2020
De Heer leidt zijn kerk door profeten en apostelen
Maart 2020


De Heer leidt zijn kerk door profeten en apostelen

First Presidency and Twelve Apostles in front of Christus

Voor het werk van de Heer is een organisatie nodig die door Hem geleid wordt, door middel van leiders die Hij heeft gekozen en het gezag heeft gegeven om op zijn aanwijzing zijn doeleinden te volbrengen. In de Schriften staat dat dergelijke leiders altijd profeten en apostelen waren. Dat was zo in de tijd van het verbondsvolk Israël, en in het midden des tijds, en dat is nog steeds zo in de herstelde Kerk van Jezus Christus.

De Heer leidt zijn volk door middel van een organisatie

Het doel van onze hemelse Vader is om ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen’ (Mozes 1:39). In deze bedeling doet Hij dat door middel van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, die tot doel heeft ‘om personen en gezinnen op de verhoging voor te bereiden’.1

‘Het grote, belangrijke drietal taken dat de kerk opgelegd heeft gekregen’, heeft president Gordon B. Hinckley (1910–2008) gezegd, is ‘allereerst om het evangelie van Jezus Christus aan de mensen op aarde uit te dragen; ten tweede om het evangelie in het leven van de kerkleden toe te passen; en ten derde om de zegeningen van het evangelie door plaatsvervangend werk te bieden aan hen die door de sluier van de dood zijn heengegaan.’2

In onze tijd lijken veel mensen wel spiritualiteit of godsdienst te willen, maar denken ze dat dit zonder een godsdienstige organisatie kan. Zij die denken dat dit zonder een formele organisatie mogelijk is, negeren de uitstekend gedocumenteerde geschiedenis van wat de Heer Jezus Christus heeft gevestigd om de continuïteit en doelmatigheid van zijn evangelie en leringen zeker te stellen. Zoals ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen vijf jaar geleden in een noemenswaardige conferentietoespraak heeft gezegd: ‘Jezus [organiseerde] zijn werk in het midden des tijds zodanig dat het evangelie tegelijkertijd in meerdere landen en onder diverse volken gevestigd kon worden.’3 Die organisatie bestond uit de apostelen en andere functionarissen die in het Nieuwe Testament genoemd worden.

Waarom is er een organisatie nodig om de doeleinden van de Heer te volbrengen? Hoewel onze Heiland ons individueel liefheeft en helpt, volbrengt Hij zijn doeleinden voor Gods kinderen als geheel – met name zijn verbondsvolk – door middel van een organisatie die door profeten en apostelen geleid wordt.

De individuele leden van wat de apostel Paulus ‘het lichaam van Christus’ (1 Korinthe 12:27) noemde, kunnen alleen door een organisatie de benodigde kansen krijgen op de geestelijke groei die het doel van hun schepping is. En alleen een organisatie met verschillende talenten en een verscheidenheid aan activiteiten kan alles doen wat nodig is om het werk van de Heer uit te voeren.

Dingen die alleen door georganiseerde groepen gelovigen gedaan kunnen worden, zijn onder meer grote acties om de armen te helpen, het evangelie in de hele wereld te verkondigen, en tempels te bouwen en te onderhouden. De profeet Joseph Smith heeft gezegd dat God met het vergaderen van zijn volk altijd tot doel had ‘een huis voor de Heer te bouwen waar Hij […] de verordeningen van zijn huis en de heerlijkheden van zijn koninkrijk aan zijn volk [kon] openbaren en de mensen de weg naar het eeuwig heil kon wijzen.’4

Er is ook een organisatie nodig om dit gebod van de Heer te gehoorzamen: ‘Wees één; en indien u niet één bent, bent u de mijnen niet’ (Leer en Verbonden 38:27). President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft uitgelegd dat we die eenheid niet in ons eentje kunnen bereiken. ‘We moeten er samen met anderen naar streven en ervoor in aanmerking komen. Het is dan ook niet verbazend’, heeft hij opgemerkt, ‘dat God ons aanspoort om bijeen te komen, zodat Hij ons kan zegenen.’5

Gelovigen moeten hun religie ook door middel van een godsdienstige organisatie ervaren omdat het de enige manier is om door bevoegde leiders voor zonde en overtreding vermaand of gekastijd te worden. Die kastijding is van wezenlijk belang voor onze geestelijke groei (zie Leer en Verbonden 136:31; 101:4–5; zie ook Mosiah 23:21–22).

Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) heeft nog een reden genoemd waarom godsdienstige of spirituele mensen zich moeten organiseren: ‘Omdat willekeurige, individuele goedheid niet voldoet in de strijd tegen het kwaad.’6

Christ ordaining the Twelve Apostles

Christus ordent de twaalf apostelen, Harry Anderson.

