De verzoening en de reis door het sterfelijk leven
Naar een toespraak, gehouden tijdens een devotional aan de Brigham Young University op 23 oktober 2001. De volledige Engelstalige tekst vindt u op speeches.byu.edu.
De helpende kracht van de verzoening geeft ons de kracht om een beter mens te zijn en meer goed te doen en te dienen dan onze verlangens en onze capaciteiten toelaten.
Het voornaamste doel van het evangelie van onze Heiland is kort samengevat door president David O. McKay (1873–1970): ‘Het doel van het evangelie is (…) om slechte mensen goed te maken en goede mensen beter, en de menselijke aard te veranderen.’1 Aldus is het doel van de reis door het sterfelijk leven te vorderen van slecht naar goed naar beter en de machtige verandering te ervaren — onze gevallen staat te veranderen (zie Mosiah 5:2).
Het Boek van Mormon is onze reisgids op het pad van slecht naar goed naar beter en bij onze inspanningen om een verandering van hart door te maken. Koning Benjamin onderwijst in de reis door het sterfelijk leven en de rol van de verzoening om die reis succesvol af te leggen: ‘Want de natuurlijke mens is een vijand van God, en is dat vanaf de val van Adam is geweest, en zal dat voor eeuwig en altijd zijn, tenzij hij zich overgeeft aan de ingevingen van de Heilige Geest en de natuurlijke mens aflegt en een heilige wordt door de verzoening van Christus, de Heer’ (zie Mosiah 3:19; cursivering toegevoegd).
Ik wil uw aandacht vestigen op twee specifieke zinsneden. Ten eerste: ‘de natuurlijke mens aflegt.’ De reis van slecht naar goed is het proces waarmee we de natuurlijke mens in ons afleggen. In het sterfelijk leven worden we alle verleid door het vlees. De elementen waaruit ons lichaam is geschapen, zijn van nature gevallen en daardoor onderhevig aan de krachten van zonde, verderf en dood. Maar we kunnen ons vermogen, waarmee we de verlangens van het vlees en verleidingen ‘door de verzoening van Christus’ overwinnen, vergroten. Als we fouten maken, als we overtreden en zondigen, kunnen we ons bekeren en rein worden door de verlossende kracht van de verzoening van Jezus Christus.
Ten tweede:’een heilige wordt.’ Deze zinsnede omschrijft de voortzetting en het tweede deel van de levensreis, namelijk ‘goede mensen beter’ maken of met andere woorden meer op een heilige gaan lijken. Dit tweede deel van de reis, dit proces waarmee we van goed naar beter gaan, is een onderwerp dat we niet vaak genoeg bestuderen of prediken, en evenmin adequaat begrijpen.
Ik vermoed dat veel leden van de kerk veel meer vertrouwd zijn met de essentie van de verlossende en reinigende kracht van de verzoening dan met de versterkende en helpende kracht. Het is goed om te weten dat Jezus Christus naar de aarde is gekomen om voor ons te sterven — dat is fundamenteel en elementair aan de leer van Christus. Maar we dienen het ook te waarderen dat de Heer verlangt om door zijn verzoening en de macht van de Heilige Geest in ons te leven — ons niet alleen te leiden, maar ook bij te dragen tot onze zelfverwezenlijking.’
De meesten van ons begrijpen dat we na een fout hulp nodig hebben om de gevolgen van de zonde in ons leven teniet te doen. De Heiland heeft de prijs voldaan en heeft het ons mogelijk gemaakt om rein te worden door zijn verlossende kracht. De meesten van ons begrijpen dat de verzoening voor zondaars is. Ik ben er echter niet zeker van dat we begrijpen en beseffen dat de verzoening ook voor heiligen is — voor goede mannen en vrouwen die gehoorzaam, waardig en gewetensvol zijn, en die ernaar streven om een beter mens te worden en getrouw te dienen. Misschien geloven we ten onrechte dat we de reis van goed naar beter en naar heiligheid helemaal alleen moeten maken door onze mentale moed, wilskracht en discipline aan te spreken, en onze duidelijk ontoereikende capaciteiten in te zetten.
