Onze oudere zendelingen
Zij zijn ‘als dauw van de Here, als regenstromen op het groene kruid.’
Als lid van het presidium van het gebied Azië heb ik een bijzonder voorrecht om me nuttig te maken in een deel van de wereld dat ik 45 jaar geleden als jonge zendeling was gaan liefhebben. Er is sindsdien veel veranderd. Wat toen het zendingsgebied Zuidelijk Deel Verre Oosten was, beslaat nu 25 zendingsgebieden. Enkele leden in een handjevol gemeentes zijn uitgegroeid tot een ledental van driekwart miljoen. De landen zijn bezaaid met kerkgebouwen en onze Aziatische leden kunnen bovendien naar de tempel.
Met de groei van de kerk in Azië ben ik een groep mensen gaan liefhebben en waarderen die niet op zoek is naar beloning, eer of enige andere wereldse vergoeding. Zij streven er uitsluitend naar om onze Vader in de hemel te verheerlijken. Het zijn onze oudere zendelingen: fijne, rijpe broeders en zusters die stilletjes en ijverig helpen om ‘het fundament van deze kerk te leggen en haar uit het verborgene en uit duisternis te brengen’ (LV 1:30).
Door hun ervaring, geloof, getuigenis en liefde zijn ze in staat om wonderen te verrichten bij het vestigen en versterken van de kerk in hun deel van de wijngaard van de Heer — van Ulaanbaator tot New Delhi. Zij zijn degenen die Micah beschrijft: ‘Het overblijfsel van Jakob zal te midden van vele volkeren zijn als dauw van de Here, als regenstromen op het groene kruid’ (Micah 5:7).
In veel gevallen waren ze verbaasd over de plaatsen waar ze naartoe werden geroepen. Sommigen van hen zouden als het ware misschien net als de profeet Jona liever Tarsis dan Ninevé hebben gekozen. Maar zij vluchtten niet ‘naar Tarsis, weg van het aangezicht des Heren’ of waren ‘drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster’ (Jona 1:3, 17). Zij wisten dat hun roeping van de Heer kwam en zij ‘lieten terstond hun netten liggen en volgden Hem’ (Matteüs 4:20).
Hun talrijke en uiteenlopende taken behelzen onder meer werk in tempels, lesgeven aan seminarie en instituut, werk verrichten in zendingskantoren, beheren van het permanent studiefonds, functies bekleden in gemeentes (onderwijzen, trainen en activeren), mensen begeleiden en ze helpen om hun werkvaardigheden en loopbaan te verbeteren, werk verrichten op het gebied van hun beroepsexpertise (rechten, financiën, technische vakgebieden, gezondheidszorg), coördinatie van humanitaire diensten, en hulpverlening bij overstromingen, aardbevingen en andere natuurrampen. Sommigen nemen zelfs deel aan het zoeken, onderwijzen en dopen van nieuwe leden!
Ouderling Phil Frandsen en zijn vrouw Brenda zijn zo’n echtpaar. Zij hebben een zending vervuld in Kaohsioeng (Taiwan). Naast zijn andere taken was ouderling Frandsen raadgever van de zendingspresident. Uit het volgende korte vraaggesprek met het echtpaar Frandsen blijkt wat veel echtparen van hun zending vinden, wat nuttig kan zijn voor hen die een zending overwegen.
Hoe bent u ertoe gekomen om een zending te overwegen?
Zuster Frandsen: ‘We hadden het al over een zending gehad sinds onze kinderen waren opgegroeid. Toen de tijd was aangebroken, was het moeilijk te beslissen waar we heen zouden gaan en wat we zouden doen. Na veel heen en weer gepraat, stelde mijn man voor om de keus aan de Heer over te laten. Toen we onze zendingsoproep hadden gekregen, had die niet opwindender kunnen zijn. We beschouwen het als een heel bijzondere zegen!’
Hoe was het om terug te keren naar uw oorspronkelijke zendingsveld?
Ouderling Frandsen: ‘Terugkeren na 44 jaar was echt fijn. In een gebied waar eens slechts een kleine gemeente in een huurgebouwtje was, staat nu een prachtig ringcentrum. Iemand die ik toen kende als jongetje van acht jaar, is nu een toegewijde ringpresident. De vooruitgang in dit deel van de wereld is echt enorm geweest. Elke dag is een nieuwe geestelijke ervaring voor mijn vrouw en mij, nu we mensen helpen om een getuigenis te krijgen of het te versterken.’
Vindt u dat er nuttig gebruik van u gemaakt wordt?