De herstelde Kerk van Jezus Christus wordt door profeten en apostelen geleid

De organisatie van de Kerk van Jezus Christus moet leiders hebben die door Hem gekozen zijn, en die de macht en het gezag hebben ontvangen om zijn wil aan zijn volk bekend te maken.

De Heiland heeft gezegd: ‘Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen’ (Johannes 15:16). In de Bijbel wordt duidelijk gemaakt Wie profeten en apostelen kiest. In het Oude Testament is dit duidelijk te zien aan de roeping van Mozes en Samuel en in het Nieuwe Testament is dit te zien aan de roeping van de twaalf apostelen en de apostel Paulus (zie Exodus 3; 1 Samuel 3; Markus 3; Handelingen 9). Deze leiders boden zich niet vrijwillig aan, en ze werden niet door de gelovigen gekozen.

Uit de Bijbel blijkt ook dat religieuze leiders het gezag van Gods priesterschap moeten hebben, dat bevestigd wordt door iemand die dat gezag al draagt. De Bijbelse beschrijvingen van de roeping en aanstelling van Aäron, of van de twaalf apostelen en leden van de Zeventig, illustreren dit beginsel (zie Exodus 28:1–4; Markus 3:14–15; Lukas 10:1, 17). Men kreeg geen priesterschapsgezag door in de Schriften te lezen, of uit een verlangen om te dienen. En de ordening waarmee priesterschapsgezag op iemand wordt bevestigd, komt van de hoofden van de kerk, en wordt openbaar gemaakt (zie Leer en Verbonden 42:11).

In het Oude Testament waren de geestelijke leiders profeten. Volgens de beschrijving hadden zij drie verschillende rollen. Sommigen waren mannen Gods die voor hun nakomelingen een profetische rol hadden, zoals Abraham. Sommigen waren leiders die zowel politieke als priesterlijke macht hadden, zoals Mozes en Jozua. De meesten vervulden hun profetische rol onafhankelijk van een patriarchale of politieke functie, zoals Samuel en Jesaja. In het Boek van Mormon vinden we dezelfde drie functies van profeten, zoals Lehi (patriarch), koning Benjamin (politiek leider), en Alma de jonge (nadat hij zijn functie als hoofdrechter had opgegeven) (zie 1 Nephi 1–2; Mosiah 1–6; Alma 4–5). Het is echter duidelijk dat alle profeten die Jezus Christus voorgingen de mensen tot bekering riepen, en bovenal van de komst van de Messias profeteerden.7

Het ambt van apostel werd voor het eerst in het Nieuwe Testament genoemd, toen de Heiland apostelen riep als onderdeel van de organisatie van zijn bediening om te verkondigen, te dopen en te genezen. Later schreef Paulus dat de kerk wordt ‘gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is’ (Efeze 2:20). Jezus riep ook zeventigers en stuurde hen uit om te dienen (zie Lukas 10:1, 17), en Hij keurde de roeping van andere functionarissen goed, zoals herders en leraars (zie Efeze 4:11).

First Presidency waving

Een uiterst belangrijke functie van apostelen in de kerk die Jezus Christus vestigde, was de sleutels van het priesterschap te dragen. Toen de Heiland de apostel Petrus ‘de sleutels van het koninkrijk der hemelen’ beloofde, zei Hij dat dit de macht was om het volgende te doen: ‘Wat u bindt op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn’ (Mattheüs 16:19). Met andere woorden, met die sleutels zijn wij ervan verzekerd dat de priesterschapshandelingen die op aarde met bevoegdheid worden uitgevoerd, een hemelse uitwerking hebben. Apostelen die de sleutels van het priesterschap dragen, hebben het recht en de verantwoordelijkheid om de bezigheden van Gods priesterschap en van de Kerk van Jezus Christus op aarde te presideren en te leiden.8 Dat omvat het uitvoeren van en het toezicht op de essentiële verordeningen van het evangelie.

Een van de taken van profeten en apostelen is de profetische plicht en gave om in de leerstellingen van het evangelie te onderwijzen, en te getuigen als ‘bijzondere getuigen van de naam van Christus in de gehele wereld’ (Leer en Verbonden 107:23). Zij geven aan wat waar en wat onwaar is, en zeggen met gezag: ‘Aldus zegt de Heer.’ President J. Reuben Clark jr. (1871–1961), eerste raadgever in het Eerste Presidium, heeft gezegd dat apostelen ‘het recht, de macht en het gezag hebben om de bedoeling en wil van God voor zijn volk uit te spreken, uit hoofde van de algehele macht en het gezag van de president van de kerk.’9

Als dienstknechten van de Vader en de Zoon, onderwijzen en adviseren apostelen en profeten de leden volgens de ingevingen van de Heilige Geest, zonder enig verlangen om iets anders dan de waarheid te spreken, en allen aan te moedigen om het pad naar Gods zegeningen te volgen, inclusief zijn uiteindelijke bestemming voor al zijn kinderen: het eeuwige leven, ‘de grootste van alle gaven van God’ (Leer en Verbonden 14:7). We kunnen op hen vertrouwen.