Het evangelie van de Heiland draait niet louter om het mijden van slechte zaken; het draait in essentie ook om goed doen en goed worden. En de verzoening biedt ons de hulp om het slechte te overwinnen en te mijden én om goed te doen en goed te worden. De hulp van de Heiland staat ons de hele sterfelijke reis ter beschikking — van slecht naar goed naar beter en om een verandering in de kern van ons wezen aan te brengen.
Ik bedoel daarmee niet dat de verlossende en helpende krachten van de verzoening afzonderlijk en verschillend zijn. Deze twee dimensies van de verzoening houden verband met elkaar en vullen elkaar aan; ze behoren beide te functioneren gedurende alle fases van de levensreis. En het is voor ieder van ons van eeuwig belang om in te zien dat beide van deze essentiële elementen van de levensreis — zowel de natuurlijke mens afleggen als een heilige worden, zowel het slechte overwinnen als goed worden — worden bewerkstelligd door de kracht van de verzoening. Wilskracht, vastberadenheid, motivatie, goede planning en doelstellingen zijn noodzakelijk, maar zijn uiteindelijk onvoldoende om deze reis door het sterfelijk leven met goed gevolg te voltooien. We moeten echt gaan vertrouwen op ‘de verdiensten en de barmhartigheid en de genade van de heilige Messias’ (2 Nephi 2:8).
Genade en de helpende kracht van de verzoening
Uit de Bible Dictionary leren we dat het woord genade in de Schriften vaak gebruikt wordt om te wijzen op een versterkende, helpende kracht.
‘[Genade is] een woord dat vaak in het Nieuwe Testament voorkomt, vooral in de brieven van Paulus. De belangrijkste betekenis van het woord is: goddelijke middelen van hulp of kracht, door middel van de overvloedige barmhartigheid en liefde van Jezus Christus.
Door de genade van de Heer Jezus, die door zijn zoenoffer mogelijk wordt gemaakt, kan de mens onsterfelijk worden, waarbij ieder zijn lichaam na de dood terugkrijgt in een onsterfelijke toestand. En door middel van de genade van de Heer kunnen mensen door geloof in de verzoening van Jezus Christus en door bekering van hun zonden, de kracht en de hulp ontvangen om de goede werken te verrichten die zij anders, op eigen kracht, niet hadden kunnen verrichten. Deze genade is een helpende kracht die mensen in staat stelt om het eeuwig leven te krijgen en verhoogd te worden na zich tot het uiterste ingezet te hebben.’2
Genade is de goddelijke bijstand en hemelse hulp die ieder van ons hard nodig heeft om voor het celestiale koninkrijk in aanmerking te komen. Aldus geeft de helpende kracht van de verzoening ons de kracht om goed te doen en te zijn, om beter te dienen dan onze verlangens en onze capaciteiten toelaten.
Als ik het woord genade tegenkom in mijn Schriftstudie zet ik daar vaak de term ‘helpende kracht’ voor in de plaats. Denk bijvoorbeeld aan het vers dat we allemaal kennen: ‘Want we weten dat wij, na alles wat wij kunnen doen, door de genade worden gered’ (2 Nephi 25:23). Ik ben van mening dat dit belangrijke aspect van de verzoening ons duidelijker zal worden als we voor het woord genade ‘schragende en versterkende kracht’ in de plaats zetten.
Illustraties en implicaties
Het doel van de reis door het sterfelijk leven is van slecht naar goed naar beter over te gaan en onze gevallen staat af te leggen. Het Boek van Mormon bevat vele voorbeelden van discipelen en profeten die zich bewust waren van de helpende kracht van de verzoening, die deze begrepen en er tijdens hun levensreis door waren veranderd. Als we deze heilige kracht beter gaan begrijpen, zal dat ons evangelisch perspectief in grote mate verruimen en verrijken. Zo’n perspectief zal ons op opmerkelijke manieren veranderen.
