Zijn Geest bij u hebben
Ik bid met heel mijn hart dat u de stem van de Geest die zo rijkelijk naar u gestuurd wordt, zult horen.
Broeders en zusters, ik ben dankbaar dat ik in deze paastijd op de sabbat van de Heer in de algemene conferentie van zijn kerk tot u mag spreken. Ik dank onze hemelse Vader voor de gave van zijn geliefde Zoon die vrijwillig naar de aarde gekomen is om ons te verlossen. Ik ben dankbaar dat ik weet dat Hij verzoening voor onze zonden heeft gebracht en is opgestaan. De kennis dat ook ik dankzij zijn verzoening zal opstaan en eeuwig met mijn geliefde familieleden samen kan zijn, is me dagelijks tot zegen.
Die kennis heb ik verkregen op de enige manier waarop we die kunnen krijgen. De Heilige Geest heeft me niet een keer, maar vaak in mijn hart en verstand laten weten dat ze waar is. Ik heb die geruststelling voortdurend nodig. We ondergaan allemaal beproevingen waarin we de geruststelling van de Geest nodig hebben. Ik heb die gevoeld toen ik op een dag naast mijn vader in het ziekenhuis stond. We zagen mijn moeder nog een paar keer zwak ademhalen, en toen niet meer. Ze glimlachte toen de pijn haar lichaam verliet. Er heerste een korte stilte die door mijn vader verbroken werd. Hij zei: ‘Mijn meisje is naar huis gegaan.’
Hij zei het zachtjes. Hij leek er vrede mee te hebben. Hij verklaarde iets waarvan hij overtuigd was. Hij begon rustig moeders spullen in te pakken. Hij ging de gang op en bedankte de verpleegsters en artsen die haar dagenlang hadden bijgestaan.
Mijn vader had die dag de Heilige Geest bij zich die hem tot steun was in zijn gevoelens en in zijn gedachten, en die hem vertelde wat hij moest doen. Net als voor veel anderen gold voor hem de belofte dat hij ‘zijn Geest altijd bij zich [zou] hebben’ (LV 20:79).
Ik wil vandaag uw verlangen en vermogen om de Heilige Geest te ontvangen, aanwakkeren. Hij is het derde lid van de Godheid. De Vader en de Zoon zijn herrezen personen. De Heilige Geest is een persoon van geest. (Zie LV 130:22.) U kunt kiezen of u Hem ontvangt en Hem in uw hart en verstand verwelkomt.
De voorwaarden waaraan we moeten voldoen om die hemelse zegening te ontvangen, worden elke week duidelijk uitgesproken, maar dringen niet altijd tot ons hart en verstand door. Om de Geest bij ons te hebben, moeten we de Heiland ‘altijd indachtig […] zijn’ en ‘zijn geboden […] onderhouden’ (LV 20:77).
In deze tijd van het jaar gedenken we het zoenoffer van de Heiland en zijn lichamelijke opstanding uit het graf. Velen van ons kunnen zich die taferelen levendig voorstellen. Ik stond op een dag samen met mijn vrouw bij een graftombe in Jeruzalem. Velen geloven dat de gekruisigde Heiland als een levende God uit die tombe is opgestaan.
De eerbiedige gids gebaarde naar de graftombe en zei: ‘Zie dit lege graf.’
We bukten ons en gingen binnen. We zagen een stenen bank tegen de muur. Maar ik kreeg een ander, levensecht beeld in mijn gedachten. Ik zag Maria die door de apostelen bij het graf achtergelaten was. Dat liet de Geest me zien en zelfs horen. Het was net alsof ik er zelf was:
‘Maar Maria stond huilend buiten bij het graf en terwijl zij huilde, boog zij voorover in het graf,
‘en zij zag twee engelen in witte kleding zitten, een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde van de plaats waar het lichaam van Jezus gelegen had;
‘en die zeiden tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Zij zei tegen hen: Omdat ze mijn Heere weggenomen hebben, en ik weet niet waar ze Hem neergelegd hebben.
‘En toen zij dit gezegd had, keerde zij zich naar achteren en zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was.
‘Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u? Zij dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: Mijnheer, als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem neergelegd hebt en ik zal Hem weghalen.
‘Jezus zei tegen haar: Maria! Zij keerde zich om en zei tegen Hem: Rabboeni; dat betekent: Meester.
‘Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en naar Mijn God en uw God’ (Johannes 20:11–17).