President M. Russell Ballard, waarnemend president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft gezegd: ‘In de huidige wereld, waar 24 uur per dag commentatoren op radio en televisie tegengestelde meningen verkondigen, waar marketingmensen om alles van uw geld tot uw aandacht wedijveren, is er één duidelijke, zuivere, onbevooroordeelde stem waar u altijd op kunt vertrouwen. En dat is de stem van de levende profeet en de apostelen. Hun enige motivatie is “het eeuwigdurend welzijn van [uw] ziel” (2 Nephi 2:30).’10

Toegang hebben tot de leringen van apostelen en profeten, is zowel een zegen als een grote plicht. De zegen is de makkelijke toegang tot wat de Heer wil dat wij horen. De plicht is dat deze toegang tot de leringen van de Heer ons verantwoordelijk maakt om die leringen ook werkelijk te horen en ernaar te leven. Helaas falen sommige gelovigen in de uitvoering van deze plicht. Het is niet verbazend dat veel mensen in de wereld het feit verwerpen dat God apostelen en profeten het gezag en de inspiratie geeft om namens Hem te spreken. Nog meer mensen verwerpen profeten en apostelen omdat zij het bestaan van God of het bestaan van een absoluut goed en kwaad ontkennen.

Gelukkig kiezen velen ervoor om de leringen van profeten wel te geloven en te volgen. Zij ontvangen de beloofde zegeningen. President Russell M. Nelson heeft gezegd: ‘Gods aloude aanpak om zijn kinderen bij monde van profeten te onderrichten, verzekert ons ervan dat Hij iedere profeet en iedereen die profetische raad aanneemt, zal zegenen.’11

Joseph Smith and Apostles

Illustratie Joseph en apostelen, Dan Burr

Profeten en apostelen voeren hun taken uit met raden

De Heer leidt zijn kerk door profeten (meervoud) en apostelen (meervoud), en zij voeren hun taken door middel van raden uit. Daar zijn veel voorbeelden van.

De Heer roept een profeet om een nieuwe bedeling in te luiden. Wanneer die nieuwe herstelling groeit en tot wasdom komt, wordt de leer en het beleid voor de groep geopenbaard, en onderwezen door middel van een organisatie die door apostelen en profeten geleid wordt. Dus toen de herstelde kerk in deze laatste bedeling groeide en tot wasdom kwam, openbaarde de Heer dat een raad bestaande uit het Eerste Presidium en twaalf apostelen over de belangrijkste kwesties en moeilijkste zaken moest beslissen (zie Leer en Verbonden 107:78–79). In die raad moet elke beslissing ‘door de eenparige stemming daarvan tot stand komen’ (Leer en Verbonden 107:27). Anders ‘hebben hun besluiten niet het recht op dezelfde zegeningen als de besluiten van een quorum van drie presidenten in vroeger dagen’ (Leer en Verbonden 107:29).

Dit alles geeft blijk van de aanwijzing van de Heer dat zijn kerk door raden van apostelen en profeten moet worden bestuurd. Dit beschermt en bevordert de eenheid die in de kerk van de Heer van essentieel belang is.

‘De Heer heeft aan het begin van dit werk geopenbaard dat er drie hogepriesters horen te zijn die de hoge priesterschap van deze kerk presideren, en de hele kerk’, zei president Joseph F. Smith (1838–1918) tijdens de algemene conferentie waarin hij als president van de kerk werd gesteund.12 Hij bevestigde het belang van drie hogepriesters in het presidium met de volgende woorden: ‘dat het verkeerd is als één man al het gezag en de macht van het presidium in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen heeft.’13 Hij voegde daar aan toe: ‘Het is nooit de bedoeling van de Heer geweest dat één man alle macht zou hebben, en daarom heeft Hij in deze kerk presidenten, apostelen, hogepriesters, zeventigers [enzovoorts] geplaatst.’14

Dat in deze uitspraak profeten en apostelen in het meervoud genoemd worden, is ook iets dat in deze bekende lering van president Joseph Fielding Smith (1876–1972) opvalt: ‘Er is één ding dat wij heel duidelijk voor ogen moeten hebben. Noch de president van de kerk, noch het Eerste Presidium, noch de verenigde stem van het Eerste Presidium en de Twaalf, zal de heiligen ooit op een dwaalspoor brengen. Noch zullen zij raad aan de wereld geven die in strijd is met de wil van de Heer.’15

