2008
Spraak’loos dat Christus zo’n liefde mij schenken kan
December 2008


Spraak’loos dat Christus zo’n liefde mij schenken kan

Uit een toespraak die ouderling Holland op 24 november 1985 in een bijeenkomst voor tempelwerkers in de Salt Laketempel heeft gehouden.

Eén van onze lievelingslofzangen begint met de woorden: ‘’k Sta spraak’loos’.1 Nadenkend over Christus’ leven staan we in alle opzichten sprakeloos, omdat Hij in alle opzichten verbazingwekkend is. Zijn voorsterfelijke rol als de grote Jehova, zaakwaarnemer van zijn Vader, Schepper van de aarde, Beschermheer van het mensdom, is verbazingwekkend. Zijn komst naar de aarde en de omstandigheden die zijn komst omgaven, zijn verbazingwekkend.

Het is verbazingwekkend dat Hij al op twaalfjarige leeftijd bezig was met het werk van zijn Vader. Het formele begin van zijn bediening, zijn doop en zijn geestelijke gaven zijn verbazingwekkend.

Het is verbazingwekkend dat Jezus overal waar Hij ging de machten van het kwaad versloeg, toen Hij de kreupelen liet lopen, de blinden liet zien, de doven liet horen, de zieken genas. Als ik nadenk over de bediening van de Heiland, vraag ik mij af: ‘Hoe heeft Hij het gedaan?’

Hij is vergevensgezind

Het meest verbaasd ben ik nog over het moment waarop Jezus, na op weg naar Golgota onder zijn last gewankeld te hebben, zei: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ (Lucas 23:34).

Als er een moment is waarop ik echt verbaasd ben, dan is het dat moment wel. Als ik overdenk hoe Hij het gewicht van al onze zonden heeft gedragen en vergeving heeft geschonken aan wie Hem aan het kruis nagelden, dan vraag ik mij niet af: ‘Hoe heeft Hij het gedaan?’ maar ‘Waarom heeft Hij het gedaan?’ Als ik mijn leven vergelijk met zijn leven vol barmhartigheid, bemerk ik dat ik veel meer zou kunnen doen om de Meester te volgen.

Voor mij is dat een hogere vorm van verbazing. Ik verbaas mij zeker over zijn vermogen om de zieken te genezen en de doden op te wekken, maar ik heb ook ervaring met genezing, zij het in beperkte mate. We zijn allen minder, maar we hebben dezelfde wonderen gezien in ons leven, en in ons gezin en met onze eigen mate van het priesterschap. Maar barmhartigheid? Vergeving? Verzoening? Kwijtschelding? Dat is al te vaak een heel andere kwestie.

Hoe kon Hij zijn beulen op dat moment vergeven? Met al die pijn, nadat er bloed uit elke porie was gevloeid, hield Hij zich nog met anderen bezig. Dat is nog een verbazingwekkend bewijs dat Hij volmaakt was en dat Hij dat ook van ons verlangt. In de bergrede heeft Hij, voordat Hij verklaarde dat volmaaktheid ons doel is, een laatste vereiste gegeven. Hij heeft tot eenieder gezegd: ‘Hebt uw vijanden lief, zegen hen die u vervloeken, doe goed aan hen die u haten, en bidt voor wie u vervolgen’ (Matteüs 5:44; naar de King James-vertaling van de Bijbel).

Dat is een van de moeilijkste dingen om te doen.

Jezus Christus was de zuiverste en enige volmaakte mens die ooit geleefd heeft. Hij is de enige persoon in de hele wereld, vanaf Adam tot op heden, die verering, respect, bewondering en liefde had verdiend, maar Hij werd vervolgd, verlaten en ter dood veroordeeld. En desondanks weigerde Hij een oordeel uit te spreken over zijn beulen.

Hij is het volmaakte offer

Toen onze eerste ouders, Adam en Eva, uit de hof van Eden waren verdreven, gebood de Heer hun ‘dat zij de Heer, hun God, moesten aanbidden, en de eerstelingen van hun kudden moesten offeren als offer aan de Heer’ (Mozes 5:5). De engel zei tegen Adam: ‘Dit is een zinnebeeld van het offer van de Eniggeborene des Vaders, die vol genade en waarheid is’ (Mozes 5:7).

