Ik ga dood!
Ramona Ross (Tennessee, VS)
Ik werkte als verpleegster op een drukke uitslaapafdeling en kreeg op een dag een telefoontje over een patiënt die Bill heette en zojuist een operatie had ondergaan. Hij had naar een andere afdeling moeten gaan, maar omdat die vol was, was hij naar die van mij doorverwezen.
Al snel arriveerde de patiënt met zijn gezin. Ik was blij dat hij bij zijn positieven was, wist waar hij was en het zo te zien goed maakte.
Na een aantal tests te hebben gedaan en hem en zijn gezin op hun gemak te hebben gesteld, liep ik de gang in om een aantekening in zijn medisch dossier te maken. Net toen ik mijn pen op het papier zette, hoorde ik een stem zeggen: ‘Ga terug naar zijn kamer.’ Ik legde mijn pen neer en keek achterom. Er was niemand te zien. Ik dacht dat ik mij de stem had ingebeeld, maar toen hoorde ik de stem weer — dit keer harder.
Ik rende terug naar Bills kamer en daar aangekomen zag ik dat zijn nek twee keer zo dik was en dat hij moeilijk ademhaalde. Daar ik ervan uitging dat zijn halsslagader was geperforeerd, drukte ik met mijn rechterhand op zijn nek, terwijl ik met mijn linkerhand de neuroradioloog belde die de operatie had verricht. De chirurg zei dat hij zo spoedig mogelijk een team zou sturen om Bill op te halen. ‘En haal in geen geval je hand weg!’
Terwijl ik druk bleef uitoefenen, zag ik dat er een bekend boek van de kerk bij Bills bed lag. ‘Ben je lid van de kerk?’, vroeg ik.
Hij probeerde te knikken en zei mij toen dat hij een verordeningswerker in de Atlantatempel (Georgia, VS) was. Toen knipperde hij met zijn ogen en zei: ‘Ik ga dood!’
Ik zei tegen hem dat hij niet dood ging en vervolgens met grote stelligheid: ‘Ik ga volgende maand in de Atlantatempel trouwen, en ik ga ervan uit dat jij daar ook bij bent.’ Daarna arriveerde het operatieteam, dat Bill snel wegvoerde.
In alle drukte rond mijn trouwplannen in de daaropvolgende maand was ik Bill bijna vergeten die, zo bleek later, verkeerd op de medicatie had gereageerd. Maar toen de mater mij op mijn trouwdag voorging naar de verzegelkamer, zag ik een bekend gezicht: Bills vrouw, Georgina. Toen ik tegen haar zei dat ik op het punt stond om in het huwelijk te treden, ging ze op zoek naar haar man. Vlak voor de ceremonie begon, ging de deur open en kwam hij binnen. Na weken van hoofdpijn, misselijkheid en vermoeidheid had Bill zich die dag sterk genoeg gevoeld om naar de tempel te gaan, zonder te beseffen dat het mijn trouwdag was.
Twee jaar later werden mijn man en ik geroepen als verordeningswerkers in de Nashvilletempel (Tennessee). Toen we bij de tempel kwamen om te worden aangesteld, werd ik binnengelaten door iemand die mij begroette met de woorden: ‘Welkom in de Nashvilletempel!’ Het was broeder Bill.
We werkten drie jaar samen. Bill vertelde iedereen die het maar horen wilde dat ik zijn leven had gered, maar ik wist dat de Heer hem had gered. En Hij had mij en passant geleerd hoe belangrijk het is om gehoor te geven aan de ingevingen van de Geest.