoning in Maleisië of een yurt in Mongolië is. We kunnen ons voornemen om het goede in anderen en in onze omstandigheden te zien. Jonge en niet meer zo jonge vrouwen over de hele wereld kunnen naastenliefde tonen door het vertrouwen en geloof van anderen met hun woorden op te bouwen.

Ouderling Jeffrey R. Holland vertelde het verhaal van een jongeman die op school het mikpunt van pesterijen was. Enkele jaren later verhuisde hij, ging in militaire dienst, volgde een opleiding en werd actief in de kerk. Deze fase in zijn leven werd door prachtige successen gekenmerkt.

Na een aantal jaren keerde hij naar zijn geboorteplaats terug. Maar de mensen weigerden zijn groei en vooruitgang te erkennen. Voor hen was hij nog steeds dezelfde als vroeger en zo behandelden ze hem ook. Uiteindelijk kwijnde deze zo succesvolle man weg zonder zijn uitzonderlijk ontwikkelde talenten te hebben gebruikt tot zegen van hen die hem opnieuw hadden bespot en verworpen.10 Wat een verlies, voor hem en voor de gemeenschap!

De apostel Petrus zei: ‘Maar heb voor alles vurige liefde voor elkaar, want de liefde zal een menigte van zonden bedekken.’11 Vurige of ‘hartverwarmende’ liefde tonen we door de fouten en vergissingen van anderen te vergeten in plaats van wrok te koesteren of tekortkomingen uit het verleden te blijven oprakelen.

Als we meer zoals onze Heiland, Jezus Christus, willen worden, hebben we de plicht en het voorrecht om in iedereen vooruitgang te verwelkomen. Het is geweldig om licht te zien in de ogen van iemand die de verzoening van Jezus Christus heeft begrepen en die echte wijzigingen in zijn of haar leven aanbrengt! Zendelingen die vreugde ervoeren toen een bekeerling zich liet dopen en daarna naar de tempel ging, zijn getuige van de zegen die komt als we anderen toestaan — en aanmoedigen — om te veranderen. Leden die bekeerlingen verwelkomen die ogenschijnlijk niet in het koninkrijk passen, ervaren grote voldoening terwijl ze hen de liefde van de Heer helpen voelen. De grote schoonheid van het evangelie van Jezus Christus ligt in eeuwige vooruitgang. Verbetering wordt ons niet alleen toegestaan maar ook aangemoedigd en zelfs geboden, want ons doel is uiteindelijk volmaking.

President Thomas S. Monson heeft gezegd: ‘Op honderd kleine manieren draagt u allemaal de mantel van naastenliefde. […] Mogen wij elkaar niet veroordelen of bekritiseren, maar mogen wij de reine liefde van Christus hebben voor onze medereizigers op deze levensreis. Mogen wij inzien dat ieder haar [of zijn] best doet om de moeilijkheden aan te pakken die op [haar of zijn] weg komen, en mogen wij ernaar streven zelf ons best te doen om te helpen.’12

Positief geformuleerd is naastenliefde geduldig, vriendelijk en tevreden. Naastenliefde zet anderen op de eerste plaats, is nederig, beheerst zichzelf, zoekt het goede in anderen en verheugt zich als het anderen goed gaat.13

Zullen wij als zusters (en broeders) in Zion ‘zijde aan zijde staan en […] in liefde […] schragen en steeds [opbouwen], […] steunen en helpen waar nood wordt vermeend’?14 Kunnen wij in liefde en hoop de schoonheid in anderen zien en omarmen, en vooruitgang toestaan en aanmoedigen? Kunnen wij ons over de prestaties van anderen verheugen en onderwijl aan onze eigen ontwikkeling blijven werken?

Ja, we kunnen thuis, op school en op de werkvloer het licht van het evangelie uitstralen als we het positieve in anderen zien en bespreken, en het niet zo positieve vergeten. Ik ben dankbaar dat onze Heiland, Jezus Christus, bekering mogelijk heeft gemaakt voor ieder van ons die onvermijdelijk in deze onvolmaakte en soms moeilijke wereld heeft gezondigd!

Ik getuig dat wij, als wij zijn volmaakte voorbeeld volgen, de gave van naastenliefde kunnen ontvangen, waardoor wij grote vreugde zullen ervaren in dit leven en de beloofde zegening van een eeuwig leven bij onze Vader in de hemel kunnen genieten. In de naam van Jezus Christus. Amen.