Offerande diende als een voortdurende geheugensteun aan de vernedering en het lijden dat de Zoon onderging om ons vrij te kopen. Zij is een voortdurende geheugensteun aan de deemoed, barmhartigheid en zachtaardigheid — ja, de vergevensgezindheid die het leven van iedere christen dienen te kenmerken. Om al die en vele andere redenen werden die eerstgeboren lammeren, zuiver en zonder blaam, in elk opzicht volmaakt, jaar in jaar uit, generatie na generatie geofferd op die stenen altaren, waarmee zij ons wezen op het grote Lam Gods, zijn eniggeboren Zoon, zijn Eerstgeborene, volmaakt en zonder blaam.

In onze bedeling nemen wij aan het avondmaal deel — een symbolisch offer dat ons gebroken hart en onze verslagen geest weerspiegelt (zie LV 59:8). Op dat moment beloven we ‘Hem altijd indachtig te zijn, en zijn geboden te onderhouden (…) , opdat [wij] altijd zijn Geest bij [ons] mogen hebben’ (LV 20:77).

De symbolen van het offer van de Heer, in Adams of onze tijd, herinneren ons eraan dat we vreedzaam, gehoorzaam en barmhartig dienen te leven. Die verordeningen herinneren ons eraan dat we het evangelie van Jezus Christus in onze lankmoedigheid en menslievendheid voor elkaar tot uiting moeten laten komen, zoals Hij gedaan heeft aan het kruis.

Maar door de eeuwen heen zijn er maar weinigen geweest die deze verordeningen op de juiste wijze hebben aangewend. Kaïn was de eerste die een onaanvaardbaar offer bracht. De profeet Joseph Smith heeft verklaard: ‘Abel bracht een offer dat voor God aanvaardbaar was, namelijk de eerstelingen van de kudde. Kaïn offerde de vruchten van het veld, maar zij werden niet aanvaard omdat hij (…) geen geloof kon oefenen dat in strijd was met het hemelse plan. Het moet het bloed van de Eniggeborene zijn dat verzoening brengt voor de mens, want dat was het verlossingsplan, en zonder bloedvergieten was er geen vergeving. En het offer was als zinnebeeld ingesteld zodat de mens kon inzien wat voor groot offer God had bereid. Een offer dat hiermee in strijd was, kon niet uit geloof gebracht worden omdat verlossing niet op die manier verkregen kan worden en de macht van de verzoening niet op die manier is ingesteld. (…) Het vergieten van het bloed van een dier kon waarlijk voor niemand heilzaam zijn, tenzij het geschiedde als een zinnebeeld of uitlegging van wat door de gave Gods zelf geofferd zou worden.’2

Vandaar dat anderen in onze tijd van het avondmaal nemen en, een beetje zoals Kaïn, terugkeren naar huis en ruzie maken met een gezinslid, of liegen of bedriegen, of boos worden op de buren.

Samuël, een profeet in Israël, heeft opgemerkt hoe zinloos het is om een offer te brengen zonder de betekenis van het offer te erkennen. Toen Saul, koning van Israël, tegen de wil van de Heer in ‘het beste van het kleinvee en van de runderen’ van de Amalekieten mee had teruggebracht ‘om de Here, [zijn] God, offers te brengen’, sprak Samuël: ‘Heeft de Here evenzeer welgevallen aan brandoffers en slachtoffers als aan horen naar des Heren stem? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffers, luisteren beter dan het vette der rammen’ (1 Samuël 15:15, 22).

Saul bracht offers zonder de betekenis van het offer te begrijpen. Heiligen der laatste dagen die getrouw de avondmaalsdienst bijwonen, maar daarna niet barmhartiger, geduldiger of vergevensgezinder zijn geworden, hebben veel van Saul weg. Zij nemen plichtmatig aan de verordeningen deel zonder begrip te hebben van het doel waarvoor die verordeningen zijn ingesteld. Die doelen zijn ons gegeven om ons gehoorzaamheid te leren en deemoedig op zoek te laten gaan naar vergeving voor onze zonden.

Zijn offer gedenken

Vele jaren geleden heeft ouderling Melvin J. Ballard (1873–1939) verklaard dat God ‘een naijverig God is — naijverig opdat wij [nooit] zijn grootste gave aan ons zouden negeren, vergeten en als onbelangrijk zouden afdoen’3 — het leven van zijn eerstgeboren Zoon.

