2023
Het eerste gebod eerst
Februari 2023


Digitaal thema-artikel

Het eerste gebod eerst

God gebiedt ons om Hem lief te hebben omdat Hij weet wat dat voor ons betekent.

de liefde van God bereikt het hart van mensen over de hele wereld

In elk van de drie synoptische evangeliën – Mattheüs, Markus en Lukas – staat hoe Jezus werd gevraagd naar het grootste gebod in de wet. In Mattheüs wordt de vraag gesteld door een wetgeleerde met onzuivere motieven, die de Meester wilde verzoeken (zie Mattheüs 22:35–36). In Markus stelt een Schriftgeleerde de vraag, maar hij lijkt oprecht het antwoord te willen weten (zie Markus 12:28–34). In Lukas lezen we opnieuw over ‘een wetgeleerde [die opstond] om Hem te verzoeken’ (Lukas 10:25).

Ondanks mijn professionele achtergrond als jurist, kan ik de wetgeleerde in dit verslag moeilijk verdedigen. Maar ik waardeer in ieder geval zijn vraag, wat zijn beweegreden ook was, omdat het antwoord van de Heiland zo geweldig en diepzinnig is. Ik moet hem ook bedanken voor zijn vervolgvraag: ‘Wie is mijn naaste?’ (Lukas 10:29), die leidde tot de ontroerende gelijkenis van de Heiland over de barmhartige Samaritaan (zie Lukas 10:30–37). De wetgeleerde kreeg meer dan hij wilde, maar wij kregen iets van onschatbare waarde.

We kennen allemaal Mattheüs’ verslag van het antwoord van Jezus:

‘Meester, wat is het grote gebod in de wet?

‘Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand.

‘Dit is het eerste en het grote gebod.

‘En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.

‘Aan deze twee geboden hangt heel de Wet, en de Profeten’ (Mattheüs 22:36–40).

Aan het liefhebben van God met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand, voegen Markus en Lukas toe: ‘en met heel uw kracht’ (Markus 12:30; Lukas 10:27).

Denk eens na over de grootsheid van die twee grote geboden, waaraan ‘heel de Wet, en de Profeten’ hangen, en waarom het eerste gebod het eerste is. Wat is het belang van die volgorde voor ons?

Het tweede gebod is een geweldige leidraad voor menselijke interactie. Bedenk eens hoe de wereld eruit zou zien als iedereen het tweede gebod zou aanvaarden en navolgen. Wat zou er dan niet gebeuren? Er zou dan onder andere geen geweld, misdaad, mishandeling, fraude, vervolging, gepest, geroddel en zeker geen oorlog plaatsvinden. Het tweede gebod is in feite de gulden regel: ‘Alles dan wat u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo, want dat is de Wet en de Profeten’ (Mattheüs 7:12; zie ook Lukas 6:31; 3 Nephi 14:12). Als discipelen dienen we bewust dit tweede gebod na te leven door liefdevol en medelevend de hand te reiken aan iedereen die volgens de Heer onze naaste is – iedereen dus.

Om ‘de Wet, en de Profeten’ te ondersteunen – het lichaam van waarheid en geboden dat door God is ingesteld en door profeten wordt verkondigd – zijn het eerste en tweede gebod gezamenlijk nodig. Maar waarom is het eerste gebod de overkoepelende prioriteit? Er komen minstens drie redenen bij me op.

Ten eerste de fundamentele aard van dit eerste gebod. Hoe geweldig en essentieel het tweede gebod ook is, het verschaft niet het noodzakelijke fundament voor ons leven, noch is het daarvoor bedoeld. Gehoorzaamheid aan het tweede gebod maakt ons vriendelijk, maar waarom? Wat is het doel van ons bestaan? Voor zingeving, leiding en betekenis hebben we het eerste en grote gebod nodig.

