Het evangelie in mijn leven
Nephi’s verhaal, mijn verhaal
Jake’s telefoontje had mijn hart gebroken, maar ik putte hoop uit het voorbeeld van een profeet uit de oudheid.
Enkele jaren na mijn universitaire studie ging ik op een avond naar een gezinsavond met andere jongvolwassenen in mijn wijk. We waren uitgenodigd door een raadgever in het ringpresidium, en zijn vrouw gaf de les.
We lazen het verhaal van Nephi die met zijn broers de koperen platen van Laban ging halen (zie 1 Nephi 3–5). Onze lerares sprak over de moed en het doorzettingsvermogen waar Nephi blijk van gaf. En toen keek ze op naar ons groepje. Ze had een doordringende blik.
‘Nephi en zijn broers hadden een moeilijke opdracht gekregen’, maakte ze duidelijk. ‘Ze moesten het meer dan eens proberen, en geen enkele keer was het makkelijk. Maar het was het doorzetten waard. Nephi voorkwam dat zijn familie, doordat ze de Schriften in hun bezit kregen, in “ongeloof verkommer[de] en verloren [ging]” (zie 1 Nephi 4:13).
‘En in jullie eigen leven zullen er ook “platen” zijn’, vervolgde ze. ‘Misschien zul je doorzettingsvermogen nodig hebben om je opleiding af te maken. Misschien heb je moed nodig bij het daten. Maar wat de opofferingen ook zijn die je je moet getroosten, wat de hindernissen, de tegenslagen of het verdriet ook mogen zijn — wat er ook nodig is om je toekomstige gezin te behouden en te voorkomen dat ze in ongeloof verkommeren — ga terug en haal de platen.’
Dat vond ik een aardige vergelijking. Ik besloot die te onthouden. Op dat moment had ik niet het idee dat er hindernissen in mijn leven waren. Ik was klaar met mijn studie, ik had een leuke baan en ik ging al zo’n vier maanden lang uit met een leuke vent — een levenslange vriend met wie de relatie serieus was geworden. Ik had niet gelukkiger kunnen zijn met het verloop van mijn leven.
Enkele maanden later was mijn relatie met Jake (naam gewijzigd) een stuk verder. Maar Jake’s ouders waren jaren daarvoor gescheiden, en hun scheiding had hem diep geraakt. Hij was bang dat ons hetzelfde als zijn ouders zou overkomen als we zouden trouwen.
Ik zei dat ik hem de tijd wilde geven — veel tijd, als hij dat nodig had — om alles in zijn gedachten en zijn hart op een rijtje te zetten. We hadden het over het nemen van beslissingen gebaseerd op geloof, niet op angst. We bespraken de rol van onze keuzevrijheid en het feit dat hij niet moest aannemen dat het pad dat zijn ouders gekozen hadden ook zijn lot zou zijn. En we spraken over de verzoening van Jezus Christus en het vermogen van de Heiland om ons hart te genezen.
Onze gesprekken leken hem gedeeltelijk over zijn zorgen heen te helpen, en onze relatie verliep verder zoals gewoonlijk. Dus toen hij me op een zaterdagmiddag belde om het uit te maken, was dat meer dan een verrassing. Hij zei dat hij zichzelf niet gehuwd met mij kon voorstellen — of met wie dan ook. Hij geloofde gewoon niet meer in het huwelijk.
Een uur lang namen we door wat we al eerder hadden besproken, maar ik kon hem niet overtuigen. Hij fluisterde: ‘Het spijt me heel erg’ en hing op. Ik zat stilzwijgend op mijn bed. De tranen stroomden over mijn wangen. Ik was diep geschokt.
Even later klopte mijn kamergenoot op de slaapkamerdeur. ‘Ga je mee naar de ringconferentie?’ vroeg ze. Ik wilde eigenlijk nergens naar toe en ik wilde niets doen, maar ik trok een jurk aan en stapte in haar auto.