Nephi is een voorbeeld van iemand die de helpende kracht van de Heiland kende, begreep en erop vertrouwde. U herinnert zich dat de zoons van Lehi naar Jeruzalem waren teruggekeerd om Ismaël en zijn gezin voor hun zaak te winnen. Laman en anderen in het gezelschap dat daarna met Nephi uit Jeruzalem de wildernis introk, rebelleerden en Nephi spoorde zijn broers aan om geloof in de Heer te hebben. Het was op dit punt in hun reis dat Nephi’s broers hem vastbonden en zijn dood beraamden. Let op het gebed van Nephi: ‘O Heer, wil mij, naar mijn geloof in U, uit de handen van mijn broeders bevrijden; ja, geef mij kracht dat ik deze banden waarmee ik ben gebonden, mag verbreken’ (1 Nephi 7:17; cursivering toegevoegd).
Weet u waar ik hoogstwaarschijnlijk om had gebeden als ik door mijn broers zou zijn vastgebonden? ‘Wilt U mij alstublieft nú uit deze rotzooi halen!’ Ik vind het vooral interessant dat Nephi niet bad of God zijn omstandigheden wilde veranderen. Nee, hij bad voor de kracht om zelf zijn omstandigheden te veranderen. En ik geloof dat hij juist op deze manier bad omdat hij de helpende kracht van de verzoening kende, begreep en had ervaren.
Ik denk niet dat de koorden waarmee Nephi was vastgebonden op magische wijze van zijn polsen en armen zijn gevallen. Ik vermoed eerder dat hij met het doorzettingsvermogen en de lichamelijke kracht gezegend werd die zijn eigen kracht te boven gingen, en dat hij toen ‘in de kracht des Heren’ (Mosiah 9:17) aan de koorden trok en wrong en sjorde, en uiteindelijk letterlijk in staat was om de koorden te breken.
De implicatie van deze episode is duidelijk voor ieder van ons. Doordat u en ik de helpende kracht van de verzoening gaan begrijpen en gebruiken, zullen we bidden om de kracht om zelf onze omstandigheden te veranderen, niet om dat aan God over te laten. We gaan dan handelen in plaats van met ons te laten handelen, dan zijn we actief in plaats van passief (zie 2 Nephi 2:14)
Overweeg het voorbeeld in het Boek van Mormon waarin Alma en zijn volk door Amulon werden vervolgd. De stem van de Heer kwam tot dit goede volk in hun ellende en sprak:
‘Ik [zal] de lasten verlichten, die op uw schouders zijn gelegd, zodat gij ze zelfs niet op uw rug kunt voelen.(…) …
‘En nu geschiedde het dat de lasten die Alma en zijn broeders waren opgelegd, licht werden gemaakt; ja, de Heer versterkte hen, zodat zij hun lasten met gemak konden dragen, en zij onderwierpen zich welgemoed en met geduld aan de gehele wil des Heren’ (Mosiah 24:14–15; cursivering toegevoegd).
Wat werd er in deze episode veranderd? Het was niet de last die lichter werd; het volk werd niet onmiddellijk verlost van de problematische gevolgen van de vervolging. Maar Alma en zijn volgelingen werden gesterkt, en hun toegenomen vermogens en krachten maakten de last die zij droegen lichter. Deze goede mensen werden gesterkt door de verzoening, zodat ze konden handelen en invloed op hun omstandigheden konden uitoefenen. En ‘in de kracht des Heren’ werden Alma en zijn volk veilig naar het land Zarahemla geleid.
U vraagt zich misschien af wat deze episode met Alma en zijn volk tot een voorbeeld maakt van de helpende kracht van de verzoening. Het antwoord wordt gevonden in een vergelijking van Mosiah 3:19 en Mosiah 24:15.
