Het wonderbaarlijke fundament van ons geloof
God zij dank dat Hij ons op zo´n wonderbaarlijke wijze het getuigenis, het gezag en de leer van deze herstelde Kerk van Jezus Christus heeft verleend.
Geliefde broeders en zusters, ik streef naar de inspiratie van de Heer nu ik u toespreek. Ik verlies nooit uit het oog wat een grote verantwoording het is om de heiligen der laatste dagen toe te spreken. Ik ben dankbaar voor uw vriendelijkheid en geduld. Ik bid voortdurend dat ik het vertrouwen van de leden mag verdienen.
Ik heb onlangs een bijzonder lange reis gemaakt. Het was erg vermoeiend, maar het was heerlijk om onder de heiligen te zijn. Als het kon, zou ik het dagelijkse bestuur van de kerk overlaten aan anderen en mijn tijd besteden onder onze mensen en hen bezoeken in kleine gemeenten en grote ringen. Ik zou willen dat ik met de heiligen bijeen kon komen, waar zij zich ook mogen bevinden. Ik vind dat elk lid van deze kerk een bezoek verdient. Ik betreur het dat ik door lichamelijke beperkingen niet meer iedereen de hand kan schudden. Maar ik kan ze in de ogen kijken met blijdschap in mijn hart en mijn liefde voor hen uitspreken en een zegen achterlaten.
De reden voor deze meest recente reis was de herinwijding van de Freiberg-tempel (Duitsland) en de inwijding van de Den Haag-tempel. Ik was zeventien jaar geleden al in de gelegenheid om de Freiberg-tempel in te wijden. Het was een enigszins bescheiden gebouw in wat toen de Duitse Democratische Republiek was, het oostelijke deel van een verdeeld Duitsland. De bouw ervan was letterlijk een wonder. President Monson, Hans Ringger en anderen hadden goodwill gekweekt bij de Oost-Duitse regeringsfunctionarissen, en die hadden er toestemming voor gegeven.
De tempel heeft in de loop der jaren uitstekend dienst gedaan. Nu is de beruchte muur weg. Het is makkelijker voor onze mensen om naar Freiberg te reizen. Het gebouw was na al die jaren versleten en voldeed niet meer aan de eisen.
De tempel is uitgebreid, verfraaid en nuttiger gemaakt. Wij hebben één inwijdingsdienst gehouden. De heiligen kwamen van heinde en verre. In de grote ruimte waar wij zaten, konden we het gezicht zien van vele sterke, trouwe, fijne heiligen der laatste dagen die al die jaren, in zonneschijn en regen, onder door de regering opgelegde beperkingen en nu in volkomen vrijheid, het geloof behouden hebben, de Heer gediend hebben, en zich als reuzen staande hebben gehouden. Het spijt mij zo dat ik niet mijn armen om die heldhaftige broeders en zusters heen kon slaan en ze vertellen hoezeer ik ze liefheb. Als ze me nu horen, hoop ik dat ze op de hoogte zijn van die liefde, en dat ze mij mijn haastige vertrek uit hun midden vergeven.
Van daaruit zijn we naar Frankrijk gevolgen om wat kerkelijke aangelegenheden af te handelen. Daarna zijn we naar Rotterdam gevolgen en naar Den Haag gereden. Op één dag drie landen aandoen, is een tamelijk zwaar schema voor een oude man.
De volgende ochtend hebben we de Den Haag-tempel ingewijd. Er zijn vier diensten gehouden. Wat een ontroerende en fijne ervaring was dat.
De tempel is een prachtig gebouw in een goede omgeving. Ik ben erg dankbaar voor een huis van de Heer dat de heiligen in Nederland, België en delen van Frankrijk ten dienste staat. Er werden al in 1861 voor het eerst zendelingen naar dat deel van Europa gestuurd. Duizenden mensen werden lid van de kerk. De meesten emigreerden naar de Verenigde Staten. Maar nu hebben we daar een fijne groep dierbare, getrouwe heiligen der laatste dagen die een huis van de Heer in hun midden verdienen.