Ik heb gebeden om een fractie te mogen voelen van wat Maria bij het graf voelde en wat de twee discipelen voelden die op weg naar Emmaüs door de Heiland vergezeld werden en dachten dat Hij een vreemdeling in Jeruzalem was:
‘En zij drongen er bij Hem op aan en zeiden: Blijf bij ons, want het is tegen de avond en de dag is gedaald. En Hij ging naar binnen om bij hen te blijven.
‘En het gebeurde, toen Hij met hen aan tafel aanlag, dat Hij het brood nam en het zegende. En toen Hij het gebroken had, gaf Hij het aan hen.
‘En hun ogen werden geopend, en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht.
‘En zij zeiden tegen elkaar: Was ons hart niet brandend in ons, toen Hij onderweg tot ons sprak en voor ons de Schriften opende?’ (Lukas 24:29–32.)
Enkele van die woorden werden geparafraseerd in een avondmaalsdienst die ik ruim zeventig jaar geleden bijwoonde. In die tijd werd de avondmaalsdienst nog ’s avonds gehouden. Buiten was het donker. De aanwezigen zongen deze bekende woorden. Ik had ze al vaak gehoord. Maar mijn gevoelens op die ene avond zijn me altijd bijgebleven. Ze brengen me dichter tot de Heiland. Ik hoop dat u dat ook zult voelen als ik deze lofzang aanhaal:
Verblijf bij mij, nu d’avond valt;
de dag verging en vlood,
het schijnsel van de zon verdween,
kleurt slechts de kim nog rood.
Mijn hart verwelkomt U als gast,
verblijf en ga niet heen.
Verblijf bij mij, nu d’avond valt;
uw bijzijn op mijn pad
bracht in mijn hart een gloed van vreugd,
toen ’k omgang met U had.
Uw vredig woord klonk in mijn ziel
en liet mij niet alleen.
O Heiland, houd de wacht bij mij,
nu ’t schemert om mij heen.
O Heiland, houd de wacht bij mij,
nu ’t schemert om mij heen.1
Onze herinnering aan de Heilige Geest die ons hart raakt en zijn aanhoudende bevestiging van waarheid zijn ons dierbaarder dan een herinnering aan een gebeurtenis. De gevoelens die de stille stem van de Geest vergezellen, zijn ons dierbaarder dan iets met eigen ogen zien of ons woorden herinneren die we gehoord of gelezen hebben. Ik heb zelden hetzelfde gevoel als de Emmaüsgangers gehad, namelijk een zacht, maar onmiskenbaar brandend gevoel in het hart. Ik ervaar het meestal als licht en stille zekerheid.
We hebben de prachtige belofte dat de Heilige Geest onze metgezel kan zijn evenals richtlijnen om aanspraak op die gave te maken. Een bevoegde dienstknecht van de Heer legt zijn handen op ons hoofd en zegt: ‘Ontvang de Heilige Geest.’ Op dat moment krijgen we de verzekering dat Hij gestuurd wordt. Maar wij dienen voortdurend ons hart open te stellen om de bediening van de Geest gedurende ons leven te ontvangen.
We kunnen een voorbeeld nemen aan de profeet Joseph Smith. Aan het begin en in de loop van zijn bediening besloot hij dat zijn wijsheid niet volstond om te weten welk pad hij moest bewandelen. Hij koos ervoor zich voor God te verootmoedigen.
Vervolgens besloot Joseph God om leiding te vragen. Hij bad, erop vertrouwende dat God zou antwoorden. Hij kreeg als jongeman een antwoord. Hij ontving zulke boodschappen als hij moest weten hoe de kerk van God moest worden opgericht. De Heilige Geest troostte en leidde hem zijn hele leven.
Hij luisterde ook naar inspiratie als dat moeilijk was. Hij ontving bijvoorbeeld instructie om de Twaalf naar Engeland te sturen toen hij hen echt nodig had. Hij stuurde hen toch.
Hij aanvaardde vermaning en vertroosting van de Heer toen hij gevangengenomen was en de heiligen verschrikkelijke vervolging verduurden. En hij gehoorzaamde toen hij naar Carthage ging, al wist hij dat zijn leven in gevaar was.
De profeet Joseph Smith liet ons zien hoe we voortdurend geestelijke leiding en vertroosting van de Heilige Geest kunnen ontvangen.