Het eerste gebod op de eerste plaats stellen, vermindert of beperkt niet ons vermogen om het tweede gebod in acht te nemen. Integendeel, het vergroot en versterkt het. Het betekent dat we onze liefde versterken door het in goddelijke macht en doeleinden te verankeren. Het betekent dat we de Heilige Geest hebben om ons te inspireren anderen de hand te reiken op manieren die we zelf nooit bedacht zouden hebben. Onze liefde voor God vergroot ons vermogen om anderen vollediger en volmaakter lief te hebben, omdat we in wezen samen met God voor zijn kinderen zorgen.

Ten tweede, als we het eerste gebod negeren, of de volgorde van het eerste en tweede gebod omwisselen, riskeren we een verlies van evenwicht in ons leven, met destructieve afwijkingen van het pad van geluk en waarheid. Liefde voor God en onderwerping aan Hem beperken onze neiging om deugden te bederven door uitersten na te streven. Medeleven met het lijden van onze naaste, zelfs als dat lijden door een eigen overtreding is veroorzaakt, is bijvoorbeeld nobel en goed. Maar ongeremd medeleven kan ons, net als Alma’s zoon Corianton, ertoe brengen Gods gerechtigheid in twijfel te trekken en zijn barmhartigheid verkeerd te begrijpen (zie Alma 42:1).

Er zijn bijvoorbeeld mensen die geloven dat anderen liefhebben betekent dat we Gods wetten verdraaien of negeren om zonde te verdedigen of goed te keuren. Ouderling Jeffrey R. Holland sprak over deze misvatting toen hij zei:

‘Dus als we liefde hoog in het vaandel willen hebben, en dat moet ook, dan moeten we – naar het woord van Hem die de liefde in eigen persoon is – overtredingen en elke zweem van aansporing daartoe […] achterwege laten. Jezus begreep als geen ander wat velen in onze hedendaagse cultuur lijken te vergeten: dat er een cruciaal verschil is tussen het gebod om zonde te vergeven (waartoe Hij op oneindige wijze in staat was) en de waarschuwing om ze niet toe te laten (wat Hij nooit en te nimmer heeft gedaan).’1

Zoals Alma aan Corianton heeft uitgelegd, hebben we zowel gerechtigheid als barmhartigheid nodig. En alleen door Gods liefde in de gave van zijn Zoon en in de gave van bekering van zijn Zoon kunnen we beide ontvangen (zie Alma 42:13–15, 22–24).

Ten derde moet het eerste gebod het eerste zijn, omdat pogingen tot liefde die niet in Gods waarheden zijn gegrond de personen die wij willen helpen kunnen schaden. President Russell M. Nelson heeft gezegd:

‘Doordat de Vader en de Zoon ons oneindig, volmaakt liefhebben, en omdat Ze weten dat wij niet alles kunnen zien wat Zij zien, hebben Ze ons wetten gegeven om ons te leiden en beschermen.

‘Gods liefde en zijn wetten zijn nauw met elkaar verweven.’2

Dat zijn drie redenen waarom het eerste gebod het eerste is, maar we moeten er waarschijnlijk nog een noemen die in feite alleen al voldoende is: het eerste gebod is het eerste omdat God het op de eerste plaats stelt.

Het eerste en grote gebod verschaft het ware grondbeginsel voor ons leven. President Ezra Taft Benson heeft eens gezegd:

‘Wanneer wij God op de eerste plaats stellen, krijgt al het andere automatisch zijn juiste plaats of het verdwijnt uit ons leven. De aanspraken die er gemaakt worden op onze liefde, de eisen die er gesteld worden aan onze tijd, de belangen die wij nastreven en de volgorde van onze prioriteiten – onze liefde voor de Heer zal ze bepalen.’3

Gods liefde voor ons: ‘de kans om net zoveel vooruitgang te maken als Hij’

God, die ons gebiedt Hem lief te hebben, had ons eerst lief (zie 1 Johannes 4:19). Bedenk eens wat Gods liefde voor ons heeft betekend tot op dit punt in ons bestaan en wat het nog zal betekenen. Zelfs vóór ons bestaan als geest, bestonden we al als ongeschapen intelligentie. God daalde te midden van de intelligenties af en bedacht een plan waardoor wij vooruitgang konden maken. In de woorden van de profeet Joseph Smith:

‘God, die Zich te midden van geesten [of intelligenties] en heerlijkheid bevond, achtte het raadzaam, daar Hij intelligenter was, om wetten in te stellen waardoor de rest het voorrecht kon krijgen om net zoveel vooruitgang te maken als Hijzelf.’4

Zoals wij weten, omvatte zijn plan dat wij zijn geestkinderen werden, wat een heerlijke stap vooruit was, onze ‘eerste staat’ (Abraham 3:26). Vervolgens bracht Hij het pad tot stand waardoor we het stoffelijke aan het geestelijke konden toevoegen, een ‘tweede staat’ (Abraham 3:26) die essentieel is om de volheid van bestaan en heerlijkheid te ontvangen die God zelf geniet. Er moest een aarde worden geschapen als omgeving voor de ‘proefstaat’ (Alma 12:24), er moest een geestelijke en lichamelijke dood zijn, en een Heiland om ons te verlossen en te laten opstaan. In dit alles heeft God ons de vrijheid gegeven om te kiezen en Hij heeft grotere en kleinere resultaten en zegeningen voorbereid, afhankelijk van onze keuzes.

Dus onze hemelse Vader heeft, vanaf onze eerste staat als intelligenties, Zichzelf en zijn werk op ons gericht – op onze onsterfelijkheid en ons eeuwige leven. Hij ziet het als zijn werk en heerlijkheid om dat te doen (zie Mozes 1:39). Ik denk niet dat Hij dat allemaal móest doen, dus waarom heeft Hij dit voor ons gedaan? Wat is zijn motivatie? Kan het iets anders dan liefde zijn? Het duidelijke bewijs hiervan is de gave van zijn Zoon:

‘Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft’ (Johannes 3:16).

Is het te veel om te vragen dat wij in ruil daarvoor ons leven op God richten en Hem liefhebben zoals Hij ons heeft liefgehad, met heel ons hart, onze ziel, ons verstand en onze kracht? Hoe kunnen we zijn liefde voor ons weerstaan en Hem onze eigen liefde onthouden in de wetenschap dat onze liefde voor God de sleutel tot ons eigen geluk is?

Onze liefde voor God: het voorbeeld van de Heiland

Als we God met de volle maat van ons hart, onze ziel, ons verstand en onze kracht liefhebben, is het onze prioriteit om zijn verlangens te vervullen. Geen enkele persoon heeft dat uiteraard vollediger en volmaakter gedaan dan ons voorbeeld, Jezus Christus, die eens heeft gezegd: ‘De Vader heeft Mij niet alleen gelaten, omdat Ik altijd doe wat Hem welgevallig is’ (Johannes 8:29). Zijn hoogste prioriteit was en is de Vader verheerlijken.

Die hoogste prioriteit, die hoogste trouw, stelde Jezus in staat om zijn verzoening tot het einde toe vol te houden, om die bitterste beker tot de allerlaatste druppel leeg te drinken. Bij dit grootste (en letterlijk bovenmenselijke) offer, deed de intensiteit van het lijden van de Heiland Hem, zei Hij, ‘ja, God, de grootste van allen, van pijn […] sidderen en uit iedere porie bloeden, en naar lichaam en geest […] lijden – en Ik wilde dat Ik de bittere beker niet behoefde te drinken, en kon terugdeinzen’ (Leer en Verbonden 19:18). Niettemin overtrof zijn liefde voor de Vader en zijn verlangen om Hem te verheerlijken het onbegrijpelijke lijden. In de woorden van de Heer: ‘Niettemin, ere zij de Vader, en Ik dronk en volbracht mijn voorbereidingen voor de mensenkinderen’ (Leer en Verbonden 19:19; cursivering toegevoegd).

