2010
Een tempel in Kona
April 2010


Een tempel in Kona

Toen Leroy en Rose Alip besloten offers te gaan brengen om de tempel maandelijks te bezoeken, zegende de Heer hen dusdanig dat ze konden gaan — en ook nog eens anderen mee konden nemen.

Leroy Alip luisterde aandachtig toen hij als hogeraadslid werd aangesteld in een ring op Hawaï, het grootste van de Hawaïaanse eilanden. In de zegen werd gezegd dat broeder Alip op het eiland zou zijn als daar een tempel werd gebouwd en dat hij in de tempel zou dienen. Dat was in 1984, en de enige tempel in Hawaï was op het eiland Oahu, vele kilometers verderop per boot of vliegtuig.

De priesterschapszegen werkte stimulerend op broeder Alip. ‘Ik geloof dat als je een zegen ontvangt, je de plicht hebt om al het mogelijke te doen om de zegen in de wacht te slepen’, zegt hij. Dus besloten hij en zijn vrouw, Rose, eenmaal per maand naar de tempel op Oahu te gaan.

Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. De reis ernaartoe kostte 300 dollar, een fiks bedrag voor het echtpaar, dat maar net kon rondkomen van het salaris dat broeder Alip verdiende als ambtenaar. De enige manier dat hen dat lukte was telkens hun spaargeld aan te spreken. Dat deden ze graag.

Binnen een jaar waren ze door hun spaargeld heen. ‘Maar ons hart was bij de tempel’, zegt broeder Alip. ‘We wilden blijven gaan. Dus baden we om hulp.’

Kort daarna kreeg broeder Alip onverwacht een aanbieding van een plaatselijk bedrijf om als koerier te werken en zo zijn inkomen aan te vullen. Voor dit werk, dat hij ’s morgens vroeg deed, kreeg hij bijna 700 dollar per maand betaald. Nu ze genoeg geld hadden om maandelijks naar de tempel te blijven gaan, kregen broeder en zuster Alip de ingeving om het surplus in hun eigen tempelfonds te storten.

In juni 1986 werd duidelijk waarom ze die ingeving hadden gekregen: ze woonden nu in de ring Kona (Hawaï) en konden een aantal vrouwen mee naar de tempel nemen, die de tempel waardig waren, maar niet genoeg geld hadden om naar de tempel te gaan. Het echtpaar nam dus elke maand een zuster mee naar de Laietempel op Oahu. Elke zuster die we meenamen gaf naderhand haar getuigenis van de geestelijke kracht en vreugde die ze voelde toen ze haar eigen en andermans tempelwerk deed. Spoedig ging het tempelwerk leven in de ring en begonnen meer leden zich voor te bereiden op hun reis naar de tempel.

Broeder Alip had contacten in het reiswezen en zo wist hij voor alle ringleden die naar de tempel wilden gaan kortingen op de vliegtickets, het vervoer van en naar de luchthaven en de hotels te krijgen. In 1994 gingen ruim honderd leden uit de ring Kona maandelijks naar de Laietempel. Brother Alip lacht. Daarop zegt hij: ‘De tempelpresident grapte eens dat de heiligen uit Kona de vloerbedekking versleten, omdat zovelen van hen naar de tempel kwamen.’

In 1997 kondigde president Gordon B. Hinckley (1910–2008) een nieuwe werkwijze in tempelbouw aan. Door kleinere tempels te bouwen zouden er meer tempels kunnen worden gebouwd. De getrouwheid van de heiligen op het eiland Hawaï werd een half jaar later beloond toen president Hinckley een tempel in Kona aankondigde. Toen de tempel in 2000 was ingewijd, werd broeder Alip als tweede raadgever in het tempelpresidium geroepen. Tegenwoordig is hij met pensioen, dat wil zeggen van zijn betaalde werk, maar niet van zijn werk voor de Heer, want hij houdt toezicht op de mensen die de tuin rond de Konatempel verzorgen.

Broeder en zuster Alip zijn dankbaar dat hun hemelse Vader hen zo heeft gezegend dat zij anderen tot zegen konden zijn. Toen ze in Kona kwamen wonen, zegt broeder Alip, ‘hadden we niet meer dan een hutje in de heuvels, dat was gebouwd voor arbeiders op de koffieplantages.’ Daar hebben ze maanden in gewoond, totdat zij een klein huisje konden huren.

Een paar jaar later hadden ze genoeg bij elkaar gespaard en hadden ze genoeg inkomen om naar een mooiere woning uit te kijken, maar ze vonden niets dat echt in de smaak viel. Op zekere dag, toen broeder Alip in de tuin van de Konatempel werkte, kwam er een oudere zuster voorbij. Ze huilde. Broeder Alip schudt zijn hoofd. ‘Ze was uit haar huis gezet en kon nergens anders terecht. Om de een of andere reden zei ik haar om eerst naar haar kleinkinderen te gaan, en dat ze daarna, als ze terug was, wel bij ons kon intrekken.’ Het probleem was echter dat het huisje van de Alips slechts plaats bood aan broeder en zuster Alip. Dus begonnen ze te bidden — en serieus rond te kijken om de gezochte zegen van een groter huis te krijgen.

Kort daarna werden ze benaderd door een makelaar die hun een huis met zes slaapkamers aanbood. Ze waren er weg van, maar gingen ervan uit dat het huis meer zou kosten dan ze zich konden veroorloven. Met tegenzin sloegen ze het aanbod af.

Maar de weg werd vrijgemaakt. Binnen een paar weken zakte de prijs van het huis en bleken de Alips voldoende inkomen te hebben om het huis te kunnen kopen. Daardoor had de hulpbehoevende zuster een plek bij broeder en zuster Alip toen ze naar Kona terugkeerde. Zelfs drie van de kinderen van de Alips, die ook op zoek waren naar woonruimte, trokken ook bij hen in.

‘De Heer heeft goed voor ons gezorgd’, zegt broeder Alip. ‘Als we laten zien dat we bereid zijn om onze tijd, talenten en middelen voor Hem op te offeren, stort Hij zijn tedere barmhartigheden over ons uit.’

Illustratie Steve Kropp; foto R. Val Johnson