2010
God zal me zegenen
September 2010


God zal me zegenen

Julio Cesar Merlos (Texas, VS)

Ik was werkzaam in het kantoor van het zendingsgebied San Salvador (El Salvador) toen de zendingspresident me overplaatste naar een werkgebied dat al jaren dicht was. De leiders van de gemeente hadden gebeden en gevast dat de zendelingen zouden terugkeren, maar ze hadden zich ook op die gelegenheid voorbereid.

Toen ik daar aankwam, had elk gezin in de gemeente vrienden bereid gevonden om de zendelingen te ontvangen. Een lid stelde ons voor aan een mevrouw die Ana Oviedo heette. Ze verkocht fruit en zelfgemaakt brood op een van de drukste straathoeken van de stad. Op een zaterdagochtend was ze daar haar voedsel aan het verkopen. Wij vroegen of we haar thuis mochten bezoeken en een boodschap over Jezus Christus brengen. Dat vond ze goed.

Toen we die avond bij haar thuis kwamen, wachtte Ana met haar vier kinderen op ons. We stelden ons voor en gaven onze les. We kregen de ingeving om haar te vertellen over de zegeningen die voortvloeien uit sabbatsheiliging. We vertelden ook over de tiende en de beloften die de profeet Maleachi had gedaan (zie Maleachi 3:10–12).

Ana vertelde ons dat ze al voedsel had klaargemaakt voor de verkopen van de volgende dag — een zondag — zoals ze altijd deed. We spraken een gebed uit en vroegen onze hemelse Vader om dit arme gezin te zegenen, want ze hadden het inkomen van de moeder nodig.

De volgende dag waren we verbaasd toen we haar met haar kinderen in de kerk zagen. We heetten hen welkom en vroegen wat er was gebeurd met het voedsel dat ze had klaargemaakt voor de verkoop.

‘Broeders, ik heb gisteravond nagedacht over de beloften van God’, zei ze. ‘Hij zal me zegenen.’ En daar voegde ze aan toe: ‘Broeders, waar betaal ik mijn tiende?’

We waren geroerd door haar blijken van geloof en we baden dat de Heer onze gebeden voor haar gezin zou verhoren.

De volgende avond gingen we weer naar haar huis. Ze vergoot tranen van dankbaarheid omdat God haar die dag zo rijkelijk had gezegend. Ze zei dat ze al haar hele leven lang voedsel verkocht op die straathoek — van maandag tot en met zondag, van acht uur ’s morgens tot zes uur ’s avonds — en dat ze altijd onverkocht voedsel overhield. Maar die maandag was ze tegen één uur al helemaal uitverkocht.

Onze hemelse Vader had onze gebeden verhoord. De Heer bleef Ana zegenen en ze hoefde geen voedsel meer te verkopen op zondag. Al gauw lieten haar kinderen zich dopen, maar Ana’s man wilde geen toestemming geven voor haar doop. Ze bleef niettemin trouw aan het evangelie en bleef tot haar dood naar de kerk gaan.

Ik weet dat onze hemelse Vader zijn beloften houdt als wij met heel ons hart zijn geboden onderhouden.