Wat Joseph predikte

troost na een sterfgeval

Uit Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), pp. 188–193.

De profeet Joseph Smith wist dat het heilsplan ons tot troost kan zijn wanneer een dierbare overlijdt.

Tijdens zijn leven heeft Joseph Smith veel naaste verwanten en vrienden verloren, waaronder zijn vader, zes kinderen en drie broers. Toch putte hij veel troost uit de vele openbaringen die hij ontving over het leven na de dood. Dit zijn enkele van zijn leringen over dit onderwerp.

DE DOOD IS EEN TIJDELIJKE SCHEIDING

‘Wanneer ik (…) tot deze bedroefden spreek, vraag ik hun: wat zijn zij kwijtgeraakt? Hun verwanten en vrienden zijn maar een korte tijd van hun lichaam gescheiden; hun geest, die ooit bij God heeft gewoond, heeft als het ware hun stoffelijke omhulsel slechts voor een klein moment verlaten, en zij bevinden zich nu op een plek waar zij met elkaar kunnen omgaan zoals wij dat op aarde doen.’

‘De verwachting mijn vrienden in de morgen van de eerste opstanding terug te zien verheugt mijn ziel en geeft mij de kracht om de tegenslagen van het leven onder ogen te zien.’

KINDEREN DIE VROEG STERVEN

‘Ik heb erover nagedacht en mij afgevraagd waarom kleine, onschuldige kinderen uit ons midden worden weggenomen. (…) De Heer neemt velen zelfs al in hun kinderjaren weg, zodat zij aan de nijd van de mens, en de smart en het kwaad van deze wereld ontkomen; zij waren te zuiver en te lieflijk om op deze aarde te blijven; welbeschouwd hebben wij dus reden tot vreugde in plaats van verdriet, daar zij van het kwaad zijn bevrijd en wij hen spoedig weer terug zullen hebben.’

‘Kinderen (…) herrijzen zoals ze zijn gestorven; daar kunnen we onze dierbare kinderen met dezelfde glorie begroeten — dezelfde lieftalligheid in de celestiale heerlijkheid.’

OP GOD VERTROUWEN

‘Het was heel moeilijk voor me om te zien hoe (…) jongemannen (…) in de kracht van hun leven van ons werden weggenomen. Ja, het is moeilijk om daar vrede mee te hebben. (…) Toch weet ik dat we stil moeten zijn en moeten beseffen dat het Gods hand is, en ons moeten overgeven aan zijn wil; dan is het goed.’