‘En de natuurlijke mens aflegt en een heilige wordt door de verzoening van Christus, de Heer en wordt ‘als een kind: onderworpen, zachtmoedig, ootmoedig, geduldig, vol liefde, gewillig zich te onderwerpen aan alles wat de Heer goeddunkt hem op te leggen, ja, zoals een kind zich aan zijn vader onderwerpt’ (Mosiah 3:19; cursivering toegevoegd).
Als we vorderingen maken op de reis door het sterfelijk leven van slecht naar goed naar beter, als we de natuurlijke mens in ons afleggen, en als we ernaar streven een heilige te worden en ons wezen verandering ondergaat, geven de eigenschappen genoemd in dit vers aan tot wat voor persoon u en ik ons aan het ontwikkelen zijn. We worden meer als een kind, onderworpener, geduldiger, gewilliger ons te onderwerpen.
Laten we die eigenschappen in Mosiah 3:19 eens vergelijken met de eigenschappen waarmee Alma en zijn volk werden omschreven: ‘En zij onderwierpen zich welgemoed en met geduld aan de gehele wil des Heren’ (Mosiah 24:15; cursivering toegevoegd).
Ik vind de overeenkomsten tussen de eigenschappen in deze verzen treffend en een aanwijzing dat Alma en zijn volk betere mensen aan het worden waren door de helpende kracht van de verzoening van Christus de Heer.
U herinnert zich het verhaal over Amulek in Alma 14. In dit incident waren vele getrouwe heiligen de vuurdood gestorven, en deze twee dienstknechten van de Heer waren gevangengezet en geslagen. Overweeg deze smeekbede van Alma toen ze in de gevangenis zaten: O Heer, geef ons kracht naar ons geloof, dat in Christus is, ja, tot bevrijding’ (Alma 14:26 cursivering toegevoegd).
Ook hier zien we Alma’s begrip van en vertrouwen in de helpende kracht van de verzoening weerspiegeld in zijn smeekbede. En zie wat het gevolg van zijn gebed was:
‘En zij verbraken de touwen waarmee zij gebonden waren; en toen de mensen dat zagen, begonnen zij weg te vluchten, omdat zij door de vrees voor vernietiging werden bevangen.(…) …
En Alma en Amulek kwamen uit de gevangenis tevoorschijn, en zij waren ongedeerd, want de Heer had hun kracht geschonken volgens hun geloof, dat in Christus was’ (Alma 14:26, 28; cursivering toegevoegd).
Nogmaals zijn we getuige van de helpende kracht in het leven van goede mensen die kampen met het kwaad en ernaar streven om nog beter te worden en doeltreffender ‘in de kracht des Heren’ te dienen.
Ook leren we veel uit nog een voorbeeld uit het Boek van Mormon. In Alma 31 geeft Alma leiding aan een zending om de afvallige Zoramieten terug te winnen, die hun Rameumptom hadden gebouwd en daarop een voorgeschreven, hoogmoedig gebed uitspraken.
Let op het verzoek om kracht in Alma’s gebed: ‘O Heer, wilt Gij mij kracht geven, opdat ik dit leed, dat mij wegens de ongerechtigheid van dit volk zal treffen, met geduld zal kunnen doorstaan’ (Alma 31:31; cursivering toegevoegd).
Alma bidt ook dat zijn zendingscollega’s dezelfde zegen mogen ontvangen: ‘O Heer, wilt Gij hun kracht geven, opdat zij hun leed, dat hen wegens de ongerechtigheid van dit volk zal treffen, zullen kunnen dragen’ (Alma 31:33; cursivering toegevoegd).
Alma bad niet dat ze geen leed zouden hebben. Hij wist dat hij een gevolmachtigde van de Heer was, en hij bad om de kracht om te handelen en zijn situatie te beïnvloeden.
Het kernpunt van dit voorbeeld staat in het laatste vers van Alma 31: [De Heer] gaf hun ook kracht, zodat zij generlei benauwingen zouden lijden, die niet zouden worden verzwolgen door de vreugde in Christus. Nu was dat volgens het gebed van Alma, en wel omdat hij in geloof bad’ (vers 38; cursivering toegevoegd).