Toen Christus aan het kruis hing, stonden ons lot, onze onsterfelijkheid en ons eeuwige leven op het spel. En het feit dat Jezus Christus de Vader met heel zijn hart, ziel, verstand en kracht liefhad, gaf de doorslag bij de bepaling van de betekenis van ons bestaan.

In Christus vinden we ons voorbeeld: trouw aan God boven alles en boven alle anderen; een besef van onze verantwoordelijkheid jegens Hem, te allen tijde en in alle dingen; en een verlangen om zijn wil te kennen en te doen. Dat is onze leidraad bij het nemen van beslissingen. Als we God eerst liefhebben, zien we de wereld en ons leven door zijn ogen in plaats van door de ogen van iemand anders (zelfs een influencer op sociale media).

Hoe is het om het eerste gebod op de eerste plaats te zetten? Ik kan niet alles opnoemen wat het inhoudt om God boven alles lief te hebben, maar ik wil graag enkele voorbeelden geven.

Het eerste gebod op de eerste plaats zetten: ‘Neem dan Mijn geboden in acht’

Een van de belangrijkste aspecten van het eerste gebod is strikte gehoorzaamheid aan God. De Heiland heeft gezegd: ‘Als u Mij liefhebt, neem dan Mijn geboden in acht’ (Johannes 14:15; zie ook Leer en Verbonden 42:29). Jezus was vastbesloten om alle geboden van zijn Vader te onderhouden, en Hij liet ons zien wat gehoorzaamheid aan God in het dagelijkse leven betekent.

Een goede vriend van mij heeft ooit over onze schijnbaar universele neiging gesproken om de geboden van God te rationaliseren. Hij merkte bijvoorbeeld uit eigen waarnemingen en ervaring op dat een vraag die begint met ‘Maakt het de Heer echt uit of ik…?’ altijd wordt beantwoord met ‘Nee’. Het is een makkelijke manier om bijna alles goed te praten, als we onszelf kunnen overtuigen dat de Heer niet geeft om iets dat wij zo gering vinden. Maar mijn vriend merkte op dat dit de verkeerde vraag is. Het gaat er niet om of het de Heer uitmaakt, maar of wij doen wat we beloofd hebben. De vraag is: ‘Wat voor teken zal ik God geven aangaande mijn liefde voor Hem?’ of ‘Wat houdt het in om zijn geboden en verbonden nauwgezet en eervol na te komen?’

Uiteraard is een van de belangrijkste aspecten van het eerste gebod het naleven van het tweede gebod om onze broeders en zusters lief te hebben. Zoals Johannes heeft gezegd: ‘Als iemand zou zeggen: Ik heb God lief, en hij zou zijn broeder haten, dan is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, hoe kan hij God liefhebben, Die hij niet gezien heeft?’ (1 Johannes 4:20.) En we hebben de bekende woorden van de Heiland: ‘Hierdoor zullen allen inzien dat u Mijn discipelen bent: als u liefde onder elkaar hebt’ (Johannes 13:35).

Het eerste gebod op de eerste plaats zetten: ‘Hoed Mijn schapen’

Nauw verwant aan gedisciplineerde onderwerping aan Gods geboden is dienstbaarheid aan Hem en zijn zaak. De Heer stelt Petrus, en ons, zijn driemaal herhaalde vraag: ‘Houdt u van Mij?’ (Johannes 21:15–17.) En net als Petrus moet ons antwoord zijn: ‘Ja, zelfs meer dan van mijn carrière of wie of wat dan ook.’ En we horen allemaal de stem van de Herder: ‘Weid Mijn lammeren’ (Johannes 21:15); ‘Hoed mijn schapen’ (Johannes 21:16–17).5

Ik ben ervan overtuigd dat onze hemelse Vader en zijn geliefde Zoon blij zijn met onze vriendelijke daden, hoe beperkt of onbeduidend ze ook lijken in een enorme wereld vol nood. Elke daad en elk offer is belangrijk. Ik ben er ook van overtuigd dat Zij blij zijn met wat wij als De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen en in samenwerking met anderen doen. Eén voorbeeld: de hulp om het lijden te verlichten dat voortvloeit uit de huidige oorlog in Oekraïne is werkelijk christelijk. We proberen ons voortdurend te richten op de nood die er is en de rechterhand niet te laten weten wat de linkerhand doet. Maar ik hoop dat wij als kerk in de toekomst uitgebreider verslag kunnen uitbrengen, zodat u meer weet over wat u als onderdeel van het lichaam van Christus doet om zijn schapen te hoeden.

