2015
Hulp zoeken
Oktober 2015


Hulp zoeken

De auteur woont in Utah (VS).

Het was al na middernacht, maar Tate wist dat het tijd was om te praten.

‘Hemelse Vader, bid ik weer, leid en help mij elke keer’ (Children’s Songbook, 19).

Product Shot from October 2015 Liahona

Tate lag wakker in het donker en probeerde de tranen te bedwingen. Hij had om hulp gebeden, maar het leek wel of er een donkere wolk boven hem hing, waardoor de Geest werd tegengehouden.

‘Maar als ik dat verschrikkelijke tv-programma nooit meer kan vergeten?’ dacht hij.

Enkele dagen daarvoor had hij zijn huiswerk snel af en had hij de televisie aangezet. Maar hij had niet verwacht om zoiets op het scherm te zien. Tate was zo geschokt dat hij de televisie niet meteen uitzette.

Dat deed hij niet expres. Hij had dat echt niet willen zien, maar nu kon hij het maar niet vergeten. Soms zag hij het op school of tijdens het eten weer in zijn gedachten — zelfs in de kerk. Op die momenten was hij blij dat zijn ouders zijn gedachten niet konden lezen. Zijn ouders hadden hem geleerd dat hij niet naar plaatjes van blote mensen mocht kijken. Hij wist dat ze ook niet wilden dat hij naar gewelddadige programma’s, films en videospelletjes keek.

‘Nu weet ik waarom’, mompelde Tate in zichzelf.

Tate kwam uit bed om weer te bidden. Wat kon hij doen?

‘Hemelse Vader’, fluisterde Tate. ‘Help me alstublieft om niet meer te denken aan wat ik heb gezien.’ Hij veegde zijn tranen weg en luisterde. Zijn hart klopte sneller. Hij dacht dat de Heilige Geest hem iets influisterde. Maar dat was niet wat hij wilde horen.

Hij moest er met zijn ouders over praten?

‘Waarom?’ vroeg Tate zich af. Hij was geen klein kind meer dat midden in de nacht naar zijn ouders ging. En er dan met ze over praten? Hij schaamde zich en voelde zich weer misselijk.

Toen kreeg hij een duidelijke gedachte: onze hemelse Vader wilde dat hij gelukkig was. Onze hemelse Vader wilde dat hij de Geest weer zou voelen, dat hij aan goede dingen dacht en dat hij eerlijk tegen zijn ouders was. Hij wilde vooral dat Tate een waardige Aäronisch-priesterschapsdrager zou worden als hij over enkele maanden twaalf werd. Tate begon te begrijpen dat hij ongelukkig zou blijven als hij niemand zou vertellen wat hij had gezien.

Hij wist dat hij hulp nodig had — en de Heilige Geest had hem laten weten waar hij die hulp kon vinden

Tate keek naar de wekker naast zijn bed. Het was al bijna één uur in de nacht. Hij stond op en liep door de donkere gang naar de slaapkamer van zijn ouders. Hij slikte gespannen en klopte op de deur.

‘Mam? Pap?’

‘Ben jij dat, Tate?’ klonk de slaperige stem van zijn moeder.

‘Is er iets aan de hand?’ vroeg papa.

‘Ja’, zei Tate. ‘Kunnen we even praten? En kan ik misschien een zegen krijgen?’

Papa deed het lampje naast zijn bed aan en liet Tate binnenkomen. Voor het eerst in dagen voelde Tate warmte, hoop en licht.

Illustratie Mark Robison