2016
Kloekmoedig in het getuigenis van Jezus
November 2016


Kloekmoedig in het getuigenis van Jezus

We kunnen het ons niet veroorloven dat struikelblokken ons getuigenis van de Vader en de Zoon verstoren of gecompliceerd maken.

Het eeuwige leven is de grootste gave van God en het wordt verleend aan iedereen die Gods ‘geboden onderhoudt en volhardt tot het einde.’1 Aan de andere kant wordt het eeuwige leven hun ontzegd die ‘niet kloekmoedig zijn in het getuigenis van Jezus.’2 Een aantal struikelblokken kunnen onze kloekmoedigheid in de weg staan en ons ervan weerhouden het doel van het eeuwige leven te bereiken.3 Struikelblokken kunnen ingewikkeld zijn. Dat zal ik toelichten.

Vele jaren geleden bouwde mijn vader een huis op het land van de ranch waar hij was opgegroeid. Het uitzicht over de weilanden was prachtig. Toen de muren van het huis werden geplaatst, ging ik kijken. Ik was verbaasd dat je vanuit het raam in de woonkamer direct uitkeek op een hoogspanningspaal die niet ver van het huis stond. Naar mijn mening deed dat enorme afbreuk aan het schitterende uitzicht.

Hoogspanningspaal voor het raam

Ik zei: ‘Pap, waarom liet je ze die hoogspanningspaal pal voor je raam zetten?’

Mijn vader, een uiterst praktische, rustige man, riep enigszins geëmotioneerd uit: ‘Quentin, die hoogspanningspaal is voor mij het mooiste van de hele ranch!’ Toen legde hij het uit: ‘Telkens als ik naar die paal kijk, besef ik dat ik niet meer — zoals vroeger, toen ik hier opgroeide — emmers water van de bron naar het huis hoef te dragen om te koken, mijn handen te wassen of een bad te nemen. Ik hoef ’s avonds geen kaarsen of olielampen aan te steken om te lezen. Ik wil die paal graag pal voor mijn raam hebben.’

Mijn vader keek vanuit een ander perspectief naar die hoogspanningspaal dan ik. Die paal was voor hem het symbool van een beter leven, voor mij was het een struikelblok, omdat hij het prachtige uitzicht bedierf. Mijn vader waardeerde energie, licht en zindelijkheid meer dan een mooi uitzicht. Ik besefte onmiddellijk dat hoewel de paal voor mij een struikelblok vormde, hij voor mijn vader van grote praktische, symbolische betekenis was.

Een struikelblok is ‘een hinderpaal voor geloof of begrip’ of ‘een obstakel voor vooruitgang.’4 Geestelijk struikelen is ‘tot zonde vervallen of afdwalen.’5 Een struikelblok kan alles zijn wat ons van het bereiken van rechtschapen doelen afhoudt.

We kunnen het ons niet veroorloven dat struikelblokken ons getuigenis van de Vader en de Zoon verstoren of gecompliceerd maken. We moeten niet in die val trappen. Ons getuigenis van Hen moet zuiver en eenvoudig blijven zoals de eenvoudige argumenten van mijn vader voor de hoogspanningspaal op het land waar hij opgroeide.

Welke struikelblokken verstoren ons zuivere en eenvoudige getuigenis van de Vader en de Zoon, maken het onnodig gecompliceerd en weerhouden ons ervan om kloekmoedig in dat getuigenis te zijn?

Eén struikelblok zijn de filosofieën van de mensen

Wij verwerven graag kennis op allerlei gebied en geloven dat ‘de heerlijkheid Gods intelligentie [is].’6 Maar we weten ook dat het een geliefde strategie van de tegenstander is om mensen van God weg te leiden en ze te laten struikelen door nadruk te leggen op de filosofieën van de mensen in plaats van op de Heiland en zijn leringen.

De apostel Paulus was een standvastig getuige van Jezus Christus vanwege een wonderbaarlijke ervaring met de Heiland die zijn leven veranderde.7 Paulus’ unieke achtergrond bereidde hem voor op de omgang met mensen uit allerlei culturen. Hij hield van de ‘openhartige eenvoud’ van de Thessalonicenzen en de ‘zachtaardige sympathie’ van de Filippenzen.8 Aanvankelijk vond hij het moeilijker om met de intellectuele, wereldwijze Grieken op te schieten. Op de Areopagus in Athene probeerde hij een filosofische benadering en werd afgewezen. Aan de Korinthiërs besloot hij eenvoudigweg ‘de leer van de gekruisigde Christus’9 te onderwijzen. Om in de woorden van Paulus zelf te spreken:

