Tot we elkaar weerzien
Hoop op de verzoening
Uit een toespraak, op 4 november 2008 gehouden aan de Brigham Young University. Ga voor de volledige Engelstalige tekst naar speeches.byu.edu.
Hoop moet niet slechts gebaseerd zijn op kennis en een getuigenis, maar ook op wat de verzoening voor ons persoonlijk betekent.
Ik heb met mensen gesproken die alle hoop kwijt waren. Zij waren van mening dat bekering niet meer mogelijk was en vergeving buiten hun bereik. Die mensen begrijpen niet de reinigende kracht van de verzoening. Of als ze dat wel doen, hebben zij Jezus Christus’ lijden in Getsemane en aan het kruis geen betekenis in hun leven gegeven. Eenieder van ons die de hoop op een gereinigd leven opgeeft, ontkent de omvang, kracht en reikwijdte van zijn lijden ten behoeve van ons.
Een paar jaar geleden was mijn taak om tijdens een ringconferentie met een 21-jarige jongeman te spreken om te kijken of hij waardig was om op zending te gaan. Nu is het zo dat algemene autoriteiten doorgaans geen gesprek met potentiële zendelingen hebben. Dat was dus ongebruikelijk. Toen ik las welke redenen aan dit gesprek ten grondslag lagen, huilde mijn hart. Deze jongen had ernstige zonden begaan. Ik vroeg mij af waarom mij gevraagd was met iemand met een dergelijk verleden te spreken, de kans dat ik hem als zendeling kon voordragen was gering.
Na de zaterdagavondbijeenkomst van de conferentie ging ik voor het gesprek naar de kamer van de ringpresident. Terwijl ik daar wachtte, kwam er een knappe, stralende jongeman binnen. Het was duidelijk dat hij met mij wilde praten, maar aangezien ik een afspraak had met een verknipte jongeman, wist ik niet goed wat ik tegen hem moest zeggen. Toen stelde hij zich voor. Hij was de jongeman met wie ik een gesprek moest hebben.
In de beslotenheid van de kamer stelde ik hem slechts één vraag: ‘Waarom heb ik een gesprek met je?’
Hij verhaalde me zijn verleden. Toen hij daarmee klaar was, begon hij uit leggen welke stappen hij had genomen en hoezeer hij had geleden. Hij sprak over de verzoening — de oneindige kracht van de verzoening. Hij gaf zijn getuigenis en zei hoeveel hij van de Heiland hield. En toen zei hij: ‘Ik geloof dat het lijden van de Heiland in Getsemane en zijn offer aan het kruis groot genoeg waren om zelfs zo iemand als ik te redden.’
Geroerd door zijn nederigheid en door de Geest, zei ik: ‘Ik zal je voordragen als vertegenwoordiger van Jezus Christus.’ En vervolgens zei ik: ‘Ik wil slechts één ding van je vragen. Ik wil dat je de beste zendeling van de hele kerk wordt. Meer niet.’
Drie of vier maanden later hadden mijn vrouw en ik een spreekbeurt aan een opleidingscentrum voor zendelingen. Na afloop van de devotional sprak ik nog wat na met een paar zendelingen toen ik iemand zag die mij bekend voorkwam.
Hij vroeg: ‘Kent u mij nog?’
Enigszins van mijn stuk zei ik: ‘Het spijt me. Ik zou niet weten waar ik je van zou moeten kennen.’
Toen zei hij: ‘Dan zal ik het u vertellen. Ik ben de beste zendeling van het opleidingscentrum voor zendelingen.’ En ik geloofde hem.
De hoop van deze jongeman was niet louter gebaseerd op kennis en een getuigenis van de verzoening, maar ook op wat die voor hem persoonlijk betekende. Hij begreep dat die voor hem persoonlijk gold! Hij kende de kracht van de verzoening en de hoop die wordt verschaft als alles verloren en hopeloos lijkt.