2008
Plaats in de herberg
December 2008


Plaats in de herberg

‘Plaats in de herberg’ is oorspronkelijk verschenen in Christmas Treasures (Deseret Book, 1994).

Op een heldere, koude wintermiddag gingen we met ons busje op het zendingshuis in Bordeaux (Frankrijk) aan. Het was 24 december 1990 en we reden naar huis om Kerstmis te vieren.

Mijn vrouw, Kathy, ik, en onze vier kinderen — Camey (14), Brandt (13), Kristen (10), en Derek (8) — hadden net een week achter de rug die we niet licht zouden vergeten. Ons zendingsgebied was zo groot dat we besloten hadden de zendelingen niet bij elkaar te laten komen voor een kerstviering. In plaats daarvan waren we op pad gegaan naar elke stad in het zendingsgebied en hadden met medewerking van de kinderen een speciaal kerstprogramma opgevoerd. Ons gezin had zich met elke zendeling verheugd in het grote voorrecht om het herstelde evangelie van Christus in deze glorieuze tijd van het jaar te mogen verbreiden.

Op onze laatste dag hadden we het gezelschap gekregen van vier fantastische zendelingen. Hoewel de grote blauwe bus nu vol zat, was er voldoende plek voor de kerstgeest. We begonnen kerstliederen te zingen en lievelingsverhalen te vertellen. De tijd vloog voorbij. Kristen en Derek werden met het uur vrolijker met het oog op de kerstcadeaus die ze de volgende ochtend vast en zeker zouden uitpakken. We konden bijna de gebraden kalkoen ruiken die in het zendingshuis door een bereidwillig zendingsechtpaar werd bereid. Het kerstgevoel hing onmiskenbaar in de lucht.

Pas laat in de middag begon het tot ons door te dringen dat we een probleem hadden. Het was ons eerder op de dag al opgevallen dat ons busje stroef schakelde. We waren gestopt om de transmissievloeistof te controleren, maar daar was niets mis mee. En nu het begon te schemeren en met nog twee uur voor de boeg hielden de derde, vierde en vijfde versnelling het voor gezien.

We reden in de tweede versnelling op een sukkeldrafje over het Franse platteland. Het was uitgesloten dat we met dit manco Bordeaux zouden halen. We hadden hulp nodig. We richtten onze hoop op een kruidenierszaak die net wilde sluiten. Ik vroeg of er wellicht een autoverhuurbedrijf of een station in de buurt was. Maar we zaten ver van welke stad ook af en mijn vragen vonden weinig gehoor.

Ik liep naar het busje terug. De teleurstelling was van de gezichtjes van de jongere kinderen af te lezen. Zouden ze de kerstavond thuis doorbrengen of niet? Zouden ze de belangrijkste avond van het jaar in een overvol zendingsbusje doorbrengen? Ze hadden blijdschap en vrolijkheid gebracht aan zendelingen die ver van huis waren en zouden ze hun kerst nu langs een verlaten landweggetje ver van hun huis in Bordeaux moeten doorbrengen?

Kristen wist aan wie we hulp konden vragen en zij stelde onmiddellijk voor te gaan bidden. We hadden thuis vaak gebeden voor mensen die hulp nodig hadden — voor de zendelingen, de onderzoekers, de kerkleden, onze leiders, het Franse volk, onze familie. We bogen ons hoofd en baden nederig om hulp.

Het was inmiddels donker geworden. Het busje reed in een slakkengang verder onder de dennenbomen. Het was nog vijf kilometer naar een dorpje verderop. Niet lang daarna zagen we in het licht van de koplampen een bord dat ons de weg wees naar Villeneuve-de-Marsan.

We hadden vaak genoeg de tweebaansweg van Pau naar Bordeaux genomen, maar nooit hadden we de afslag genomen naar het dorpje Villeneuve-de-Marsan. Toen we het dorpje inhobbelden, zag dat eruit als zoveel van de Franse dorpjes. De huizen en winkeltjes stonden dicht tegen elkaar aan, pal aan de smalle straat die naar het centrum leidde. De mensen hadden hun rolluiken vroeg laten zakken. De straten waren donker en verlaten. Het licht in de oude katholieke kerk in het centrum van de stad was het enige teken van leven, ontstoken ter voorbereiding op de traditionele middernachtmis. We rolden de kerk voorbij, waarna het busje sputterend tot stilstand kwam. Gelukkig bleken we voor een gezellige plattelandsherberg te staan. Er scheen licht, voor ons gevoel was dit onze laatste kans op hulp.

