Ik moet gewoon naar de tempel
Een ongeluk, dagen en nachten in een bus, lange boottochten, en hoge reiskosten weerhielden deze Braziliaanse broeder er niet van om naar de tempel te gaan.
José Gonçalves da Silva werd wakker toen mensen zijn naam riepen. Het was donker en hij had geen idee waar hij was.
‘Ik sliep toen de bus kantelde’, herinnert José zich het ongeluk dat vroeg in de ochtend in januari 2008 plaatsvond. ‘Niemand wist waar ik was, omdat ik achterin de bus onder de bagage lag. Een paar broeders vonden mij toen ze de koffers begonnen op te rapen.’
Toen de buschauffeur de macht over het stuur verloor op een smalle, bochtige weg door het dichte regenwoud in het zuiden van Venezuela waren José en andere heiligen der laatste dagen uit Manaus (Brazilië) halverwege hun driedaagse reis naar de Caracastempel (Venezuela). José kwam er met een paar builen en schrammen vanaf, maar verschillende broeders en zusters moesten naar het ziekenhuis.
‘Je kunt beter maar niet meer naar de tempel gaan’, zeiden bezorgde familieleden tegen José, die tachtig was toen het ongeluk plaatsvond. Onverschrokken verklaarde hij echter: ‘Ik moet gewoon naar de tempel. Als de Heer het toestaat, ga ik weer.’
Hij begon onmiddellijk te sparen voor zijn vierde reis naar Caracas, die hij begin 2009 maakte. Deze tweedaagse busreis is voor broeder Gonçalves da Silva gemakkelijk vergeleken met de drie reizen die hij eerder maakte naar de São Paulotempel. Jarenlang was de São Paulotempel, die duizenden kilometers ten zuidoosten van Manaus staat, de dichtstbijzijnde tempel voor deze stad met twee miljoen inwoners in de noordelijke staat Amazonas. In 2005 ging Manaus deel uitmaken van het tempeldistrict Caracas.
Toen we nog naar São Paulo reisden, ‘namen we hier in Manaus de boot, waarop we in vier dagen naar Pôrto Velho, de hoofdstad van de staat Rondônia, voeren’, zegt José. ‘Daarna zaten we nog vier dagen in de bus naar São Paulo. Mijn vrouw is geen lid van de kerk, en toen ik in 1985 voor de eerste keer naar de tempel ging, ben ik alleen gegaan. Ik heb een nacht op het busstation in Pôrto Velho doorgebracht, omdat ik te laat aankwam en de bus al weg was. De volgende morgen vervolgde ik mijn reis naar São Paulo. Het was een mooie ervaring, maar ik was wel moe toen ik arriveerde.’
Hij werkte drie lange dagen in de tempel, waarna hij de reis van acht dagen terug naar huis maakte. Hij heeft een pensioentje en doet er een jaar over om zoveel opzij te leggen dat hij de tempelreis kan betalen.
‘Het is een offer, maar dat is het dubbel en dwars waard’, zegt broeder Gonçalves da Silva, die veel plaatsvervangend werk voor zijn familie heeft gedaan. ‘Ik voelde mij blij verheugd op de dag dat ik mij voor mijn vader liet dopen, iemand zich voor mijn moeder lieten dopen, en ik mijn vader vertegenwoordigde toen mijn ouders werden verzegeld. Het was een bijzonder geestelijke ervaring. Al mijn broers en zussen zijn al overleden, maar ik heb het werk voor hen in de tempel gedaan.
José is van mening dat de offers die deze verre tempelreizen met zich meebrengen de heiligen der laatste dagen in Manaus leren dankbaar te zijn voor de tempel die op een dag in Manaus in gebruik zal zijn. ‘Ik wacht in spanning op die dag’, zegt hij.
Toen José in 1980 tot de kerk toetrad, was er een kleine gemeente met twintig leden in Manaus. Sindsdien heeft de groei van de kerk daar een vlucht genomen. Er zijn nu 50 duizend leden in acht ringen.
‘Toen ik in 2007 hoorde dat er een tempel in Manuas kwam, huilde ik van vreugde. Ik bad de Heer dat ik lang genoeg zou mogen leven om de eerstespadesteking mee te mogen maken.’ Die volgde een jaar later. Nu bidt hij dat hij de opening van de tempel mag meemaken en dat zijn vrouw zich zal laten dopen, zodat ze zich kunnen laten verzegelen.
‘We weten niet wanneer we zullen sterven, maar we moeten voorbereid en blij zijn als die tijd komt’, zegt Gonçalves da Silva. ‘Ik kijk ernaar uit om in de tegenwoordigheid van mijn Vader in de hemel en mijn Heiland, Jezus Christus, terug te keren. Tempelwerk bereidt mij voor op die dag.’