2010
‘Weidt mijn schapen’
April 2010


‘Weidt mijn schapen’

‘Volg Mij en wijdt mijn schapen’ (LV 112:14).

‘Jezus zei tegen Petrus dat Hij zijn schapen moest weiden. Zo kon Petrus aan Jezus laten zien dat hij Hem liefhad.’

‘Mam, had Jezus een kudde schapen?’

‘Nee, liefje. Jezus wordt ook wel de Goede Herder genoemd, en wij zijn zijn schapen. Jezus leerde Petrus dat als we Jezus willen laten zien dat we Hem liefhebben, we anderen moeten helpen.’

‘Brengen we daarom zuster Jacobs na de gezinsavond een taart?’

‘Ja. Maar het zou fijn zijn als je zelf ook iets bedacht om zuster Jacobs te laten zien dat je haar liefhebt.’

Olivia bedacht wat ze kon doen. Het schoot haar te binnen dat mama en oma van haar tekeningen hielden.

‘Ik weet het! Ik maak een kaart voor zuster Jacobs met een tekening erop!’

Olivia tekende een prachtige regenboog. Aan de binnenkant van de kaart schreef ze: ‘Word gauw beter! Liefs, Olivia.’

Toen Olivia en haar familie bij zuster Jacobs huis aankwamen, vroeg mama aan zuster Jacobs hoe ze zich voelde. Zuster Jacobs begon te huilen.

‘Ik heb net gehoord dat ik morgen naar het ziekenhuis moet voor een operatie. Ik ben een beetje bang.’

Mama gaf zuster Jacobs de taart. En Olivia gaf haar de kaart die ze had gemaakt.

‘Dankjewel, Olivia. Met deze mooie kaart en die lieve glimlach op je gezicht voel ik me al veel beter.’

Olivia had het gevoel dat iemand haar hart omhelsde. Ze was blij dat ze Jezus kon helpen met het weiden van zijn schapen.