De benauwingen werden niet weggenomen. Maar Alma en zijn collega’s werden gesterkt en gezegend door de helpende kracht van de verzoening, zodat zij ‘generlei benauwingen zouden lijden die niet zouden worden verzwolgen door de vreugde in Christus’. Wat een geweldige zegen. En een les die we allemaal zouden moeten leren.
Voorbeelden van de helpende kracht komen niet alleen in de Schriften voor. Daniel W. Jones was in 1830 in Missouri (VS) geboren en in 1851 in Californië (VS) tot de kerk toegetreden. In 1856 nam hij deel aan de reddingsactie voor de handkarkonvooien die in Wyoming in de sneeuw waren gestrand. Toen de reddingsbrigade de noodlijdende heiligen had gevonden, zoveel mogelijk hulp had geboden en de zieken en zwakken op transport naar Salt Lake City had gezet, boden Daniel en verschillende andere jonge mannen aan achter te blijven en de bezittingen van het konvooi te bewaken. Het rantsoen waar Daniel en zijn metgezellen op moesten leven, was karig en al snel op. Het volgende citaat uit het dagboek van Daniel Jones werpt licht op de gebeurtenissen die volgden.
‘Er was al snel zo weinig wild dat we niets konden doden. We aten al het schrale vlees op, dat de honger niet echt stilde. Dat was al snel op, ons restten alleen de huiden. Die probeerden we op te eten. Veel ervan werd gekookt en gegeten zonder specerijen en we werden er allemaal ziek van.(…) …
‘Het zag er niet best voor ons uit, want alles wat we hadden, waren de schrale rauwe huiden van gestorven vee. We vroegen de Heer wat we moesten doen. De broeders morden niet, maar vertrouwden op God. (…) Uiteindelijk kreeg ik een idee en vertelde de anderen hoe ze de huiden moesten koken; hoe ze het haar er af konden schrapen en branden; dat had tot gevolg dat de slechte smaak verdween die het uitwassen ze gaf. Na de huiden te hebben geschraapt, kook die dan een uur in ruim water, waarna het water, dat alle lijm eruit had gekookt, werd weggegooid. Was en schraap de huid daarna grondig, was die in koud water, kook die nogmaals tot er gelei ontstaat, laat dat koud worden, en bestrooi het daarna met een beetje suiker. Dat was heel wat werk, maar we hadden toch niet veel te doen en het was beter dan sterven.
‘We vroegen de Heer onze maag te zegenen, zodat die bestand zouden zijn tegen dit voedsel. (…) Iedereen leek van dit feestmaal te genieten. We hadden drie dagen niet gegeten, voordat we deze tweede poging waagden. We aten deze delicatesse ongeveer zes weken lang en genoten ervan.’3
In die omstandigheden had ik waarschijnlijk om ander voedsel gebeden: ‘Hemelse Vader, wilt u ons zegenen met een kwartel of een bizon.’ Ik zou er waarschijnlijk niet aan hebben gedacht om te bidden dat mijn maag gesterkt zou worden en bestand zou zijn tegen het voedsel dat we hadden. Waar was Daniel W. Jones zich van bewust? Hij was zich bewust van de helpende kracht van de verzoening van Jezus Christus. Hij bad niet of er verandering in zijn omstandigheden mocht komen. Hij bad om de kracht om het beste te maken van zijn omstandigheden. Net zoals Alma en zijn volk, Amulek en Nephi waren gesterkt, had Daniel W. Jones het geestelijke inzicht om te weten waarom hij moest vragen in dat gebed.
De helpende kracht van de verzoening van Christus geeft ons de kracht om datgene te doen wat we zelf nooit voor elkaar zouden krijgen. Soms vraag ik mij af wij in onze moderne wereld van comfort — in onze wereld van magnetrons, mobiele telefoons, auto’s met airconditioning en gerieflijke huizen — ooit zullen leren om te erkennen dat we dagelijks afhankelijk zijn van de helpende kracht van de verzoening.