Om de officiële leer van de Kerk van Jezus Christus te worden, moeten de individuele leringen van apostelen en zelfs van profeten middels een goedkeuringsprocedure door andere apostelen en profeten worden bevestigd. In de Bijbel wordt dit geïllustreerd door de goedkeuring die de apostelen hechtten aan de openbaring die Petrus ontving over de verkondiging van het evangelie aan de heidenen (zie Handelingen 11:1, 18). We zien het ook in het meningsverschil over de noodzaak tot besnijdenis, die aan de apostelen werd voorgelegd. Petrus herinnerde hen aan het belang van de openbaring die hij had ontvangen, en de raad keurde zijn conclusie goed en loste het meningsverschil op door de kerk een bevestigingsbrief te sturen (zie Handelingen 15).

We zien het ook in de herstelde kerk omdat de leer pas gecanoniseerd wordt als de leden van de kerk die middels de wet van algemene instemming hebben ontvangen (zie Leer en Verbonden 26:2, 28:13). Dat beginsel is in 1830 geopenbaard en wordt sindsdien toegepast.16 Dit gebruik, dat in de periode die we de afval noemen niet bij kerken in zwang was, voorkomt dat evangeliewaarheden worden veranderd, of door individuele denkbeelden of meningen worden beïnvloed.

Ten laatste wordt de essentiële eensgezindheid aangaande de leer onder de verschillende leiders in stand gehouden door de reeds lang ingestelde regel, dat vragen die aan individuele apostelen of andere autoriteiten over de leer of het beleid worden gesteld waarop het antwoord niet duidelijk in de Schriften of handboeken staat, aan het Eerste Presidium worden doorgegeven (zie Leer en Verbonden 124:126).17

Profeten en apostelen getuigen van Jezus Christus

De profeet Joseph Smith heeft tijdens zijn bediening gezegd: ‘Zoals God Abraham, Izak en Jakob als familie bestuurde, en de kinderen Israëls als natie; zo zullen wij, als kerk, ook door Hem geleid moeten worden als we voorspoedig, behouden en gesteund willen worden.’18

In dit artikel hebt u gelezen hoe de Heer zijn werk door de eeuwen heen heeft gedaan, en hoe dit patroon en deze procedure in onze tijd nog steeds worden gebruikt. Zoals de apostel Petrus heeft geschreven: van Christus ‘getuigen al de profeten’ (Handelingen 10:43). In onze tijd blijft de Heer zijn werk door middel van profeten en apostelen uitvoeren. Zij zijn bevoegd om namens Hem op te treden in zijn werk om het eeuwig leven van de mens tot stand te brengen.

Noten

  1. Handboek 2: de kerk besturen (2010), 2.2.

  2. Teachings of Gordon B. Hinckley (1997), 118.

  3. D. Todd Christofferson, ‘Waarom de kerk’, Liahona, november 2015, 108 (deze toespraak was een belangrijke bron voor deel I van dit artikel); zie ook David A. Edwards, ‘We Need Christ’s Church’, youth.ChurchofJesusChrist.org.

  4. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), 448.

  5. Henry B. Eyring, ‘Onze harten tot één samensmeden’, Liahona, november 2008, 69.

  6. Neal A. Maxwell, ‘Why Not Now?’ Ensign, november 1974, 13.

  7. Zie Gids bij de Schriften, ‘Profeet’.

  8. Zie Handboek 2, 2.2.

  9. J. Reuben Clark jr., in Boyd K. Packer, ‘The Twelve Apostles’, Ensign, november 1996, 6.

  10. M. Russell Ballard, in ‘Sustaining Our Prophets and Apostles’, ChurchofJesusChrist.org; zie ook ‘Here Am I, Send Me’ (devotional aan de Brigham Young University, 13 maart 2001), 5, speeches.byu.edu.

  11. Teachings of Russell M. Nelson (2018), 305.

  12. Leringen van kerkpresidenten: Joseph F. Smith (1998), 223.

  13. Zie Joseph F. Smith, Evangelieleer, 5e editie (1939), 176–177.

  14. Zie Joseph F. Smith, Evangelieleer, 177.

  15. Joseph Fielding Smith, ‘Eternal Keys and the Right to Preside’, Ensign, juli 1972, 88.

  16. Zie Leer en Verbonden, inleiding tot afdeling 138; uitleg van Officiële verklaring 2; en Boyd K. Packer, The Holy Temple (1980), 202.

  17. Zie James E. Faust, Reach Up for the Light (1990), 28–29; zie ook Leer en Verbonden 68:4 en de uitleg in Joseph Fielding Smith, Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie (1954), 1:185–186.

  18. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith, 175.