Hoe zorgen we ervoor dat we nooit zijn grootste gave aan ons gaan negeren, geringschatten of vergeten?

Dat doen we door ons verlangen naar vergeving van zonden en onze eeuwige dankbaarheid te tonen voor dat ontzettend moedige gebed: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’ We doen dat door ons te verenigen in het werk van vergeving van zonden.

‘“Verdraagt elkanders moeilijkheden; zo zult gij de wet van Christus vervullen” (Galaten 6:2) [gebiedt Paulus ons]. (…) De wet van Christus, die wij geacht worden te vervullen, is het kruis dragen. Mijn broeders last, die ik moet dragen, is niet alleen zijn uiterlijke situatie [en omstandigheid], (…) maar zeer letterlijk zijn zonden. En de enige manier om die zonde te dragen is door die te vergeven. (…) Vergeven is het christelijke lijden, dat te dragen is de plicht van de christen.’4

De reden dat Christus ‘Vader, vergeef het hun’ zei, was dat Hij zelfs in dat vreselijke uur wist dat dat de boodschap was die Hij door alle eeuwigheid te verkondigen had. Het hele heilsplan zou voor niets zijn geweest als Hij was vergeten dat het niet ondanks maar juist omwille van alle ongerechtigheid, wreedheid, onmenselijkheid en ongehoorzaamheid was dat Hij gekomen was om vergeving aan het mensdom aan te bieden. Iedereen kan aangenaam, geduldig en vergevensgezind zijn op een goede dag. Een christen is aangenaam, geduldig en vergevensgezind op alle dagen.

Is er iemand die u kent die misschien vergeving nodig heeft? Is er iemand bij u thuis, iemand in de familie, iemand in de buurt die onrechtvaardig, onvriendelijk of onchristelijk is geweest? We maken ons allemaal schuldig aan dergelijke overtredingen, dus er zal vast wel iemand zijn die uw vergeving nodig heeft.

En ga nu niet vragen of het wel eerlijk is dat de verongelijkte partij de last van het vergeven van de overtreder moet dragen. Vraag niet of de ‘gerechtigheid’ niet eist dat het andersom gebeurt. Als het over onze zonden gaat, vragen we ook niet om gerechtigheid. We smeken om barmhartigheid — en die moeten we bereid zijn te geven.

Zien we in hoe tragisch en ironisch het is als we anderen niet datgene verlenen wat we zelf zo hard nodig hebben? Wellicht is de hoogste, heiligste en zuiverste daad om u ten overstaan van onvriendelijkheid en onrecht nog meer voor te nemen om uw vijanden lief te hebben, hen die u vervloeken te zegenen, goed te doen aan hen die u haten, en te bidden voor wie u vervolgen. Dat is wat er geëist wordt op de weg naar volmaking.

Blijdschap in hereniging

Ik herinner mij een tafereel dat zich jaren geleden heeft afgespeeld op de luchthaven van Salt Lake City. Op die bepaalde dag landde ik daar en liep de aankomsthal binnen. Het was overduidelijk dat er een terugkerende zendeling werd verwacht, want er stond een groep die kennelijk vrienden en verwanten van een zendeling waren.

Ik probeerde de naaste familie eruit te halen. Er was een vader die zich niet erg op zijn gemak leek te voelen in een slecht zittend en enigszins ouderwets kostuum. Hij leek iemand te zijn die op het land werkte, want hij had een bruine kop en grote, knoestige handen.

Er was een wat schrale moeder, die er uitzag alsof zij haar leven hard had gewerkt. Ze had een zakdoekje in haar hand — dat, zo vermoedde ik, eens van linnen moet zijn geweest, maar nu had het meer weg van een papieren vodje. Het was haast aan flarden van de spanning die alleen de moeder van een terugkerende zendeling kent.

Er renden twee of drie jongere broertjes en zusjes rond, die zich grotendeels onbewust waren van wat zich hier zou gaan afspelen.

De vraag kwam plots bij mij op wie zich als eerste uit de groep zou losmaken. Eén blik op het verfrommelde zakdoekje van de moeder was voldoende om mij ervan te overtuigen dat zij het zou zijn.