Mijn vrouw is een geweldig getrouwe en competente vrouw, en ik heb uit haar stille voorbeeld belangrijke lessen geleerd over de versterkende kracht. Ik heb haar gadegeslagen terwijl ze te kampen had met intense ochtendziekte — of eigenlijk de hele dag acht maanden lang — gedurende elk van haar drie zwangerschappen. Samen baden we om een zegen voor haar, maar dat veranderde niets aan haar lichamelijke toestand. In plaats daarvan ontving ze de kracht om te doen wat ze niet op eigen kracht kon doen. Door de jaren heen heb ik ook gezien hoe ze de kracht kreeg die haar in staat stelde om te gaan met de spot en hoon van een seculiere samenleving, omdat zij acht sloeg op profetische raad om het gezin en het opvoeden van kinderen de hoogste prioriteit te geven. Ik dank Susan en breng haar hulde voor de waardevolle lessen die ik van haar heb geleerd.
De Heiland weet en begrijpt het
Uit Alma 7 leren we hoe en waarom de Heiland in staat is ons van helpende kracht te voorzien:
‘En Hij zal uitgaan en pijnen en benauwingen en allerlei verzoekingen doorstaan; en wel opdat het woord wordt vervuld dat zegt dat Hij de pijnen en ziekten van zijn volk op Zich zal nemen.
‘En Hij zal de dood op Zich nemen, opdat Hij de banden des doods moge verbreken, die zijn volk binden, en Hij zal hun krankheden, op Zich nemen, zodat naar het aardse lichaam zijn hart van barmhartigheid moge worden vervuld, opdat Hij volgens het aardse lichaam zal kunnen weten, hoe zijn volk hulp te verlenen volgens hun krankheden’ (Alma 7:11–12; cursivering toegevoegd).
De Heiland heeft niet alleen voor onze zonden geleden, maar ook voor de ongelijkheid, de onbillijkheid, de pijn, de smart en de emotionele kwellingen die ons zo vaak overvallen. Er is geen lichamelijke pijn, geen zielenleed, geen psychische pijn, geen ziekte of zwakte die u en ik ooit hebben ondergaan op onze levensreis die niet eerst door de Heiland is ervaren. U en ik roepen misschien in een moment van zwakte uit: ‘Niemand begrijpt me. Niemand weet wat ik doormaak.’ Misschien weet geen mens wat u doormaakt. Maar de Zoon van God begrijpt het volmaakt, want Hij heeft onze lasten gedragen en gevoeld, voordat wij dat deden. En omdat Hij de hoogste prijs heeft voldaan en die last heeft gedragen, heeft Hij een volmaakt invoelingsvermogen en kan Hij zijn arm van barmhartigheid in zoveel fases van ons leven uitstrekken. Hij kan zijn hand uitstrekken, ons aanraken, onze toevlucht zijn — d.w.z. onze bescherming, troost, hulp, steun zijn — en ons zo sterken dat we meer kunnen zijn dan we ooit zelf zouden kunnen bewerkstelligen, en ons helpen om datgene te doen wat we nooit zelf zouden kunnen doen, omdat het ons aan de capaciteiten ontbreekt.
‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven;
‘Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen;
‘want mijn juk is zacht en mijn last is licht’ (Matteüs 11:28–30).
Ik waardeer het oneindige en eeuwige offer van de Heer Jezus Christus en geef er mijn getuigenis van. Ik weet dat de Heiland leeft. Ik heb zowel zijn verlossende kracht als zijn helpende kracht ervaren en ik getuig dat deze krachten er zijn en dat ze ons ter beschikking staan. Voorwaar, ‘in de kracht des Heren’ kunnen we op onze reis door het sterfelijk leven alles doen en overwinnen.