Het eerste gebod onderhouden houdt ook in dat we de zaak van de Heer op aarde bevorderen en helpen om het eeuwige leven van de kinderen van onze Vader tot stand te brengen. Ik kan geen beter voorbeeld bedenken dan het zendingswerk dat velen van jullie hebben gedaan of nog zullen verrichten. Wij in de Twaalf grijpen elke kans aan om bij de zendelingen te zijn vanwege de opwekkende, vernieuwende geest die we voelen onder hen die zo intensief betrokken zijn bij het hoeden van Gods schapen en lammeren.

Zoals president Russell M. Nelson heeft benadrukt, is de vergadering van Gods verbondsvolk, op aarde en in de geestenwereld, een essentieel onderdeel van wat het voor ons betekent om het eerste en grote gebod te onderhouden.

Het eerste gebod op de eerste plaats stellen: roep Hem aan; vergast u aan zijn woorden

Een andere manier om het eerste gebod op de eerste plaats te zetten, is vrij duidelijk. We moeten God in gebed aanroepen en ons voor begrip en leiding aan zijn woord vergasten. We willen weten en doen wat Hij van ons verwacht. We willen weten wat Hij weet. We willen alles leren wat Hij ons als zijn discipelen wil leren. We willen persoonlijke openbaring.

Amulek spoort ons aan om God in de naam van Christus om barmhartigheid te vragen, om Hem voor ons huisgezin aan te roepen, en om Hem voor onze velden en kudden aan te roepen. Hij spoort ons aan om God aan te roepen tegen de macht van onze vijanden en de invloed van de duivel. ‘En wanneer u de Heer niet aanroept, laat uw hart dan vol zijn en voortdurend in gebed tot Hem uitgaan voor uw welzijn, en ook voor het welzijn van allen die om u heen zijn’ (Alma 34:27).6

Nephi zegt: ‘Vergast u aan de woorden van Christus; want zie, de woorden van Christus zullen u alle dingen zeggen die u behoort te doen’ (2 Nephi 32:3). Het is in onze tijd een opmerkelijke begiftiging om zoveel van het geschreven woord van God binnen handbereik te hebben – voortdurend voor ons beschikbaar – en dat de huidige leringen van profeten en apostelen in verschillende formaten en talen zijn gepubliceerd. Deze tijd is anders dan elke andere tijd in de wereldgeschiedenis. Vraag jezelf af: Wat is Gods bedoeling hiermee?

Ik houd van het gebed. Ik houd van de Schriften. Ik wil al het licht en al de kennis ontvangen die mijn hemelse Vader mij wil geven. Ik weet dat Hij geen aannemer des persoons is en dat Hij ons alles zal geven waar we ons op voorbereiden. Heb God zo innig lief dat je voortdurend met Hem communiceert door de middelen die Hij ons heeft gegeven. En denk aan het voorbeeld van president Nelson: houd bij wat je door de Heilige Geest ontvangt en handel overeenkomstig.

Het eerste gebod op de eerste plaats zetten: verantwoordelijkheid jegens God

Ik wil nog één manier noemen waarop we het eerste gebod op de eerste plaats kunnen zetten. We moeten leven met een gevoel van verantwoordelijkheid jegens God – verantwoordelijkheid voor de richting van ons leven en voor elke dag van ons leven. Dat betekent verleiding weerstaan en overwinnen, bekeren en vergeven, zelfzucht tegengaan, de naam van Christus op ons nemen en de eigenschappen van Christus ontwikkelen. Het betekent dat we onze daden en zelfs onze gedachten en woorden in de gaten moeten houden (zie Mosiah 4:30 en Alma 12:14). Het betekent dat wij ons overgeven aan ‘de ingevingen van de Heilige Geest’ en worden ‘als een kind: onderworpen, zachtmoedig, ootmoedig, geduldig, vol liefde, gewillig zich te onderwerpen aan alles wat de Heer goeddunkt hem op te leggen, ja, zoals een kind zich aan zijn vader onderwerpt’ (Mosiah 3:19).

