2008
Een kerstwonder
December 2008


Een kerstwonder

Wanneer het winter is in het zendingsgebied Moskou is het ook echt winter. En voor een zendeling geldt dat soms niet alleen voor het weer, maar ook voor de mensen. Ze raken in zichzelf gekeerd. Iedereen haast zich na het werk naar huis. Mensen zijn ziek, de wegen spiegelglad, en de kou bijt zich vast in elk onbedekt lichaamsdeel. Zelden zie je iemand glimlachen.

Dat waren de omstandigheden waar mijn collega en ik zich in de winter van 2005 in bevonden. We wilden de mensen moed inspreken met onze boodschap van geloof, hoop en liefde, maar niemand wilde ernaar luisteren. En eerlijk gezegd was mijn stemming ook onder het vriespunt. Ook bij mij had de ontmoediging toegeslagen. Dag in dag uit liepen we door de koude straten op zoek naar iemand met interesse in onze boodschap. We hielden er alleen bevroren tenen aan over. Ondanks de ontmoedigende omstandigheden wilden we het niet opgeven. Het was bijna Kerstmis en we probeerden de mensen het kerstgevoel mee te geven. Maar hoe?

Op zekere avond in de trein op weg naar huis, kwam een groepje muzikanten het treinstel binnenlopen. Ze speelden geweldig, maar tot mijn verbazing was er niemand die er aandacht aan besteedde. Er waren een of twee personen die hun wat geld toestopten, maar de overigen staarden verbeten uit de bevroren ramen. Ik had met de muzikanten te doen en gaf ze wat geld.

Al snel bereikten we het station in de buurt van onze flat en we renden naar huis. Kort na onze thuiskomst, ging de telefoon. Ik nam op en herkende de stem van onze districtsleider. We waren gevraagd om met ideeën te komen om in de kersttijd zendingswerk te doen. Ik was het glad vergeten, maar dat hoefde hij niet te weten. Het enige idee dat ik op dat moment kon bedenken, met de groep muzikanten nog vers in het geheugen, was dat ons district kerstliederen kon gaan zingen in de trein. Ik kon ze begeleiden op de viool. Tot mijn verbazing en misschien wel verbijstering, vond onze districtsleider het een fantastisch idee. We kozen een dag uit. Wat heb ik gedaan!, dacht ik bij mijzelf, toen het mij te binnenschoot dat drie van de zendelingen in ons district toondoof waren.

Op de afgesproken dag kwamen de zendelingen bij elkaar op het perron. De zon was allang onder gegaan, het was ijzig koud. Ik had al verkleumde voeten. We oefenden een minuut of vijf, totdat de trein langzaam het station binnenkroop. We wilden maar al te graag naar binnen, uit de koude wind en de vallende sneeuw. Ik nam mijn viool uit de koffer en bad stilletjes dat God het hart van de luisteraars zou aanraken.

Toen we instapten hadden de meeste mensen geen aandacht aan ons geschonken. Mijn vingers waren nog niet warm, dus toen ik begon te spelen klonk de toon van de viool heel vlak en snerpend. Plotseling begon de stemming in de trein te veranderen. Het was alsof je iets in de lucht kon voelen hangen. De passagiers leken hun adem in te houden. De andere zendelingen begonnen ‘Stille nacht’ te zingen:

‘Stille nacht, heilige nacht,

Davids Zoon, langverwacht,

Die tot God ons terugbrengen zal,

Werd geboren in Betlehems stal,

Hij, der schepselen Heer,

Hij, der schepselen Heer.1

Terwijl ik speelde en de andere zendelingen zongen, sprak niemand in de trein een woord. Toen we de lofzang beëindigden, keek ik naar de mensen om mij heen. Iedereen keek ingespannen naar ons. Sommige vrouwen lieten hun tranen de vrije loop. De stilte hield nog zeker een minuut aan, want niemand wilde het moment verstoren. Ten slotte riep een man aan het andere eind van de trein: ‘Het zijn heiligen, echte heiligen!’ Iedereen begon te klappen.

Terwijl wij door het middenpad liepen, wilden veel mensen ons geld toestoppen. Toen we het niet aannamen, verbaasde dat hen nog meer. Ik hoorde iemand mompelen: ‘Dit is te mooi om waar te zijn.’ Een man probeerde ons duizend roebels te geven en was geschokt toen we het geld weigerden. In plaats daarvan boden wij hem een geschenkbon aan, die hij met plezier aannam. Al snel begonnen andere passagiers om een geschenkbon te vragen. Ze stelden ook vragen over de kerk en over ons. Waar we ook keken, zagen we blije gezichten en instemmend knikken. Aan de andere kant van het treinstel aangekomen, wensten we de passagiers een vrolijk kerstfeest en zwaaiden onze nieuwe vrienden gedag.

Op het balkon van de trein keken we elkaar in ongeloof aan. ‘Wat was er gebeurd?’ vroegen we. Toen stapten we met twee keer zoveel enthousiasme het volgende treinstel binnen. Aanvankelijk besteedden de passagiers geen aandacht aan ons, maar toen we de lofzang hadden gezongen, was er dezelfde miraculeuze reactie. De verdere avond liepen we door de treinstellen en in elk treinstel kregen we dezelfde ontvangst. Nooit eerder had ik een dergelijke acceptatie en liefde gezien.

Toen we later op de avond thuiskwamen, besefte ik dat ik getuige was geweest van een wonder dat door muziek, een boodschap over de Heiland en het gevoel van Kerstmis was gewrocht. Zelfs in de koudste tijden van ons leven kunnen we getroost worden door de tegenwoordigheid des Heren. Ik ervoer het als een zegen om te mogen zien hoe drastisch mensen kunnen veranderen onder de invloed van de Geest. Ik zal die avond altijd in mijn hart meedragen. Moge de Geest in alle eeuwigheid zulke wonderen tot stand brengen!

Noot

  1. ‘Stille nacht’, lofzang 149.

Illustraties Gregg Thorkelson