Zal Hij geloof vinden op aarde?
Alleen als ons geloof op één lijn ligt met de wil van onze hemelse Vader, zijn we in staat om de verlangde zegeningen te ontvangen.
Dat was een bijzonder mooie vertolking van een schitterend lied — ‘Een arme zwerver, moed’ en mat’, het lievelingslied van de profeet Joseph en zijn broer Hyrum. Wat een prachtige uitvoering door het koor en de begeleiding.
Ik bid dat ik de Geest van de Heer bij me mag hebben, die tijdens onze conferentie al bij ons is geweest, opdat ik datgene zal zeggen wat zowel de leden van de kerk als anderen ten goede zal komen. Deze taak stemt mij nederig.
Vandaag vraag ik wat de Heiland bijna tweeduizend jaar geleden vroeg: ‘Als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?’1
Het eerste evangeliebeginsel
Wat is waar geloof? Geloof wordt omschreven als ‘geloof en vertrouwen in en trouw aan God (…) een vast geloof in iets waarvoor geen bewijs is.’2 Geloof is hopen op dingen die niet zichtbaar zijn, maar die waar zijn (…) en Jezus Christus als middelpunt hebben. In feite geloven wij dat geloof in Jezus Christus het eerste evangeliebeginsel is.3
Het geloof van een weduwe
Er zijn mensen die ons iets aangaande geloof kunnen bijbrengen, als wij ons hart en onze geest maar openstellen. Zo iemand was een vrouw van wie de man gestorven was. Ze voedde haar zoon alleen op, had gezocht naar manieren om aan de kost te komen, maar leefde in een periode van vreselijke hongersnood. Voedsel was schaars en velen stierven van de honger.
Naarmate er minder voedsel kwam, werd de kans op overleven kleiner. Elke dag zag ze hulpeloos toe hoe haar voedselvoorraadje slonk.
Ze hoopte op hulp, maar die kwam niet. De vrouw besefte uiteindelijk dat de dag was aangebroken waarop ze nog slechts genoeg had voor één laatste maaltijd.
Toen kwam er een vreemdeling die haar het ondenkbare vroeg. ‘Breng mij’, zei hij tot haar, ‘een bete broods.’
De vrouw zei tegen de man: ‘Zo waar de Here, uw God leeft, ik heb geen broodkoek, maar enkel een handvol meel in de pot en een weinig olie in de kruik.’ Ze vertelde dat ze juist een laatste maaltijd voor zichzelf en haar zoon zou bereiden, ‘en als wij gegeten hebben, moeten wij maar sterven.’
Ze wist niet dat de man de profeet Elia was, door de Heer gestuurd. Wat die profeet toen zei, kan nu verbazingwekkend klinken voor wie het beginsel van geloof niet begrijpen.
‘Vrees niet,’ zei hij tegen haar, ‘doch bereid mij daarvan eerst een kleine koek en breng mij die hier; en voor u en uw zoon kunt gij het later bereiden.’
Kunt u zich voorstellen wat zij dacht? Wat zij voelde? Ze had nauwelijks de kans om antwoord te geven, want de man vervolgde: ‘Want zo zegt de Here, de God van Israël: Het meel in de pot zal niet opraken, en de olie in de kruik zal niet ontbreken tot op de dag, waarop de Here regen op de aardbodem geven zal.’
Toen de vrouw die profetische belofte gehoord had, deed ze in geloof wat Elia gezegd had. ‘En een tijdlang at zij, evenals hij, en haar huis. Het meel in de pot raakte niet op, en de olie in de kruik ontbrak niet, naar het woord des Heren, dat Hij door de dienst van Elia gesproken had.’4
Naar hedendaagse maatstaven kan het verzoek van de profeet oneerlijk en zelfzuchtig lijken. Naar hedendaagse maatstaven kan de reactie van de weduwe dwaas en onverstandig lijken. Dat komt vooral omdat we vaak leren beslissen op basis van wat we zien. We besluiten op basis van wat we zien en wat op dat moment voor ons het beste lijkt.