‘En mijn spreken en mijn prediking bestonden niet in overtuigende woorden van menselijke wijsheid, maar in het betonen van geest en kracht,

Opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid der mensen, maar in de kracht Gods.10

In 1 Korinthe staan enkele prachtige beschrijvingen van de Heiland en zijn zending. Hoofdstuk 15 heeft wereldfaam verworven door de uitvoeringen van de Messiah van Georg Friedrich Händel.11 Het bevat diepzinnige leer over de Heiland. In het derde deel van de Messiah, direct na het ‘Hallelujahkoor’, komen de meeste Schriftteksten uit 1 Korinthe 15. In een aantal van die verzen beschrijft Paulus enkele zaken die de Heiland tot stand heeft gebracht heel mooi:

‘Maar nu, Christus ís opgewekt uit de doden en is de Eersteling geworden van hen die ontslapen zijn.

‘[…] Want omdat de dood er is door een mens, is ook de opstanding van de doden er door een mens.

‘Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden. […]

‘Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? […]

‘Maar God zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus.’12

We weten dat de afval mede plaatsvond doordat de filosofieën van de mensen boven de fundamentele, essentiële leer van Christus werden verheven. In plaats dat de eenvoudige boodschap van de Heiland werd verkondigd, werden veel duidelijke, kostbare waarheden veranderd of raakten verloren. In feite nam het christendom bepaalde Griekse filosofische tradities over om de geloofsovertuiging van het volk met de bestaande cultuur in overeenstemming te brengen. De historicus Will Durant schreef: ‘Het christendom heeft het heidendom niet vernietigd; het heeft het overgenomen. De tanende Griekse cultuur kreeg er een nieuw leven door.’13 In het verleden, en ook nu, wijzen sommige mensen het evangelie van Jezus Christus af, omdat het naar hun mening niet genoeg intellectueel ontwikkeld is.

In de dageraad van de herstelling beweerden velen tenminste nog dat ze de leringen van de Heiland volgden. Veel landen beschouwden zichzelf als christelijke natie. Maar ook toen waren er profetieën over de komst van moeilijker tijden.

Heber C. Kimball was een van de eerste twaalf apostelen in deze bedeling en eerste raadgever van president Brigham Young. Hij waarschuwde: ‘De tijd zal komen dat […] het moeilijk zal zijn om het gezicht van een heilige van dat van een vijand van Gods volk te onderscheiden. Kijk […] dan uit voor de grote schifting, want het wordt een tijd van schiften, en velen zullen vallen.’ Hij concludeerde dat er ‘een TEST zal komen.’14

In onze tijd is de invloed van het christendom in veel landen, waaronder de Verenigde Staten, aanzienlijk verminderd. Zonder godsdienstige overtuiging is er geen gevoel van verantwoording naar God. Als gevolg daarvan is het moeilijk om algemeen geldende waarden over een goede leefwijze te bepalen. Diep gewortelde filosofieën zijn vaak in strijd met elkaar.

Jammer genoeg overkomt dat sommige leden van de kerk ook. Zij raken de kluts kwijt en worden door het thema van de dag beïnvloed — hoewel veel actuele thema’s niet rechtschapen zijn.

In verband met de profetie van Heber C. Kimball zei ouderling Neal A. Maxwell in 1982: ‘Veel van het schiften zal plaatsvinden door fouten in anderszins rechtschapen gedrag waarvan men zich niet bekeert. Sommigen zullen opgeven in plaats van tot het einde vol te houden. Sommigen zullen door afvalligen misleid worden. En anderen zullen zich gekwetst voelen. Want elke bedeling heeft genoeg aan zijn eigen struikelblokken!’15

Een ander struikelblok is weigeren zonde in het juiste licht te zien

Een van de opvallende en zorgwekkende zaken in deze tijd is dat veel mensen zich zondig gedragen, maar weigeren hun gedrag als zondig te zien. Ze hebben geen spijt of zijn niet gewillig om te erkennen dat hun gedrag moreel verkeerd is. Zelfs mensen die beweren dat ze in de Vader en de Zoon geloven, stellen ten onrechte dat een liefderijke Vader in de hemel geen gevolgen kan verbinden aan gedrag dat in strijd met zijn geboden is.

