Het evangelie is voor iedereen
Aangepast overgenomen uit ‘Van vriend tot vriend’, De Ster, april 1999, K2–K4.
Toen ik elf was, verliet mijn familie Oost-Duitsland. Mijn ouders hadden een wasserij en ik bezorgde de schone was. Ik zag mooie rode fietsen op straat en ik wenste dat ik zo’n mooie fiets had om de was mee te bezorgen. Maar ik had een degelijk rijwiel nodig om de kar met was voort te trekken. Ik bezorgde de was vóór en na school met die zware kar achter mijn fiets. Met pijn in mijn hart zag ik dat andere kinderen buiten speelden. Maar iedereen in het gezin moest hard werken. Ik was een belangrijk onderdeel van ons familiebedrijf.
Toen ik ouder werd, besefte ik hoe goed het is om dingen te doen waarvan je niet weet dat ze belangrijk en goed voor je zijn. Toen ik nog heel klein was, kreeg ik een longziekte, die door niemand werd opgemerkt. Later in mijn leven meldde ik mij aan bij de luchtmacht. De artsen zagen vlekjes op mijn longen. Doordat ik steeds een zware kar had voortgetrokken, had mijn lichaam zich weten te herstellen. Ik had mijn weerstand opgebouwd. Ik was sterk geworden. De artsen zeiden dat de ziekte vanzelf was genezen en dat ik voor de medische keuring was geslaagd. Anders had ik geen piloot kunnen worden.
Als piloot vloog ik over de hele wereld. Ik werd de sterren, wolken en landschappen nooit moe. Ik zag de schoonheid van de verschillende landen en culturen. Doordat ik zo veel plaatsen bezocht en de mensen en de kerk in al die verschillende plaatsen zag, weet ik dat het evangelie voor iedereen is. Het maakt niet uit in welk land je woont of wat voor tradities je hebt. Het is het evangelie van Jezus Christus. Het woord van God is voor iedereen — of het nu in de Schrift is vastgelegd of gesproken wordt door levende profeten, of we het nu lezen in de kerkelijke tijdschriften of het horen in de algemene conferentie.