‘Geloof’, echter, ‘is de zekerheid der dingen die men hoopt, en het bewijs der dingen die men niet ziet.’5 Geloof heeft ogen die de duisternis doordringen en het licht daarachter zien. ‘Uw geloof [moet]niet (…) rusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van God.’6
Geen geloof oefenen
In deze tijd verlaten we ons te weinig op geloof, maar meer op onze vaardigheid om te redeneren en problemen op te lossen. Als we ziek worden, kunnen moderne medicijnen wonderen doen. We kunnen in korte tijd grote afstanden afleggen. We hebben informatie in handen die vijfhonderd jaar geleden de armste man tot prins zou hebben gemaakt.
Waar geloof
‘De rechtvaardige zal uit geloof leven’,7 staat in de heilige Schrift. Opnieuw vraag ik: wat is geloof ?
Er is geloof als volkomen vertrouwen in wat we niet kunnen zien, samengaat met daden die volkomen overeenstemmen met de wil van onze hemelse Vader. Zonder alle drie — ten eerste: volkomen vertrouwen; ten tweede: daden, en ten derde: volkomen overeenstemming — hebben we slechts een namaakgeloof — zwak en verwaterd. Ik zal die drie noodzakelijke vereisten voor geloof bespreken.
Allereerst moeten we vertrouwen op wat we niet kunnen zien. Toen Tomas eindelijk de wonden van de nagels voelde en zijn hand in de zijde van de herrezen Heiland legde, gaf hij toe dat hij eindelijk geloofde.
‘Jezus zeide tot hem: [Tomas], omdat gij Mij gezien hebt, hebt gij geloofd? Zalig zij, die niet gezien hebben en toch geloven.’8
Petrus herhaalde die woorden toen hij de eerste volgelingen prees voor hun geloof in Jezus de Christus. Hij zei:
‘Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, daar gij het einddoel des geloofs hebt bereikt, dat is de zaligheid der zielen.’9
Ten tweede: om ons geloof werkzaam te maken, moeten we handelen. We moeten al het mogelijke doen om passief geloof te veranderen in actief geloof , want het is echt waar: ‘Geloof zonder werken is dood.’10
In 1998 heeft president Gordon B. Hinckley een waarschuwing gericht tot de heiligen van deze kerk en tot de hele wereld. Hij herhaalde die waarschuwing gisteravond in de priesterschapsbijeenkomst. Hij heeft gezegd: ‘Ik stel dat de tijd is gekomen om uw huis in orde te brengen. Zoveel mensen leven op de rand van hun inkomen. In feite leven sommigen van geleend geld (…). Ik maak me zorgen over de enorme consumentenkredieten die de bevolking van dit land heeft, inclusief veel van onze eigen mensen.’11
Broeders en zusters, toen deze profetische woorden waren gesproken, hebben sommige getrouwe leden van de kerk hun geloof bijeengeraapt en de raad van de profeet opgevolgd. Zij zijn daar nu intens dankbaar voor. Anderen geloofden de profeet misschien wel, maar het ontbrak hun aan geloof, het was nog niet zo klein als een mosterdzaadje. Daarom hebben sommigen financieel, persoonlijk en in gezinsverband in de zorgen gezeten.
Ten derde: ons geloof moet overeenstemmen met de wil van onze hemelse Vader, ook met zijn natuurwetten. De mus die in een orkaan vliegt, gelooft misschien dat hij met succes door de storm kan vliegen, maar de onverbiddelijke natuurwet zal hem uiteindelijk van het tegendeel overtuigen.
Zij wij verstandiger dan die mus? Wat in de wereld doorgaat voor geloof is weinig meer dan onnozelheid. Het is verontrustend om te zien hoe sommige mensen buitenissigheden en theorieën aanhangen en de eeuwige evangeliebeginselen verwerpen of er minder in geloven of aandacht aan schenken. Het is verontrustend hoe sommigen zich onstuimig overgeven aan dwaas of onzedelijk gedrag en geloven dat God ze op de een of andere manier zal verlossen van de onvermijdelijke, tragische gevolgen van hun daden. Ze gaan zelfs zover dat ze om hemelse zegeningen vragen terwijl ze in hun hart weten dat wat ze doen, botst met de wil van onze Vader in de hemel.