Terwijl ik daar zat, zag ik de terugkerende zendeling verschijnen. Dat het om hem ging, bleek wel uit de opgewonden kreten die uit de groep kwamen. Hij zag er uit als kapitein Moroni, netjes en knap, lang en recht van lijf en leden. Ongetwijfeld was hij zich ervan bewust dat zijn zending een groot offer voor zijn ouders was geweest.

Toen hij op de groep toeliep, ja hoor, was er iemand die niet langer kon wachten. Het was niet de moeder, niet een van de kinderen. Het was de vader. Die grote, wat onhandige, rustige en gebruinde reus van een man stapte naar voren en sloeg zijn armen om zijn zoon heen.

De zendeling zal rond de 1.90 m zijn geweest, maar deze grote vader pakte hem beet, tilde hem op en hield hem heel lang vast. Hij hield hem alleen vast en zei niets. De jongen sloeg zijn beide armen om zijn vader heen, en die twee hielden elkaar heel stevig vast. Het leek alsof de tijd stilstond. Het leek wel alsof de hele wereld stilhield uit eerbied voor dat heilige moment.

En toen moest ik denken aan God, de eeuwige Vader, die toekeek terwijl zijn Zoon vertrok om te dienen, om te offeren — hoewel Hij dat niet hoefde te doen — alles voor zijn eigen rekening als het ware, hetgeen Hem alles kostte wat Hij zijn leven lang had gespaard. Op dat precieuze moment was het niet al te moeilijk om mij voor te stellen hoe de Vader met de nodige ontroering tegen hen die het konden horen, heeft gezegd: ‘Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie ik mijn welbehagen heb’ (Matteüs 3:17). En ik kon mij ook die triomfaal terugkerende Zoon voorstellen, die zei: ‘Het is volbracht’ (Johannes 19:30). ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest’ (Lucas 23:46).

Wonderbaar voor mij

Zelfs met mijn beperkte voorstellingsvermogen kan ik die hereniging in de hemelen voor mij zien. En ik bid om een soortgelijke hereniging voor u en voor mij. Ik bid om verzoening en vergeving, om barmhartigheid en christelijke groei, en het christelijke karakter dat wij moeten ontwikkelen, willen wij zo’n moment ten volle genieten.

Ik sta sprakeloos dat zelfs iemand als ik een kans maakt. Als ik het ‘goede nieuws’ goed gehoord heb, is er werkelijk een kans — voor mij, voor u en voor iedereen die gewillig is om te blijven hopen en te blijven proberen, en die anderen datzelfde voorrecht vergunt.

’t Verbaast mij dat Hij van omhoog kwam en stierf voor mij,

Voor mij, zo weerspannig, en ’t leven verwierf voor mij, (…)

Als ’k denk aan zijn wonden voor onze strafwaardigheid,

zal ’k ooit dan vergeten zijn groot’ offervaardigheid?

Nee, nee, ’k zal Hem prijzen, zolang ’k hier op aarde leef,

Totdat ik Hem eer in de hemelse gaarde geef. (…)

O, het is wonderbaar, wonderbaar voor mij!5

Noten

  1. ‘’k Sta spraak’loos’, lofzang 129.

  2. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (cursus Melchizedekse priesterschap en ZHV, 2007), p. 51.

  3. Melvin J. Ballard: Crusader for Righteousness (1966), pp. 136–137.

  4. Dietrich Bonhoeffer, The Cost of Discipleship, 2de ed. (1959), p. 100.

  5. Lofzang 129.

Die eerstgeboren lammeren, zuiver en zonder blaam, in elk opzicht volmaakt, zijn jaar in jaar uit, generatie na generatie op die stenen altaren geofferd, waarmee zij ons wezen op het grote Lam Gods, zijn eniggeboren Zoon, zijn Eerstgeborene, volmaakt en zonder blaam.

Hoe stellen we zeker dat we nooit Gods grootste gave aan ons negeren, geringschatten of vergeten — het leven van zijn eerstgeboren Zoon? Dat doen we door ons verlangen naar vergeving van zonden en onze eeuwige dankbaarheid te tonen voor dat ontzettend moedige gebed: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’

Beeldhouwer Dee Jay Bawden; foto van beeld Robert D. Talbot, Iconbronze.com

Beeldhouwer Dee Jay Bawden; foto van beeld Robert D. Talbot, Iconbronze.com

Beeldhouwer Steven Lloyd Neal; foto John Luke

Afdrukken