Dat was duidelijk de houding die Corianton, zoon van Alma de jonge in het Boek van Mormon, aannam. Hij had ernstige zonden begaan en kreeg raad van Alma. Het is een zegen dat de grote profeet Alma die ‘de donkerste afgrond’ en ‘het wonderbare licht’16 persoonlijk had meegemaakt, zijn aanwijzingen noteerde. In hoofdstuk 39 van het boek Alma lezen we hoe hij zijn zoon door het bekeringsproces begeleidde en daarna uitlegde hoe Christus onze zonden zou komen wegnemen. Hij maakte de noodzaak van bekering aan Corianton duidelijk omdat ‘niets onreins het koninkrijk Gods [kan] beërven.’17

Alma 42 bevat een van de schitterendste lessen over de verzoening in alle Schriftuur. Alma hielp Corianton begrijpen dat het niet ‘onrechtvaardig is dat de zondaar naar een staat van ellende wordt verwezen.’18 Maar hij zei dat een genadige God, beginnend bij Adam, in ‘ruimte voor bekering’ had voorzien, omdat zonder bekering ‘het grote heilsplan zou zijn verijdeld.’19 Alma maakt ook duidelijk dat Gods plan een ‘plan van geluk’20 is.

Alma’s leringen zijn heel verhelderend: ‘Want zie, de gerechtigheid laat al haar eisen gelden, en ook de barmhartigheid maakt aanspraak op alles wat het hare is; en aldus worden alleen de werkelijk boetvaardigen gered.’21 In het ware licht gezien zijn de heerlijke zegeningen van bekering en gehoorzaamheid aan de leringen van de Heiland van kolossaal belang. Het is niet oneerlijk om, zoals Alma tegen Corianton, duidelijk de gevolgen van zondige keuzen en van een tekort aan bekering te noemen. Al vaker heeft men gezegd: ‘Vroeg of laat moet iedereen aan het banket van gevolgen aanzitten.’22

De opmerkelijke, hemelse zegen van de verzoening van de Heiland is dat zondig gedrag door bekering wordt uitgewist. Nadat Corianton zich bekeerd had, rondde Alma het gesprek als volgt af: ‘En nu, mijn zoon, wens ik dat gij u niet meer door deze dingen laat verontrusten, en u alleen door uw zonden laat verontrusten met die onrust die u tot bekering zal verootmoedigen.’23

Het doel voorbijzien is een struikelblok

De profeet Jakob noemde de oude Joden ‘een halsstarrig volk’ dat duidelijkheid verachtte, en ‘de profeten [doodde] en zocht naar dingen die zij niet konden begrijpen. Welnu, wegens hun verblindheid — een verblindheid die veroorzaakt werd door het voorbijzien van het doel — moeten zij wel vallen.’24

Hoewel er veel voorbeelden van het doel voorbijzien25 zijn, is een belangrijk voorbeeld in onze tijd extremisme. Met evangelisch extremisme wordt bedoeld dat men het ene evangeliebeginsel boven andere, even belangrijke, beginselen verheft en een mening verkondigt die verder gaat dan de leringen van kerkleiders of die tegenspreekt. Een voorbeeld daarvan is als men pleit voor toevoegingen aan, veranderingen in of specifieke nadruk op een deel van het woord van wijsheid. Een ander voorbeeld is hoge kosten maken om zich voor te bereiden op het einde van de wereld. In beide gevallen worden anderen overgehaald om privéinterpretaties als waar aan te nemen. ‘Als we van een gezondheidswet of enig ander beginsel een vorm van godsdienstig fanatisme maken, verliezen we het doel uit het oog.’26

Sprekend over belangrijke leer heeft de Heer verklaard: ‘Wie meer of minder verkondigt dan dit, die is niet van Mij.’27 Als we een beginsel zo belangrijk maken dat het onze toewijding aan andere, even belangrijke, beginselen vermindert, of een mening verkondigen die strijdig is met de leringen van de kerkleiders, of die leringen te ver doorvoeren, zien we het doel voorbij.

Daarnaast verheffen leden zaken die op zichzelf goed zijn tot een status die superieur is aan de fundamentele evangelieleer. Hun toewijding aan die zaak komt dan op de eerste plaats en hun toewijding aan de Heiland en zijn leringen verschuift naar de tweede plaats. Als we iets, wat dan ook, boven onze toewijding aan de Heiland verheffen, als we door ons gedrag tekenen geven dat we in Hem slechts een goede leraar zien en niet de Zoon van God, dan zien we het doel voorbij. Jezus Christus is ons doel!