Hoe weten we of ons geloof zich schikt naar de wil van onze hemelse Vader en dat Hij goedkeurt wat we nastreven? We moeten het woord van God kennen. Een van de redenen waarom we ons in de Schriften verdiepen, is om te weten hoe onze hemelse Vader vanaf het begin met de mens gehandeld heeft. Als het verlangen van ons hart botst met de Schriften, moeten we er niet meer aan toegeven.
Verder moeten we de raad van de hedendaagse profeten opvolgen, want zij geven geïnspireerde raad.
Daarbij moeten we overpeinzen, bidden en om leiding van de Geest vragen. Als we dat doen, heeft de Heer beloofd: ‘Zie, Ik zal in uw verstand en in uw hart tot u spreken door de Heilige Geest, die op u zal komen en in uw hart wonen.’12
Alleen als ons geloof op één lijn ligt met de wil van onze hemelse Vader, zijn we in staat om de verlangde zegeningen te ontvangen.
Het beginsel van kracht
Als we echt begrijpen wat geloof is en het goed gebruiken, is het een van de edele en heerlijke krachten van de eeuwigheid. Het is een kracht die ons bevattingsvermogen te boven gaat. ‘Door geloof (…) (is) de wereld door het woord Gods tot stand gebracht.’13 Door geloof worden wateren gescheiden, zieken genezen, goddelozen tot zwijgen gebracht en wordt verlossing mogelijk gemaakt.
Ons geloof is het fundament waarop ons hele geestelijk leven rust. Het moet onze belangrijkste levensbron zijn. Geloof is niet zozeer iets waarop we vertrouwen; geloof is iets waarnaar we leven.
Denk aan de woorden van de Heiland: ‘Als gij kunt [geloven]! Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.’14 ‘Wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze.’15
In het beginsel onderwijzen
Wie wandelen in geloof zullen merken dat hun leven omgeven is door het licht en de zegeningen van de hemel. Zij zullen dingen begrijpen en weten, die anderen niet kunnen bevatten. Wie niet wandelen in geloof, beschouwen de dingen van de Geest als dwaasheid, want de dingen van de Geest kan men alleen door de Geest onderscheiden.16
Hemelse manifestaties worden gesloten voor het begrip van wie niet geloven. ‘Want als er geen geloof onder de mensenkinderen is,’ zegt Moroni, ‘kan God geen wonder onder hen verrichten; daarom toonde Hij zich niet, alvorens zij geloof hadden.’17
Toch, in de loop van de geschiedenis, zelfs in duistere tijden, waren er die, door de ogen van geloof, de duisternis doorgrondden en dingen zagen zoals ze werkelijk zijn. Moroni openbaart: ‘Er waren velen, wier geloof zo buitengewoon groot was, (…) dat hun niet kon worden belet binnen de sluier te komen, doch die werkelijk met hun ogen de dingen zagen, die zij met het oog des geloofs hadden aanschouwd, en zij waren verblijd.’18
Ons thuis moet een toevluchtsoord van geloof zijn. Ouders behoren hun kinderen de beginselen van geloof bij te brengen. Ook grootouders kunnen helpen. Op een familiebijeenkomst probeer ik, als dat zo uitkomt, tijd uit te trekken voor een gesprek onder vier ogen met enkele van onze kleinkinderen. Ik ga bij ze zitten en stel een paar vragen: ‘Hoe gaat het ermee?’ ‘Hoe gaat het op school?’
Dan vraag ik wat ze van de ware kerk vinden die zoveel voor mij betekent. Ik probeer te ontdekken hoe groot hun geloof en hun getuigenis is. Als ik iets van onzekerheid bemerk, vraag ik: ‘Mag ik, je opa, je een doel voorstellen?’
Dan stel ik voor dat ze dagelijks in de Schriften lezen en dat ze elke morgen en avond neerknielen en met hun vader en moeder bidden en ook alleen in gebed gaan. Ik raad ze aan om naar de avondmaalsdienst te gaan. Ik spoor ze aan altijd rein en zuiver te blijven, altijd hun bijeenkomsten te bezoeken, en ten slotte altijd open te staan voor de influisteringen van de Heer.
Eens, na zo’n gesprekje met mijn kleinzoon, Joseph, van acht, keek hij me indringend aan en stelde toen deze scherpe vraag: ‘Mag ik nu gaan, opa?’ Hij rende weg en ik dacht: ‘Heb ik hier wel goed aan gedaan?’ Kennelijk wel, want de dag daarop zei hij: ‘Bedankt voor dat gesprekje.’