Dit is geen lastige, zware verantwoordelijkheid. Het is eerder de erkenning van een wijze, geïnteresseerde en zorgzame Vader die het pad naar vervulling en ultieme vreugde kent. Het is een erkenning dat Hij ons een kans heeft gegeven die wij onszelf niet kunnen geven – en die wij niet zonder zijn hulp kunnen bereiken. Het betekent dat we leven ‘met dagelijkse dankbetuiging voor de vele barmhartigheden en zegeningen die Hij [ons] schenkt’ (Alma 34:38). En juist in de context van die verantwoordelijkheid voelen we Gods behagen in ons. We gaan begrijpen dat Hij Zich verheugt in zelfs de kleinste moeite die we doen om Hem met heel ons hart, onze ziel, ons verstand en onze kracht lief te hebben. Welke grotere geruststelling en gemoedsrust kunnen wij hebben dan het getuigenis van de Heilige Geest tot onze geest dat onze hemelse Vader en onze Verlosser blij zijn met ons en onze levensloop?

Het komt erop neer dat God ons gebiedt om Hem lief te hebben omdat Hij weet wat dat voor ons betekent. Om dezelfde reden gebiedt Hij ons om elkaar lief te hebben. Liefde voor God verandert ons. Liefde voor God verandert onze liefde voor elkaar. Die liefde is noodzakelijk om Hem, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Hij gezonden heeft, te leren kennen (zie Johannes 17:3). Het is essentieel om meer op Hem te gaan lijken.

Ik weet dat de liefde van onze hemelse Vader voor ons echt en oneindig is. Die komt het meest tot uiting door de genade van zijn Zoon, Jezus Christus. Ik zegen jullie dat de liefde van God jullie zal omhullen als jullie Hem liefhebben en ernaar streven Hem te dienen. Ik zegen jullie dat jullie zijn liefde zullen voelen en dat die de krachtigste invloed in je leven zal worden. Ik weet en kan jullie verzekeren dat onze hemelse Vader leeft, net als zijn Zoon, onze herrezen Heer, en zijn boodschapper van genade, de Heilige Geest. Ik weet het en bid dat jullie het ook zullen weten.

Noten

  1. Jeffrey R. Holland, ‘De prijs – en de zegeningen – van het discipelschap’, Liahona, mei 2014, 8; cursivering in het origineel.

  2. Russell M. Nelson, ‘The Love and Laws of God’ (devotional aan de Brigham Young University, 17 september 2019), 2, speeches.byu.edu.

  3. Zie Ezra Taft Benson, ‘Het grote gebod – heb de Heer lief’, De Ster, juli 1988, 3.

  4. Joseph Smith, toespraak gehouden tijdens een kerkconferentie te Nauvoo (Illinois, VS) op 7 april 1844; HC 6:312; geciteerd in Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), 227.

  5. Het is duidelijk dat het hoeden van schapen en lammeren ook gaat om het dienen van hen die stoffelijke en geestelijke voeding tekortkomen. Denk aan de geruststelling van de Heer: ‘Voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan’ (Mattheüs 25:40). Een van de belangrijkste kenmerken van een Zionsmaatschappij, zoals omschreven in Leer en Verbonden 82:19 is dat ‘eenieder het welzijn van zijn naaste nastreeft en alle dingen doet met het oog alleen gericht op de eer van God’.

  6. Zie ook Alma 34:18–26. Amulek herinnert ons er ook aan dat onze gebeden zonder naastenliefde voor God en onze medemens tevergeefs zullen zijn (zie Alma 34:28–29).