2016
Ben ik goed genoeg? Ga ik het halen?
November 2016


Ben ik goed genoeg? Ga ik het halen?

Als u echt moeite doet en niet rationaliseert of in opstand komt, als u zich vaak bekeert en om genade smeekt, zult u ‘goed genoeg’ zijn.

Beste zusters en broeders, wat is het geweldig dat we bijeen kunnen komen om door de dienstknechten van de Heer onderricht te worden. Is het niet fantastisch dat onze hemelse Vader ons op zoveel manieren leidt en zegent? Hij wil echt dat we bij Hem terugkeren.

Toen ik als jonge arts mijn medicijnenstudie voltooid had, mocht ik dankzij een reeks tedere barmhartigheden aan mijn klinische opleidingsperiode in een intensief, competitief programma beginnen. Toen ik de andere stagiairs ontmoette, voelde ik me de minst intelligente en voorbereide stagiair. Ik dacht dat ik onmogelijk aan de rest van de groep kon tippen.

Drie maanden later zat ik ’s avonds laat aan de ziekenhuisbalie, tegelijk inwendig snikkend en vechtend tegen de slaap, de opnameformulieren voor een jongetje met een longontsteking in te vullen. Ik had me nog nooit zo ontmoedigd gevoeld. Ik had er geen flauw idee van hoe ik een longontsteking bij een tienjarige moest behandelen. Ik begon me af te vragen wat ik daar zat te doen.

Net op dat moment legde een arts-assistent in zijn laatste jaar zijn hand op mijn schouder. Hij vroeg me hoe het met me ging en ik bedolf hem onder mijn frustraties en angsten. Zijn antwoord heeft mijn leven veranderd. Hij vertelde me hoe trots hij en de andere laatstejaars op me waren en dat ze dachten dat ik een uitstekend arts zou worden. Kortom, hij geloofde in me toen ik niet in mezelf geloofde.

Leden vragen vaak net als ik: ‘Ben ik als mens wel goed genoeg?’ of ‘Ga ik het celestiale koninkrijk wel halen?’ ‘Goed genoeg zijn’ bestaat uiteraard helemaal niet. Niemand kan zijn heil ‘verwerven’ of ‘verdienen’, maar het is normaal dat we ons afvragen of we voor de Heer aanvaardbaar zijn. Zo interpreteer ik die vragen tenminste.

In de kerk worden we soms ontmoedigd door oprechte aansporingen om onszelf te verbeteren. We denken dan: het lukt me nooit om dat allemaal te doen, of: ik zal nooit zo goed zijn als deze mensen. Misschien voelen we ons zoals ik me die avond in het ziekenhuis voelde.

Lieve broeders en zusters, we moeten ophouden onszelf met anderen te vergelijken. We pijnigen onszelf onnodig door te wedijveren en te vergelijken. We laten ons zelfbeeld ten onrechte afhangen van de dingen die we wel of niet hebben en de mening van anderen. Als we dan toch moeten vergelijken, laten we ons dan vergelijken met wie we in het verleden waren — en zelfs met wie we willen worden. De enige mening over ons die belangrijk is, is die van onze hemelse Vader. Vraag Hem alstublieft oprecht naar zijn mening. Hij zal ons liefhebben en bijsturen, maar niet ontmoedigen; dat is Satans list.

Laat ik openhartig en duidelijk zijn. De antwoorden op de vragen ‘Ben ik goed genoeg?’ en ‘Ga ik het halen?’ zijn ‘Jazeker! U zult goed genoeg zijn’ en ‘Jazeker, u zult het halen als u zich blijft bekeren en niet rationaliseert of in opstand komt.’ De God van de hemel is geen hardvochtige scheidsrechter die op een excuus wacht om ons van het veld te sturen. Hij is onze volmaakt liefhebbende Vader, wiens grootste verlangen is dat we bij Hem terugkeren en eeuwig als gezin in zijn tegenwoordigheid wonen. Hij heeft echt zijn eniggeboren Zoon gegeven, opdat we niet verloren zouden gaan, maar het eeuwige leven zouden hebben!1 Geloof die eeuwige waarheid alstublieft en put er hoop en troost uit. Onze hemelse Vader wil dat we het halen! Dat is zijn werk en heerlijkheid.2

Ik hou van de manier waarop president Gordon B. Hinckley in dat beginsel onderwees. Ik heb hem meermaals horen zeggen: ‘Broeders en zusters, de Heer verlangt alleen van ons dat we moeite doen, maar we moeten wel echt moeite doen!’3

‘Echt moeite doen’ omvat ons uiterste best doen, vaststellen wat we kunnen verbeteren, en het vervolgens nogmaals proberen. Door dat herhaaldelijk te doen, komen we steeds dichter tot de Heer, voelen we zijn Geest steeds meer,4 en ontvangen we meer van zijn genade of hulp.5

Ik denk dat we niet altijd beseffen hoezeer de Heer ons wil helpen. Ik hou van deze woorden van ouderling David A. Bednar:

‘De meesten van ons begrijpen dat de verzoening voor zondaars is. Ik ben er echter niet zeker van of we begrijpen en beseffen dat de verzoening ook voor heiligen is. […]

‘De verzoening biedt ons de hulp om het slechte te overwinnen en te mijden én om goed te doen en goed te worden. […]

‘“Door middel van de genade van de Heer kunnen mensen […] de kracht en de hulp ontvangen om de goede werken te verrichten die zij anders […] niet hadden kunnen verrichten.[…] Deze genade is een instaatstellende kracht” [Bible Dictionary, ‘Grace’; cursivering toegevoegd] […] of hemelse hulp die ieder van ons hard nodig heeft om voor het celestiale koninkrijk in aanmerking te komen.’6

Het enige wat we voor die hemelse hulp moeten doen, is erom vragen en vervolgens handelen naar de rechtschapen ingevingen die we krijgen.