Ten eerste verootmoedigde hij zich voor God.
Ten tweede bad hij met geloof in de Heer Jezus Christus.
Ten derde was hij volkomen gehoorzaam. Gehoorzaamheid betekent soms dat we snel moeten handelen. Soms moeten we ons voorbereiden. En soms moeten we geduldig op inspiratie wachten.
Ten vierde bad hij om te weten wat anderen nodig hadden, hoe ze zich voelden en hoe hij hen in naam van de Heer kon helpen. Joseph bad in de gevangenis voor de heiligen. Ik heb het voorrecht om aanwezig te zijn wanneer profeten bidden, om inspiratie vragen, leiding ontvangen en ernaar handelen.
Zij bidden erg vaak voor de mensen die ze liefhebben en dienen. Hun bekommernis om anderen lijkt hun hart voor inspiratie open te stellen. U kunt dat ook meemaken.
Door inspiratie kunnen we anderen in de naam van de Heer dienen. We hebben dat allemaal weleens meegemaakt. Toen mijn vrouw zelf eens onder grote druk stond, zei mijn bisschop op een dag tegen me: ‘Telkens als ik verneem dat iemand in de wijk hulp nodig heeft en ik ernaartoe ga om te helpen, is uw vrouw me voor. Hoe doet ze dat toch?’
Ze is net als alle andere grote dienstknechten in het koninkrijk van de Heer. Ze blijken allen twee dingen te doen. Grote dienstknechten leven zo dat ze de Heilige Geest bijna voortdurend bij zich hebben. En ze leven zo dat ze de gave van naastenliefde, de reine liefde van Christus, ontvangen hebben. Door uit liefde voor de Heer te dienen, zijn die gaven in kracht toegenomen.
De manier waarop gebed, inspiratie en liefde voor de Heer bij ons dienen samenwerken, staat perfect in deze woorden beschreven:
‘Als u iets vragen zult in Mijn Naam, Ik zal het doen.
‘Als u Mij liefhebt, neem dan Mijn geboden in acht.
‘En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid,
‘namelijk de Geest van de waarheid, Die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet, maar u kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.
‘Ik zal u niet als wezen achterlaten; Ik kom weer naar u toe.
‘Nog een korte tijd en de wereld zal Mij niet meer zien, maar u zult Mij zien, want Ik leef en u zult leven.
‘Op die dag zult u inzien dat Ik in Mijn Vader ben, en u in Mij, en Ik in u.
‘Wie Mijn geboden heeft en die in acht neemt, die is het die Mij liefheeft, en wie Mij liefheeft, hem zal Mijn Vader liefhebben; en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren’ (Johannes 14:14–21).
Ik getuig dat de Vader u kent. Hij kent uw gevoelens en de geestelijke en stoffelijke behoeften van iedereen om u heen. Ik getuig dat de Vader en de Zoon de Heilige Geest sturen naar ieder die die gave heeft, om die zegening vraagt en die waardig is. Noch de Vader, noch de Zoon, noch de Heilige Geest dwingt ons hun hulp te aanvaarden. We zijn vrij om te kiezen. De Heer heeft gezegd:
‘Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem gebruiken, en hij met Mij.
‘Wie overwint, zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op Zijn troon gezet heb.
‘Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest […] zegt’ (Openbaring 3:20–22).
Ik bid met heel mijn hart dat u de stem van de Geest die zo rijkelijk naar u gestuurd wordt, zult horen. En ik bid dat u uw hart altijd voor Hem zult openstellen. Als u met een eerlijke bedoeling en met geloof in Jezus Christus om inspiratie vraagt, zult u die op de tijd en de manier van de Heer ontvangen. God heeft dat voor de jonge Joseph Smith gedaan. Hij doet het voor onze hedendaagse profeet, president Russell M. Nelson. Hij brengt u op het pad van andere kinderen van God om ze in zijn naam te dienen. Dat weet ik niet alleen door wat ik met mijn eigen ogen heb gezien, maar vooral door wat de Geest me in mijn hart heeft laten voelen.
Ik heb de liefde van de Vader en zijn geliefde Zoon voor al Gods kinderen op aarde en in de geestenwereld gevoeld. Ik heb de vertroosting en de leiding van de Heilige Geest gevoeld. Ik bid dat u de vreugde van het voortdurende gezelschap van de Geest zult ervaren. In de naam van Jezus Christus. Amen.