Ik besloot om tijdens ons verblijf in dat deel van de wereld ook nog andere gebieden te bezoeken. Dus zijn we naar Kiev, in de Oekraïne, gevlogen. Daar was ik 21 jaar geleden ook. Er hangt nu een nieuw gevoel van vrijheid in de lucht. Wat is het inspirerend om meer dan drieduizend Oekraïense heiligen te zien. De mensen kwamen van heinde en verre, en verdroegen groot ongemak en hoge kosten om er te komen.
Eén gezin kon zich niet veroorloven om met zijn allen te gaan. De ouders zijn thuisgebleven en hebben hun kinderen erheen gestuurd, zodat zij bij ons konden zijn.
Daarna zijn we naar Moskou gegaan. Daar ben ik 21 jaar geleden ook geweest, en er is sprake van verandering. Het is net als elektriciteit. Je kunt het niet zien. Maar je kunt het wel voelen. Ook daar hadden we een fijne bijeenkomst. En we hadden de gelegenheid om te spreken met belangrijke regeringsfunctionarissen, net als in de Oekraïne.
Wat een groot en dierbaar voorrecht om bijeen te komen met die fijne heiligen die, ‘één uit een stad en twee uit een geslacht’, vergaderd zijn in de kudde van Zion, waarmee een profetie van Jeremia vervuld is. (Zie Jeremia 3:14.) Het leven is niet makkelijk voor ze. Hun lasten zijn zwaar. Maar hun geloof is zeker en hun getuigenis levend.
Op die verafgelegen plaatsen, waar het grootste deel van de kerk maar weinig van afweet, brandt de vlam van het evangelie helder en verlicht het de weg voor duizenden mensen.
Vervolgens zijn we naar IJsland gevlogen. Dat is een prachtig land met geweldige mensen. Daar hadden we een gesprek met de president van het land, een uiterst gedistingeerde en kundige man die in Utah is geweest en veel goeds te zeggen heeft over onze leden.
En ook daar zijn we met de heiligen bijeengekomen. Wat was het inspirerend om hen te observeren toen ze ons eigen gebouw in de stad Reykjavik vulden.
Toen ik op al die plaatsen en bij al die gelegenheden tot zovelen sprak, moest ik voortdurend denken aan de wonderbaarlijkheid van dit werk, de absolute wonderbaarlijkheid ervan. Ik moest denken aan de tekst van de fijne lofzang die het koor net heeft gezongen.
‘O, vast als een rotssteen is Gods heilig woord!
‘Geeft acht, volgt het na, gij die ’t reeds hebt gehoord.’
(‘O, vast als een rotssteen’, lofzang 53.)
Begrijpen en waarderen wij als heiligen der laatste dagen echt de kracht van onze positie? Die positie is uniek en heerlijk in vergelijking met die van andere godsdiensten in de wereld.
Is deze kerk een onderwijsinstelling? Ja, zeker. Wij zijn voortdurend en eindeloos aan het onderwijzen, onderwijzen, onderwijzen — in allerlei omstandigheden. Is het een sociale organisatie? Absoluut. Het is een grote familie van vrienden die met elkaar omgaan en van elkaar genieten. Is het een onderlinge hulpvereniging? Ja, zeker. Het is een opmerkelijk programma ter opbouw van zelfredzaamheid en hulpverlening aan hen die in nood verkeren. Dat is het, en nog meer. Belangrijker nog: het is ook de kerk en het koninkrijk van God, gesticht en geleid door onze eeuwige Vader en zijn geliefde Zoon, de herrezen Heer Jezus Christus, om allen die in de kudde komen tot zegen te zijn.
Wij verklaren ondubbelzinnig dat God, de Vader, en zijn Zoon, de Heer Jezus Christus, aan de jonge Joseph Smith zijn verschenen.
Toen ik door Mike Wallace voor het programma 60 Minutes geïnterviewd werd, vroeg hij me of ik dat echt geloofde. Ik antwoordde: ‘Ja, zeker. Dat is juist het wonder!’