Om niet te veel ophef in de herberg te veroorzaken, bleven Kathy, Camey en de zendelingen in het busje, de drie jongste kinderen gingen met mij mee naar binnen. Ik legde onze situatie uit aan de jonge vrouw achter de balie. Ze zag de bezorgde gezichtjes van mijn kinderen en ze vroeg ons vriendelijk te wachten terwijl zij de herbergier riep, de heer Francis Darroze.

Camey kwam binnen om te zien hoe we ervoor stonden. Terwijl we op de heer Darroze stonden te wachten, zond ik een stil dankgebed op. Bordeaux zouden we niet meer halen vanavond, maar wat goed van onze Vader in de hemel om ons naar een schoon hotel te leiden! Ik huiverde toen ik eraan dacht dat we anders de nacht in het busje in een afgelegen deel van Frankrijk hadden moeten doorbrengen. Ik zag dat er in de aanpalend zaal een restaurant was en het verbaasde mij dat het open was op kerstavond. We zouden een lekkere maaltijd, een warme douche en een gerieflijk bed hebben.

De heer Darroze verscheen in de kleding van een traditionele Franse kok, in een koksjasje met twee rijen knopen vastgeknoopt tot aan zijn kin. Hij was de eigenaar van het hotel, een voornaam man in de gemeenschap. Uit zijn hartelijke voorkomen was af te lezen dat hij bovendien een heer was.

Ik legde hem onze hachelijke situatie uit, over het volle busje en onze bestemming in Bordeaux. Ons accent viel hem op. Daarom voegde ik eraan toe dat we Amerikanen waren en in een en dezelfde adem waarom we in Frankrijk waren.

Hij wilde ons meteen helpen. Op 15 kilometer afstand was een middelgrote stad met een station. Hij belde om te informeren naar de volgende trein naar Bordeaux, maar de eerstvolgende ging pas om kwart over tien de volgende ochtend. Alle autoverhuurbedrijven in die stad waren gesloten.

Het was duidelijk dat mijn kinderen teleurgesteld waren. Ik vroeg de heer Darroze of mijn gezin en de vier zendelingen de nacht in de herberg konden doorbrengen. Hoewel we niet thuis zouden komen, hadden we ten minste wel een gerieflijk hotel gevonden.

Meneer Darroze keek naar de kinderen. Hoewel hij ons nog maar net kende, welde in zijn hart de broederschap op die alle oceanen overspant en ons tot één grote familie maakt. Het kerstgevoel dat aanzet tot goeddoen, vulde zijn ziel. Hij zei: ‘Meneer Andersen, natuurlijk zijn er kamers vrij. Maar u wilt kerstavond toch niet hier in de herberg doorbrengen. Kinderen horen thuis te zijn en zich te verheugen op de opwinding van de kerstmorgen. Ik leen u mijn auto, dan kunt u vanavond nog naar Bordeaux.’

Zijn zorgzaamheid verbaasde mij. De meeste mensen kijken toch een beetje vreemd tegen buitenlanders aan. Ik dankte hem maar legde uit dat we nooit allemaal in een klein Frans autootje zouden passen.

Hij aarzelde even, maar niet omdat hij zijn aanbod wilde intrekken; hij breidde het juist uit.

‘Op mijn boerderij vijftien kilometer verderop heb ik een oud busje staan. Maar het is wel een bestelbusje, het heeft maar twee zitplaatsen voorin. Harder dan zeventig kilometer per uur haalt het niet en ik ben er niet zeker van of de verwarming het doet. Maar als u wilt, rijd ik u naar mijn boerderij om het te halen.’

De kinderen sprongen een gat in de lucht. Ik wilde mijn portefeuille pakken om hem te betalen. Maar hij schudde zijn hoofd en hief zijn vinger op. Daar wilde hij niet van weten.

‘Nee’, zei hij, ‘ik hoef er niets voor te hebben. U kunt het busje als u tijd hebt na de kerst terugbrengen. Het is kerstavond. Zorg dat u met uw gezin thuiskomt.’

Even na middernacht doemden de lichtjes van Bordeaux op. De kinderen en de zendelingen waren achterin het busje van de herbergier in slaap gevallen. Terwijl we door de vertrouwde straten naar ons huis reden, dankten Kathy en ik onze liefdevolle hemelse Vader voor ons eigen kerstwonder. In een situatie waarin alleen Hij ons thuis kon brengen, had Hij onze gebeden verhoord.

We waren thuis op kerstavond, hoewel er in Villeneuve-de-Marsan wel plaats was in de herberg.

Illustraties Richard Bird

De heer Darroze schudde zijn hoofd en hief zijn vinger op. Daar wilde hij niets van weten. Het kerstgevoel dat aanzet tot goeddoen, vulde zijn ziel. ‘Nee’, zei hij. ‘Ik hoef er niets voor te hebben.’