Het goede nieuws is dat als we ons oprecht bekeerd hebben, onze vroegere zonden onze verhoging niet in de weg zullen staan. Moroni zegt over de overtreders in zijn tijd: ‘Maar zo dikwijls als zij zich bekeerden en vergeving zochten, met een oprechte bedoeling, ontvingen zij vergeving.’7

En de Heer heeft over de zondaar gezegd:

‘Als hij zijn zonden voor u en voor Mij belijdt en zich met een oprecht hart bekeert, zult gij hem vergeven, en Ik zal hem ook vergeven.

‘Ja, en zo vaak als mijn volk zich bekeert, zal Ik hun hun overtredingen jegens Mij vergeven.’8

Als we ons oprecht bekeren, zal God ons echt vergeven, zelfs als we dezelfde zonde keer op keer begaan hebben. Ouderling Jeffrey R. Holland heeft gezegd: ‘Hoeveel kansen u ook denkt gemist te hebben, hoeveel fouten u ook denkt gemaakt te hebben […], ik getuig tot u dat u niet buiten het bereik van de goddelijke liefde bent. Het is voor u niet mogelijk om verder in de duisternis weg te kruipen dan het oneindige licht van Christus’ verzoening kan schijnen.’9

Dat betekent absoluut niet dat zondigen oké is. Aan zonden zijn altijd gevolgen verbonden. Zonden schaden en kwetsen altijd zowel de zondaar als de mensen op wie zijn of haar zonden een uitwerking hebben. En ware bekering is nooit makkelijk.10 Besef bovendien ook dat hoewel God alle schuldgevoelens en smet van onze zonden wegneemt als we ons oprecht bekeren, Hij misschien niet meteen alle gevolgen van onze zonden wegneemt. Soms behouden we die levenslang. En de ergste zonde is zonde met voorbedachten rade, waarbij men denkt: ik kan nu zondigen en me later bekeren. Ik geloof dat we dan het offer en lijden van Jezus Christus bespotten.

De Heer heeft gezegd: ‘Ik, de Heer, kan de zonde niet met de geringste mate van toelating aanschouwen.’11

En Alma heeft verklaard: ‘Zie, ik zeg u, goddeloosheid heeft nooit geluk betekend.’12

Een van de redenen dat Alma’s verklaring gewoon waar is, is dat we ons bij herhaaldelijk zondigen van de Geest verwijderen, ontmoedigd raken en ons vervolgens niet meer bekeren. Maar ik herhaal het nog eens: dankzij de verzoening van de Heiland kunnen we ons bekeren en vergeving ontvangen, zodra onze bekering oprecht is.

Wat we niet mogen doen, is rationaliseren in plaats van ons bekeren. Onze zonden rechtvaardigen door te denken: God weet dat het te moeilijk voor me is, en aanvaardt me zoals ik ben, werkt niet. ‘Echt moeite doen’ houdt in dat we doorzetten en de norm van de Heer nastreven die duidelijk in de vragen van het tempelaanbevelingsgesprek bepaald is.

Het andere dat ons uit de hemel houdt en ons van de broodnodige hulp verwijdert, is opstandigheid. In het boek Mozes lezen we dat Satan wegens opstandigheid uit de hemel geworpen werd.13 Telkens als we denken: ik heb God niet nodig en ik hoef me niet te bekeren, komen we in opstand.

Als kinderarts op de intensive care weet ik dat als iemand een levensreddende behandeling afslaat, dat de lichamelijke dood tot gevolg kan hebben. Als we tegen God in opstand komen, slaan we op vergelijkbare wijze onze enige hulp en hoop af, namelijk Jezus Christus, wat de geestelijke dood tot gevolg heeft. Niemand kan dat op eigen kracht doen. Niemand zal ooit ‘goed genoeg’ zijn, behalve door de verdiensten en barmhartigheid van Jezus Christus,14 maar omdat God onze keuzevrijheid respecteert, kunnen we niet gered worden zonder zelf moeite te doen. Zo zit het evenwicht tussen genade en werken in elkaar. We kunnen hopen op Christus omdat Hij ons wil helpen en veranderen. Hij helpt u trouwens nu al. Sta daar even bij stil en herken de hulp die u van Hem krijgt.

Ik getuig dat u, als u echt moeite doet en niet rationaliseert of in opstand komt, en als u zich vaak bekeert en om de genade of hulp van Christus smeekt, ‘goed genoeg’ zult zijn, dat wil zeggen aanvaardbaar voor de Heer. U zult het celestiale koninkrijk halen en vervolmaakt zijn in Christus. En u zult de zegeningen, heerlijkheid en vreugde ontvangen die God zijn dierbare kinderen — onder wie ook u — wil geven. Ik getuig dat God leeft en wil dat we bij Hem terugkeren. Ik getuig dat Jezus leeft. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.