En dat vind ik echt. Onze hele kracht schuilt in de waarheid van dat visioen. Het is gebeurd, of het is niet gebeurd. Als het niet gebeurd is, dan is dit werk bedrog. Als het wél is gebeurd, dan is dit het belangrijkste en wonderbaarlijkste werk onder de hemelen.
Denk daar eens over na, broeders en zusters. Eeuwenlang bleven de hemelen gesloten. Vele goede mannen en vrouwen — echt grote, geweldige mensen — hebben geprobeerd hun aanbiddingswijzen en hun leer te corrigeren, versterken en verbeteren. Ik eer en respecteer hen. Hoeveel beter is de wereld niet geworden door hun stoutmoedige handelingen. Hoewel ik geloof dat hun werk geïnspireerd was, werd het niet begunstigd door het opengaan van de hemelen, door de verschijning van de Godheid.
En toen, in 1820, kwam die heerlijke manifestatie in antwoord op het gebed van een jongen die in zijn familiebijbel de woorden van Jakobus had gelezen: ‘Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden’ (Jakobus 1:5).
Op die unieke en wonderbaarlijke ervaring stoelt de geldigheid van de kerk.
In de hele geschreven godsdienstige geschiedenis is er niets vergelijkbaars. In het Nieuwe Testament wordt verteld over de doop van Jezus, waarbij de stem van God werd gehoord en de Heilige Geest neerdaalde in de vorm van een duif. Op de berg der verheerlijking zagen Petrus, Jakobus en Johannes de Heer voor hun ogen verheerlijkt worden. Zij hoorden de stem van de Vader, maar zij zagen Hem niet.
Waarom verschenen zowel de Vader als de Zoon aan een jongen? Ten eerste kwamen zij om de grootste evangeliebedeling aller tijden in te luiden, een tijd waarin alle vorige bedelingen bijeen zouden worden gebracht.
Kan er iemand aan twijfelen dat de tijd waarin wij leven de geweldigste is in de geschiedenis van de wereld? Er is een wonderbaarlijke opbloei van de wetenschap, de geneeskunde, de communicatie en het transport, die in alle kronieken van de mensheid ongeëvenaard is. Is het redelijk te beweren dat er, als onderdeel van deze onvergelijkelijke renaissance van licht en begrip, ook een opbloei van geestelijke kennis moet zijn?
Het werktuig in dit werk van God was een jongen van wie het verstand niet volgestopt was met de filosofieën van de mens. Dat verstand was vers, zonder scholing in de overtuigingen van die tijd.
Het is makkelijk te begrijpen waarom mensen dit verhaal niet accepteren. Het is ook bijna niet te vatten. En toch is het zo logisch. Zij die het Oude Testament kennen, herkennen er de verschijning van Jehova in aan de profeten die in die relatief eenvoudige tijd leefden. Kunnen zij met recht ontkennen dat het noodzakelijk was dat de God des hemels en zijn herrezen Zoon in deze uiterst gecompliceerde periode van de wereldgeschiedenis verschenen?
Zij zijn gekomen, allebei; Joseph heeft hen gezien in hun schitterende heerlijkheid; Zij hebben tot hem gesproken; en hij heeft hun woorden gehoord en opgetekend — van die opmerkelijke zaken getuigen wij.
Ik ken een zogenaamde intellectueel die eens zei dat de kerk gevangen zit in zijn eigen geschiedenis. Mijn antwoord was dat wij zonder die geschiedenis niets zouden hebben. De waarheid van die unieke, buitengewone en opmerkelijke gebeurtenis, is de kern en het wezen van ons geloof.
Maar dit heerlijke visioen was nog maar het begin van een serie manifestaties die samen het begin van dit werk uitmaken.
Alsof dat visioen nog niet genoeg was om te getuigen van de persoonlijke aard en realiteit van de Verlosser van de mensheid, volgde nog het te voorschijn komen van het Boek van Mormon. Dat was iets wat de mens in zijn handen kon houden, iets van ‘gewicht’ als het ware. Hij kon het lezen. Hij kon erover bidden, want er stond een belofte in dat de Heilige Geest de waarheid ervan bekend zou maken als hij onder gebed naar dat getuigenis streefde.