In afdeling 76 van de Leer en Verbonden staat duidelijk dat ‘kloekmoedig in het getuigenis van Jezus’28 zijn de eenvoudige, essentiële test is voor het onderscheid tussen hen die de zegeningen van het celestiale koninkrijk zullen beërven en zij die naar het lagere, terrestriale, koninkrijk gaan. Om kloekmoedig te zijn, moeten we ons richten op de macht van Jezus Christus en zijn zoenoffer om de dood te overwinnen, en ons door onze bekering van zonde te laten reinigen, en we moeten de leer van Christus volgen.29 We hebben ook het licht en de kennis van het leven en de leringen van de Heiland nodig om ons te leiden op de verbondsweg waar ook de heilige tempelverordeningen bij horen. We moeten Christus volgen, ons aan zijn woorden vergasten en tot het einde toe volharden.30

Tot besluit

Als we kloekmoedig in ons getuigenis van Jezus willen zijn, mijden we de struikelblokken die de vooruitgang van veel eerbare mannen en vrouwen belemmeren. Laat we besluiten om altijd in zijn dienst te staan. Kennis opdoen is goed, maar we moeten wel de filosofieën van mensen mijden die onze toewijding aan de Heiland verkleinen. We moeten zonde in haar ware licht zien en de verzoening van de Heiland aannemen door ons te bekeren. We moeten ervoor passen om het doel voorbij te zien en ons richten op Jezus Christus, onze Heiland en Verlosser, en zijn leer volgen.

Mijn vader zag de paal als een middel dat energie, licht en een overvloed aan water verschafte, zodat hij kon koken en schoonmaken. Het was een opstapje naar een beter leven.

Een schrijver gaf in overweging dat we van struikelblokken ‘opstapjes naar een edel karakter en naar de hemel’31 kunnen maken.

Voor ons is kloekmoedig zijn in ons getuigenis van Jezus een opstapje naar aanspraak kunnen maken op de genade van de Heiland en het celestiale koninkrijk. Jezus Christus is de enige naam onder de hemel waardoor wij gered kunnen worden.32 Ik getuig met grote zekerheid van zowel zijn goddelijkheid als zijn verheven rol in het plan van de Vader. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Leer en Verbonden 14:7; zie ook Johannes 17:3.

  2. Leer en Verbonden 76:79.

  3. See Trouw aan het geloof: evangeliewijzer, (2004), 99–101.

  4. Zie Merriam-Webster’s Collegiate Dictionary, 11th ed. (2003), ‘stumbling block.’

  5. Zie Merriam-Webster’s Collegiate Dictionary, ‘stumble.’

  6. Leer en Verbonden 93:36.

  7. Zie Handelingen 9:1–9; 26:13–18.

  8. Zie Frederic W. Farrar, The Life and Work of St. Paul (1898), 319.

  9. Zie Farrar, The Life and Work of St. Paul, 319–320.

  10. 1 Korinthe 2:4–5.

  11. Zie Georg Friedrich Händel, Messiah, red. T. Tertius Noble (1912).

  12. 1 Korinthe 15:20–22, 55, 57.

  13. Will Durant, The Story of Civilization, deel 3, Caesar and Christ (1944), 595.

  14. Heber C. Kimball, in Orson F. Whitney, Life of Heber C. Kimball (1945), 446.

  15. Neal A. Maxwell, ‘Be of Good Cheer’, Ensign, november 1982, 68.

  16. Mosiah 27:29.

  17. Alma 40:26.

  18. Alma 42:1. In de leer van de kerk is er ruimte voor alle mensen, met inbegrip van wie in dit leven niets over Jezus Christus te horen krijgen, kinderen die sterven voordat zij de jaren van verantwoordelijkheid bereiken, en wie niet toerekeningsvatbaar zijn (zie Leer en Verbonden 29:46–50; 137:7–10).

  19. Alma 42:5.

  20. Alma 42:8.

  21. Alma 42:24. 

  22. Robert Louis Stevenson. In Carla Carlisle, ‘A Banquet of Consequences’, Country Life, 6 juli 2016, 48. Mevrouw Carlisle schrijft dit citaat aan Robert Louis Stevenson toe. Sommigen schrijven het aan anderen toe.

  23. Alma 42:29.

  24. Jakob 4:14.

  25. In een artikel dat ik in 2003 voor de kerkelijke tijdschriften schreef, benadrukte ik vier gebieden die theologische blindheid en het struikelen dat Jakob beschrijft, kunnen veroorzaken: evangeliewaarheden door de filosofieën van de mensen vervangen, evangelisch extremisme, opvallende daden stellen als vervanging voor dagelijkse toewijding, en regels belangrijker dan leer achten (zie ‘Het doel voorbij zien’, Liahona, maart 2003, 21–24).

  26. Quentin L. Cook, ‘Het doel voorbij zien’, Liahona, maart 2003, 22.

  27. Leer en Verbonden 10:68.

  28. Leer en Verbonden 76:79.

  29. Zie 2 Nephi 31:17–21.

  30. Zie 2 Nephi 31:20–21.

  31. Henry Ward Beecher, in Tryon Edwards, A Dictionary of Thoughts (1891), 586.

  32. Zie 2 Nephi 31:21; Mosiah 3:17.