Ouderling James M. Dunn
van de Zeventig
Net als zoveel anderen heb ik mijn getuigenis dag in dag uit, steen voor steen, opgebouwd’, merkt ouderling James M. Dunn op. Broeder Dunn is onlangs geroepen als lid van het Tweede Quorum der Zeventig. ‘De geestelijke aansporingen die ik als jonge jongen voelde, zijn in de loop der tijd sterker geworden doordat ik me dienstbaar opstelde en deed wat mij was geleerd dat goed was.’
Ouderling Dunn, die op 16 april 1940 in Pocatello (Idaho) is geboren in het gezin van Billy E. Dunn en Melba Meyers Dunn, groeide samen met zijn vier broers en een zus op in Salt Lake City, waardoor hij ‘alle kansen en zegeningen had die een kind in de kerk maar kon hebben’.
Na een zending in Uruguay trad ouderling Dunn op 7 augustus 1963 in de Salt Lake-tempel in het huwelijk met Sandra (Penny) Barker. Hij bewonderde en respecteerde Penny al sinds ze in het voorgezet onderwijs samen hadden gewerkt als klassenvertegenwoordigers. In de begintijd van hun huwelijk was ouderling Dunn officier in de National Guard van Utah, haalde hij een graad in Latijns-Amerikaanse vakken aan de Brigham Young University, en rondde hij aan de University of Utah een rechtenstudie af.
In zijn veeleisende beroep als advocaat en strafpleiter kwam ouderling Dunn erachter dat een cliënt minder hebben, of wat minder uren in rekening brengen, kleine offers waren om te brengen voor zijn activiteiten in de kerk, waaronder roepingen als hogeraadslid, bisschop, ringpresident, zendingspresident en als een van de gebiedszeventigen.
Als vader van zes dochters zegt hij: ‘Ik heb een bijzonder leven; dochters en hun vader hebben een unieke band.’ Die band werd nog gesterkt toen zijn gezinsleden hem vergezelden naar Colombia, waar hij werkzaam was als zendingspresident. Toen hij met zijn vrouw en dochters terugkeerde naar huis, spraken ze allemaal vloeiend Spaans en waren ze geestelijk sterker geworden.
Toen hij zijn nieuwe roeping kreeg, merkte ouderling Dunn op: ‘Je vraagt je wel eens af waarom deze dingen gebeuren, hoe het leven er de komende jaren uit zal zien. Maar van vorige roepingen weet ik dat het een grote zegen zal zijn om dit te doen. In de loop der jaren is de kerk de grondslag geworden van al het goede in mijn gezin en mijn leven.’