Als wij ze meer met liefde benaderen dan met afkeuring, zullen we zien dat het geloof van onze kleinkinderen zal toenemen door de invloed en het getuigenis van iemand die van de Heiland en zijn goddelijke kerk houdt.
Beproevingen
Soms ziet de wereld er donker uit. Soms wordt ons geloof beproefd. Soms denken we dat de hemelen voor ons gesloten zijn. Toch moeten we niet wanhopen. We moeten ons geloof nooit loslaten. We moeten de hoop niet verliezen.
Een paar jaar geleden merkte ik dat de dingen om me heen donkerder werden. Ik maakte me zorgen omdat simpele dingen, zoals de letters in mijn Schriften, onduidelijker werden. Ik vroeg me af wat er met de kwaliteit van de gloeilampen aan de hand was en waarom fabrikanten de dingen tegenwoordig niet meer konden maken zoals ze vroeger waren.
Ik verving de lampen door sterkere. Die werden ook zwakker. Ik gaf de schuld aan de slechte kwaliteit van de lampen. Ik vroeg me zelfs af of de helderheid van de zon afnam, voordat ik bedacht dat het probleem wellicht niet de hoeveelheid licht in de kamer was — het konden mijn eigen ogen wel eens zijn.
Kort daarna ging ik naar een oogarts die me verzekerde dat de wereld helemaal niet donkerder werd. Staar was de reden dat het licht leek af te nemen. Dat verraadt mijn leeftijd, ben ik bang. Ik stelde geloof in de bekwame handen van deze geoefende specialist, de staar werd verwijderd, en zie, er was weer licht in mijn leven! Het licht was nooit zwakker geworden, alleen mijn vermogen om licht te zien was afgenomen.
Daar heb ik een diepzinnige waarheid van geleerd. Vaak, als de wereld donker lijkt, als de hemel ver weg lijkt, geven we de schuld aan alles om ons heen, terwijl de werkelijke oorzaak van de duisternis gebrek aan geloof kan zijn.
Houd moed. Heb geloof en vertrouwen. De Heer zal u niet in de steek laten.
‘Zoekt ijverig, bidt altijd, en weest gelovig’, raadt de Heer ons aan ‘en alle dingen zullen voor uw welzijn samenwerken, indien gij oprecht wandelt.’19
Ik weet, zoals Alma destijds, dat ‘allen die hun vertrouwen in God zullen stellen, in hun beproevingen, hun moeilijkheden en hun ellende zullen worden ondersteund en ten laatsten dage verheven.’20
Onze hemelse Vader is machtig en Hij bestuurt. Hoewel we soms gebukt gaan onder de last van zorgen, pijn en verdriet; hoewel we worstelen om inzicht in de beproeving van ons geloof die we moeten doorstaan; hoewel het leven donker en somber lijkt — door geloof hebben we het absolute vertrouwen dat onze liefdevolle hemelse Vader naast ons staat.
Zoals de apostel Paulus beloofd heeft: ‘Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door ons Heer Jezus Christus.’21
En eens zullen we volkomen door het donker heen het licht zien. We zullen zijn eeuwige plan begrijpen, zijn barmhartigheid, en zijn liefde.
‘Als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?’
Misschien, als leden van de kerk met heel hun hart vertrouwen, hun hoop en geloof omzetten in daden, en proberen op één lijn te komen met de wil van de Heer, luidt het antwoord op de vraag die de Heiland tweeduizend jaar geleden gesteld heeft: ‘Ja, Hij zal geloof vinden. Hij zal geloof vinden onder wie zijn naam op zich nemen. Hij zal het vinden onder wie leven naar zijn goddelijke beginselen.’
Getuigenis
Ik getuig dat onze Heer en Heiland, Jezus Christus, tot ons spreekt door onze profeet, ziener en openbaarder, president Gordon B. Hinckley. Ik getuig dat het evangelie in zijn volheid is hersteld door de profeet Joseph Smith. Geloof, een eeuwige macht, is een gave van onze hemelse Vader voor de hele mensheid. Van die eeuwige waarheid geef ik mijn getuigenis. In de naam van Jezus Christus. Amen.