Ouderling Frandsen: ‘We hebben onze talenten en ervaring in kunnen zetten, en we hebben talenten ontdekt waar we ons niet bewust van waren. Ik heb veel van mijn kennis van de Chinese taal weer opgehaald. Mijn vrouw kan de telefoon aannemen in het Chinees en kan namen lezen voor het doorsturen van post. We vinden het opdoen van nieuwe vaardigheden goed voor onze oude hersenen!’
Maar hoe zit het met uw familie?
Zuster Frandsen: ‘Ik maakte me zorgen omdat we niet in de buurt van onze kinderen en kleinkinderen zouden zijn. Maar als oudere zendelingen hebben we verbazingwekkende nieuwe communicatietechnieken tot onze beschikking. In sommige opzichten hoor en zie ik nu meer van onze familie dan toen we thuis waren. We krijgen zeker vier kleinkinderen in onze tijd hier, wat we als een van de allergrootste zegeningen zien. Hoewel ik het zal missen dat ik de pasgeboren baby’s niet kan vasthouden, krijgen we van al die geboortes foto’s en video’s te zien. In plaats van ons bij onze familie weg te halen, heeft onze zending ons in veel opzichten een nauwere band met ze gegeven.’
Ouderling Frandsen: ‘In feite hebben we het gevoel dat we onze familie hebben uitgebreid door op zending te gaan. We zijn “grootouders” van de zendelingen. We zijn elke dag weer enthousiast dat jonge zendelingen hun zending met ons delen. We hebben ze lief — en zij ons! Vindt u het niet fijn om terugkerende zendelingen te horen vertellen over hun verkondiging van het evangelie? Wij horen die ervaringen dagelijks aan als ze nog vers zijn en goed in het geheugen liggen. De zendelingen rijpen en ze zien uitgroeien tot leiders en doelmatige leerkrachten in het evangelie is onbetaalbaar!’
Zuster Frandsen: ‘Tijdens onze afwezigheid hebben we toch nog thuis in Arizona wat zendingswerk gedaan. Twee van onze beste vrienden hebben de zendelingen thuis uitgenodigd. En onze dochter en haar man besloten om iemand over het evangelie te vertellen. Als gevolg daarvan heeft een van hun vrienden zich onlangs laten dopen. Hoe meer we anderen proberen te dienen, hoe meer zegeningen we ontvangen. Het is onmogelijk dat de Heer bij je in de schuld staat.’
Vindt u persoonlijk voldoening in het vervullen van een zending?
Ouderling Frandsen: ‘Zendingswerk is nooit saai! Er zijn elke dag zo veel nieuwe uitdagingen en avonturen. Naast onze kantoortaken geven we op zaterdagochtend Engelse les en op zondagochtend Evangelieleer. Twee keer per week geven we Engelse les aan teruggekeerde zendelingen die zich voorbereiden op een studie. En we nemen ook deel aan het zoeken en onderwijzen van onderzoekers. Elke kans om iets te doen, geeft nieuwe kansen om iemand in het evangelie te onderwijzen.’
Hebt u adviezen voor echtparen die een zending overwegen?
Zuster Frandsen: ‘Een van mijn grootste zorgen was onze gezondheid, maar we zijn juist gezegend met gezondheid. Ons zendelingenschema is gezond. We staan vroeg op, gaan vroeg naar bed, hebben dagelijks lichamelijke oefening en nemen voedzaam eten. De Heer zegent zendelingen met de kracht om hun werk te doen. Wees niet bang!’
Ouderling Frandsen: ‘Soms glimlachen we als de mensen thuis vinden dat we ons opofferen. De opoffering is maar piepklein in vergelijking met de zegeningen, de vreugde en de voldoening die God ons elke dag geeft.’
De ervaringen van het echtpaar Frandsen zijn kenmerkend voor de opmerkingen die we horen van andere oudere zendelingen in Azië. Onlangs werd een ander ouder echtpaar emotioneel toen hun werd verteld dat ze een maand eerder naar huis mochten om met Kerstmis thuis te zijn. We namen aan dat hun tranen vreugdetranen waren omdat ze met de Kerst herenigd zouden worden met hun kinderen en kleinkinderen. Maar we begrepen niet dat het eigenlijk tranen van verdriet waren. Ze wisten dat ze waarschijnlijk geen kans meer zouden krijgen om een andere zending te vervullen en daarom wilden ze nog een laatste kerstfeest in het zendingsveld vieren!’
Ik heb groot respect voor onze oudere zendelingen. Zij hebben echt de macht om in plaatsen waar dat nodig is het fundament van deze kerk te leggen en haar uit het verborgene en uit duisternis te brengen.