Toen we arriveerden, was de eerste persoon die ik zag de vrouw die maanden daarvoor de gezinsavondles had gegeven. We zeiden niets tegen elkaar, maar we hadden oogcontact en ik hoorde een stem mijn naam noemen en zeggen: ‘Ga terug en haal de platen.’
Op de een of andere manier wist ik wat dat betekende. Het ging niet alleen over een profeet van vroeger die terugging om een heilige kroniek te halen. Het ging ook over mij. Het betekende dat hoewel Jake niet in het huwelijk geloofde, ik dat wel kon. Ik kon erop hopen, ervoor bidden en er naartoe werken — niet door er op een weemoedige manier naar te verlangen, maar op een gelovige, actieve manier, door mij er dagelijks op voor te bereiden, omdat dit Gods plan voor zijn kinderen is. Het betekende niet dat ik met Jake door moest gaan totdat ik hem ‘om’ had wat het huwelijk betreft. En het betekende ook niet dat ik meteen een ander moest vinden om te daten. Ik mocht gerust een tijdje rouwen en genezen.
Maar terwijl ik dat deed, kon ik er wel voor passen om te zwelgen in zelfmedelijden. Ik kon de verleiding weerstaan om vervelende opmerkingen te maken over Jake — of over mannen in het algemeen. Ik kon vrienden uitzoeken die in het huwelijk geloofden en die ernaar uitzagen. En net als Nephi vertrouwde ik op een liefhebbende hemelse Vader die ons geen geboden geeft — of dat nu het ophalen van oude schriftuurlijke kronieken is of huwen en een gezin stichten — zonder een manier voor te bereiden waarop we die kunnen onderhouden.
Ik bevind mij nog in de ‘volbreng’-fase — niet in de ‘volbracht’-fase. Ik ben nog niet getrouwd, maar ik ben dankbaar voor goede datingervaringen die ik heb gehad — ervaringen die zijn verrijkt door een groter begrip van de rol die doorzettingsvermogen speelt bij het bereiken van rechtschapen doelen.
Ik put troost en vertrouwen uit de wetenschap dat Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen ons heeft geleerd wat Nephi’s voorbeeld van doorzettingsvermogen betekent. Hij heeft gezegd:
‘Na twee vergeefse pogingen, was Nephi toch nog vol vertrouwen. Hij sloop de stad in en ging naar het huis van Laban zonder dat hij wist wat hij moest doen. Hij zegt daarover: “En ik werd door de Geest geleid, van tevoren niet wetende wat ik moest doen”, en het is van belang dat hij daar aan toevoegt: “Niettemin ging ik verder.” (1 Ne. 4:6–7; cursivering toegevoegd.)
‘Nephi was telkens weer bereid om zijn uiterste inzet te geven. Hij zei dat hij het geloof had dat hij geholpen zou worden. Hij weigerde ontmoedigd te raken. Maar omdat hij handelde, vertrouwde op de Heer, gehoorzaam was en zijn keuzevrijheid op de juiste wijze gebruikte, kreeg hij leiding. Hij werd stap voor stap tot succes geïnspireerd en kreeg volgens zijn moeder “kracht [om te] volbrengen wat de Heer hun had geboden” (1 Ne. 5:8; cursivering toegevoegd).’1
Dit beginsel van doorzetten beperkt zich uiteraard niet tot daten. Het geldt ook voor mensen die chronisch ziek zijn en er niet zo zeker van zijn dat ze blijmoedig een nieuwe dag vol pijn tegemoet kunnen zien; voor een echtpaar dat werkt aan problemen in hun huwelijksrelatie; voor ouders die al jaren bidden voor een afgedwaald kind; voor een tiener die op school gepest wordt met zijn of haar geloof; voor zendelingen die dagenlang hard hebben gewerkt zonder ook maar één zendelingenles te geven. Op de een of andere manier hebben wij allemaal opdracht om terug te gaan en de platen te halen.
En net als Nephi kunnen we het. Met moed, doorzettingsvermogen en geloof kunnen we alles volbrengen wat de Heer ons heeft geboden.