Dit opmerkelijke boek is een getuigenis van de levende realiteit van de Zoon van God. In de Bijbel staat dat ‘op de verklaring van twee getuigen of van drie […] elke zaak vast [zal] staan’ (Matteüs 18:16). De Bijbel, het testament van de Oude Wereld, is één getuige. Het Boek van Mormon, het testament van de Nieuwe Wereld, is nog een getuige.
Ik kan niet begrijpen waarom de christelijke wereld dit boek niet accepteert. Ik zou denken dat ze op zoek zouden zijn naar alles wat zonder twijfel de realiteit en goddelijkheid van de Heiland van de wereld zou bevestigen.
De herstelling van het priesterschap volgde — allereerst het Aäronisch priesterschap, door Johannes de Doper, die Jezus in de Jordaan had gedoopt.
Toen kwamen Petrus, Jakobus en Johannes, apostelen van de Heer, die in deze tijd doorgaven wat zij hadden ontvangen van de Meester, met wie zij hadden gewandeld, namelijk ‘de sleutels van het koninkrijk des hemels’, met het gezag om in de hemel te binden wat zij op aarde bonden. (Zie Matteüs 16:19.)
Vervolgens kwam het verlenen van nadere priesterschapssleutels, door Mozes, Elias en Elia.
Denk daar eens over na, broeders en zusters. Denk eens aan de wonderbaarlijkheid ervan.
Dit is de herstelde Kerk van Jezus Christus. Wij zijn heiligen der laatste dagen. Wij getuigen dat de hemelen zijn geopend, dat de gordijnen zijn geopend, dat God heeft gesproken en dat Jezus Christus Zich heeft vertoond, waarop het verlenen van goddelijk gezag is gevolgd.
Jezus Christus is de Hoeksteen van dit werk, en het is gebouwd op een ‘fundament van (…) apostelen en profeten’ (Efeziërs 2:20).
Deze wonderbaarlijke herstelling zou van ons tolerante, buurvriendelijke, waarderende en vriendelijke mensen in onze omgang met anderen moeten maken. We mogen niet pochen. We mogen niet hoogmoedig zijn. We mogen dankbaar zijn, en dat moeten we ook. We mogen ootmoedig zijn, en dat moeten we ook.
Wij hebben mensen van andere kerken lief. Wij werken met ze samen voor goede doelen. Wij respecteren hen. Maar we mogen onze wortels nooit vergeten. Die wortels liggen diep in de aarde van het begin van deze laatste bedeling, de bedeling van de volheid der tijden.
Wat is het inspirerend geweest om de gezichten te zien van mannen en vrouwen over de hele wereld die in hun hart een vaste overtuiging hebben van de waarheid van dit fundament.
Als het om goddelijk gezag gaat, is dit de essentie van de zaak.
God zij dank dat Hij ons op zo’n wonderbaarlijke wijze het getuigenis, het gezag en de leer van deze herstelde Kerk van Jezus Christus heeft verleend.
Dit moet onze grote, bijzondere boodschap aan de wereld zijn. Wij brengen die boodschap zonder pochen. Wij getuigen in ootmoed, maar in ernst en absolute oprechtheid. Wij nodigen allen, de hele aarde, uit om te luisteren naar deze geschiedenis en zich een oordeel te vormen over de waarheid ervan. God zegene ons, wij die geloven in zijn manifestaties, en God helpe ons om allen die ernaar willen luisteren, te vertellen over deze grote, wonderbaarlijke gebeurtenissen. Tot die mensen zeggen wij in een geest van liefde: neem alles mee wat u hebt dat goed en waar is, dat u hebt ontvangen uit welke bron dan ook, en laten we kijken of wij er iets aan toe kunnen voegen. Die uitnodiging geef ik aan mannen en vrouwen overal, met mijn plechtige getuigenis dat dit werk waar is, want dat weet ik door de macht van de Heilige Geest. In de naam van Jezus Christus. Amen.